Op 10 juli 2025 heeft de Rechtbank Den Haag een beschikking gegeven in een zaak betreffende het gezamenlijk gezag over een minderjarige. Het verzoek tot gezamenlijk gezag was ingediend door de man, die op 16 januari 2024 zijn verzoek indiende. De rechtbank had eerder op 28 februari 2025 al een voorlopige beslissing genomen, waarbij het verzoek tot gezamenlijk gezag werd aangehouden tot 1 augustus 2025. De man diende voor deze datum een akte van erkenning in, wat leidde tot de behandeling van het verzoek tot gezamenlijk gezag.
In de beschikking van 10 juli 2025 heeft de rechtbank vastgesteld dat de erkenning van de minderjarige door de man is gerealiseerd. De rechtbank heeft de afspraken over de omgang met de minderjarige bevestigd, waarbij de minderjarige op specifieke dagen bij de man en de moeder zal zijn. De rechtbank heeft ook kennisgenomen van de stukken, waaronder het F9-formulier van de man met de akte van erkenning als bijlage.
De rechtbank heeft geoordeeld dat partijen het erover eens zijn dat zij gezamenlijk gezag over de minderjarige zullen uitoefenen. Gezien de ontvangen akte van erkenning heeft de rechtbank het verzoek tot gezamenlijk gezag toegewezen. De beschikking is uitgesproken ter openbare zitting en is uitvoerbaar bij voorraad.