ECLI:NL:RBDHA:2025:12788

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
16 juli 2025
Publicatiedatum
16 juli 2025
Zaaknummer
09/236138-24
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor levensbeëindiging op verzoek door bejaarde man die zijn echtgenote heeft gedood door haar te smoren

Op 16 juli 2025 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaak tegen een bejaarde man die zijn echtgenote heeft gedood door haar te smoren. De verdachte, geboren in 1946, heeft op 19 juli 2024 in Delft het leven van zijn vrouw beëindigd op haar uitdrukkelijke en ernstige verlangen. De rechtbank oordeelde dat het beroep op overmacht in de zin van noodtoestand niet slaagde, omdat er geen acute nood was en de mogelijkheid van euthanasie niet volledig was onderzocht. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 28 maanden, waarvan 10 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar. De rechtbank overwoog dat de verdachte handelde op verzoek van zijn vrouw, die al lange tijd een doodswens had geuit. De rechtbank concludeerde dat de verdachte niet alleen de wet had overtreden, maar ook het recht op leven van zijn vrouw had ontnomen. De omstandigheden waaronder de daad werd gepleegd, de langdurige lijdensweg van het slachtoffer en de relatie tussen de verdachte en het slachtoffer werden in de strafmaat meegewogen. De rechtbank legde een lagere straf op dan geëist door de officier van justitie, omdat het feit als levensbeëindiging op verzoek werd gekwalificeerd en niet als moord.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Strafrecht
Meervoudige kamer
Parketnummer: 09/236138-24
Datum uitspraak: 16 juli 2025
Tegenspraak
De rechtbank Den Haag heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[de verdachte],
geboren op [geboortedatum 1] 1946 te [geboorteplaats] ,
op dit moment gedetineerd in de penitentiaire inrichting [plaats 1] , locatie [locatie] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden op de terechtzittingen van 28 oktober 2024, 23 januari 2025,
7 april 2025 (alle pro forma) en 2 juli 2025 (inhoudelijke behandeling).
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. N. Bakker en van hetgeen door de verdachte en zijn raadsvrouw mr. H. Oldenhof naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is - na wijziging van de tenlastelegging op de terechtzitting van 2 juli 2025 - ten laste gelegd dat:
hij in of omstreeks de periode van 19 juli 2024 tot en met 22 juli 2024 te Delft, in elk
geval in Nederland, het leven van [het slachtoffer] op haar uitdrukkelijke en ernstige verlangen heeft beëindigd, door gedurende enige tijd zijn, verdachtes, hand (met handschoen en/of doekjes) over de neus van genoemde [het slachtoffer] te houden (terwijl haar mond was afgeplakt met tape) en/of (met kracht) met die hand (met handschoen en/of
doekjes) druk uit te oefenen althans door op enigerlei wijze de zuurstoftoevoer voor die [het slachtoffer] af te sluiten;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij in of omstreeks de periode van 19 juli 2024 tot en met 22 juli 2024 te Delft, in elk
geval in Nederland, [het slachtoffer] opzettelijk en al dan niet met voorbedachten rade
van het leven heeft beroofd, door gedurende enige tijd zijn, verdachtes, hand (met
handschoen en/of doekjes) over de neus van genoemde [het slachtoffer] te houden (terwijl haar mond was afgeplakt met tape) en/of (met kracht) met die hand (met handschoen en/of doekjes) druk uit te oefenen althans door op enigerlei wijze de zuurstoftoevoer voor die [het slachtoffer] af te sluiten.

3.De bewijsbeslissing

3.1.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot vrijspraak van het primair tenlastegelegde (levensbeëindiging op verzoek) en tot bewezenverklaring van het subsidiair tenlastegelegde (moord).
3.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft bepleit dat de verdachte heeft gehandeld op uitdrukkelijk en ernstig verlangen van zijn echtgenote en heeft zich op het standpunt gesteld dat van moord geen sprake is.
3.3.
Gebruikte bewijsmiddelen
De rechtbank heeft in de bijlage opgenomen de wettige bewijsmiddelen met de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden.
3.4.
Bewijsoverwegingen
De verdachte heeft bij de politieverhoren op 22 juli 2024 en 27 december 2024, bij het verhoor bij de rechter-commissaris op 25 juli 2024 en ter terechtzitting van 2 juli 2025 bekend dat hij zijn vrouw op 19 juli 2024 heeft gedood. Hij heeft verklaard dit te hebben gedaan door, terwijl haar mond was afgeplakt met tape, haar neus dicht te knijpen met een rubberen handschoen en steriele doekjes. Deze verklaring past bij de bevindingen van de verbalisanten die ter plaatse kwamen en die de vrouw dood aantroffen op het bed met tape over haar mond. Ook past deze verklaring bij de resultaten van het forensisch pathologisch onderzoek van het Nederlands Forensisch Instituut naar de doodsoorzaak van de vrouw, waarin geen traumatische afwijkingen aan het lichaam die het overlijden kunnen verklaren zijn aangetroffen en waarin het afsluiten van de ademwegen als doodsoorzaak wordt overwogen.
Gelet op bovenstaande feiten en omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat de verdachte het slachtoffer op 19 juli 2024 in Delft om het leven heeft gebracht door haar zuurstoftoevoer af te sluiten. Dat staat in deze zaak ook niet ter discussie.
Ter beoordeling aan de rechtbank is de vraag of er sprake was van “levensbeëindiging op uitdrukkelijk en ernstig verlangen”, zoals primair tenlastegelegd, dan wel van opzettelijke levensberoving, al dan niet met voorbedachte raad, zoals subsidiair tenlastegelegd.
Beoordeling van het primair tenlastegelegde
De rechtbank stelt voorop dat onder “uitdrukkelijk en ernstig verlangen” in de zin van artikel 293 Sr, moet worden verstaan het ondubbelzinnig kenbaar maken van een serieuze, weloverwogen en duurzame wil, verbaal of non-verbaal, door iemand die geestelijk niet in de war is (Hof Arnhem-Leeuwarden 28 januari 2014, ECLI:NL:GHARL:2014:491). Een eenmalig geuit verlangen is daartoe niet toereikend.
De verdachte heeft verklaard dat zijn vrouw sinds enige tijd een doodswens had en dat hij op 19 juli 2024, nadat zij hem meermaals had gesmeekt of hij haar wilde doden, toegaf aan dit verzoek en haar heeft gedood. Ook heeft hij verklaard dat zijn vrouw niet geestelijk in de war was. Naar aanleiding van de dood van het slachtoffer zijn meerdere familieleden en buren gehoord over haar vermeende doodswens. Daaruit komt het beeld naar voren dat het slachtoffer al gedurende langere tijd een doodswens had. Uit diezelfde verklaringen volgt eveneens dat sprake was van meer dan een eenmalig geuit verlangen. Zo heeft de broer van het slachtoffer, [naam 1] , verklaard dat in een periode dat hij dagelijks langskwam, het slachtoffer elke dag zei dat ze niet meer wilde leven. De schoonzus van het slachtoffer, [naam 2] , heeft daarnaast verklaard dat de doodswens van het slachtoffer heel sterk was. Die doodswens komt niet alleen naar voren uit de verklaringen van getuigen, maar ook uit het medisch dossier van het slachtoffer. Daarin is te lezen dat het slachtoffer vanaf begin 2023 tot aan haar dood op verschillende momenten met haar artsen bespreekt dat zij dood wil en euthanasie wil.
Het bleef niet alleen bij het uiten van een doodswens. Vanaf 2024 heeft het slachtoffer ook concrete stappen gezet om haar doodswens te verwezenlijken. Zo is op 27 februari 2024 namens het slachtoffer een euthanasieverzoek ingediend bij het Expertisecentrum Euthanasie. Dat verzoek is op 2 april 2024 afgewezen omdat meer onderzoek naar haar toestand nodig was. Enige tijd daarna, ongeveer een maand voor haar dood, heeft het slachtoffer een mislukte zelfmoordpoging gedaan door te proberen haar eigen polsen door te snijden. Al deze informatie uit verklaringen van getuigen, medische stukken en overige geschriften komen overeen met hetgeen de verdachte hierover heeft verklaard.
De verdachte heeft verder verklaard dat zijn vrouw hem op 19 juli 2024 en de dagen ervoor meermaals heeft gesmeekt of hij haar wilde doden. De rechtbank heeft geen reden om te twijfelen aan deze verklaring. De verdachte heeft tijdens de twee verhoren bij de politie, het verhoor bij de rechter-commissaris en de ondervraging ter terechtzitting consistent en gedetailleerd verklaard over de gebeurtenissen op 19 juli 2024. Zo heeft hij consistent verklaard over het tijdstip waarop hij zijn vrouw heeft gedood, over het pakken en plakken van de tape, over de rubberen handschoenen en de steriele doekjes en over de omstandigheden vlak voor en na de dood van zijn vrouw. De verdachte ontziet zichzelf niet in zijn verklaringen. Zo heeft de verdachte meerdere keren verklaard dat hij tegen zijn vrouw heeft gezegd dat het nu moest gebeuren, omdat hij het anders niet meer zou doen (de rechtbank begrijpt: het doden van zijn vrouw). Ook heeft de verdachte verklaard dat hij door is gegaan met het smoren tot er geen beweging meer in zat en dat dit wel 20 minuten heeft geduurd, en is hij eerlijk geweest over lichte bewegingen die zijn vrouw gedurende het smoren nog heeft gemaakt. De rechtbank acht de verklaringen van de verdachte dan ook authentiek, oprecht, gedetailleerd en betrouwbaar.
Nu de rechtbank uitgaat van de juistheid van de verklaringen van de verdachte, concludeert de rechtbank dat het slachtoffer hem op 19 juli 2024 heeft verzocht haar te doden. Dat het slachtoffer de verdachte heeft gevraagd haar te doden is bovendien niet onaannemelijk in het licht van de reeds hierboven besproken jarenlange sterke doodswens, de afgewezen euthanasieaanvraag begin 2024 en de mislukte zelfmoordpoging een maand voor haar overlijden. Uit de notities die het slachtoffer rond diezelfde periode in een notitieboekje maakte, blijkt daarnaast dat zij op was, rust wilde en haar man ook rust wilde geven.
Het scenario waarvan de officier van justitie uitgaat, namelijk dat de verdachte de regie heeft gehad bij de dood van het slachtoffer, is naar het oordeel van de rechtbank niet aannemelijk geworden. De omstandigheden genoemd door de officier van justitie – zoals de laatste lichaamsbewegingen die het slachtoffer maakte en het treuzelen vlak voor het smoren – doen niet af aan het oordeel van de rechtbank dat sprake was van een uitdrukkelijk en ernstig verlangen bij het slachtoffer. Een scenario waarin de verdachte tegen de wil van het slachtoffer zijn zin heeft doorgedrukt en haar op eigen initiatief heeft gedood past bovendien niet in de verklaringen die getuigen hebben afgelegd over de relatie die de verdachte en het slachtoffer hadden. In die verklaringen wordt die relatie omschreven als ‘een heel goede verstandhouding’, ‘heel close’ en ‘gingen door het vuur voor elkaar’. Ook past dit niet bij de liefdevolle woorden die het slachtoffer een maand voor haar overlijden in haar notitieboekje over de verdachte heeft geschreven. Evenmin zijn er letsels op het lichaam van het slachtoffer aangetroffen die zouden kunnen duiden op enig verzet.
De rechtbank is, gelet op al het bovenstaande, van oordeel dat de verdachte op 19 juli 2024 het leven van het slachtoffer heeft beëindigd op haar uitdrukkelijke en ernstige verlangen.
3.5.
De bewezenverklaring
De rechtbank is met betrekking tot het (primair) tenlastegelegde feit van oordeel dat dit feit wettig en overtuigend is bewezen.
De rechtbank verklaart ten laste van de verdachte bewezen dat:
hij
op19 juli 2024 te Delft het leven van [het slachtoffer] op haar uitdrukkelijke en ernstige verlangen heeft beëindigd, door gedurende enige tijd
metzijn hand (met handschoen en doekjes), terwijl haar mond was afgeplakt met tape, de zuurstoftoevoer voor die [het slachtoffer] af te sluiten.
Voor zover in de tenlastelegging type- en taalfouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd en gecursiveerd weergegeven, zonder dat de verdachte daardoor in de verdediging is geschaad.

4.De strafbaarheid van het bewezen verklaarde

De raadsvrouw heeft bepleit dat de verdachte moet worden ontslagen van alle rechtsvervolging, omdat de verdachte een geslaagd beroep op overmacht in de zin van noodtoestand toekomt.
De rechtbank stelt voorop dat voor een geslaagd beroep op overmacht in de zin van noodtoestand is vereist dat sprake is van een gedraging van verdachte die voortvloeit uit een acute en concrete nood (bestaande uit een belangenconflict) en die passend is om aan die nood een einde te maken. Deze gedraging dient tevens te voldoen aan de eisen van proportionaliteit en subsidiariteit. De rechtbank begrijpt uit de verklaring van de verdachte dat hij een conflict heeft gevoeld tussen het zich houden aan de wet en het helpen van zijn vrouw, waarbij hij aan het laatste voorrang heeft gegeven.
Het verweer van de raadsvrouw slaagt niet. Het dossier geeft er geen blijk van dat de verdachte uitputtend heeft gezocht naar mogelijkheden om zijn vrouw te helpen binnen de kaders van de wet. In het bijzonder weegt de rechtbank daarbij mee dat niet is gebleken van enige opvolgende actie na het op 2 april 2024 afgewezen euthanasieverzoek. Verder zijn er geen aanknopingspunten dat in de periode tussen de afwijzing van het euthanasieverzoek en het overlijden van het slachtoffer enige omstandigheid is geweest die maakte dat ineens sprake was van een acute noodsituatie. Het telefoongesprek dat de verdachte op de dag van het overlijden van het slachtoffer heeft gevoerd met de huisarts over de toestand van het slachtoffer is hiervoor zelfs een contra-indicatie. De rechtbank verwerpt het verweer van de raadsvrouw.
Het bewezen verklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat er ook verder geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is eveneens strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De strafoplegging

6.1.
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van acht jaren.
6.2.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft gevraagd aan de verdachte op te leggen een onvoorwaardelijke gevangenisstraf gelijk aan het reeds ondergane voorarrest en een deels voorwaardelijke straf zodat de verdachte na detentie hulp krijgt.
6.3.
Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek op de terechtzitting is gebleken. De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
Ernst van het feit
De verdachte heeft het leven van zijn vrouw, met wie hij al veertig jaren samen was, beëindigd door haar te smoren. Dit heeft hij gedaan op haar ernstig en uitdrukkelijk verlangen. Hoewel de verdachte op verzoek van het slachtoffer heeft gehandeld, heeft hij haar niettemin het meest fundamentele recht, namelijk het recht op leven, ontnomen. De wijze waarop hij dat heeft gedaan vindt de rechtbank mensonwaardig.
De verdachte heeft het verzoek van zijn vrouw om haar te doden ingewilligd terwijl euthanasie, gelet op de reden van de afwijzing van het eerdere verzoek daartoe, nog mogelijk was. De rechtbank vindt het kwalijk dat de verdachte de in Nederland geldende regels omtrent vrijwillige voortijdige levensbeëindiging heeft geschonden en het heft in eigen hand heeft genomen.
De consequenties die dit handelen voor hemzelf – maar ook voor de nabestaanden – zou hebben, heeft de verdachte op de koop toegenomen. Hij heeft de nabestaanden de kans ontnomen om op een waardige manier afscheid van hun (schoon)zus te kunnen nemen.
De gemengde gevoelens die het handelen van de verdachte teweeg heeft gebracht, blijken ook wel uit hetgeen door nabestaande [naam 1] , broer van het slachtoffer, ter terechtzitting naar voren is gebracht. Hoewel zijn zus geestelijk en lichamelijk op was en hij ervan overtuigd is dat de verdachte haar uit haar lijden heeft willen verlossen, verklaarde hij dat de wijze van overlijden niet waardig is geweest voor zijn zus en dat hij het heel erg vindt dat hij geen afscheid heeft kunnen nemen van haar. De verdachte heeft ter terechtzitting beaamd dat hij het achteraf gezien anders had moeten doen.
Persoon van de verdachte
De rechtbank heeft kennisgenomen van het blanco strafblad van de verdachte van 17 september 2024.
De verdachte is onderzocht door twee gedragsdeskundigen. De psychiater F. Verstraeten en de GZ-psycholoog G.J.W. Pol hebben in hun rapportages van 15 november 2024 respectievelijk 4 december 2024 opgeschreven dat bij de verdachte ten tijde van het bewezenverklaarde feit sprake was van autistiforme kenmerken en een depressie, matig van ernst. Die depressie heeft zijn denken vernauwd en het oplossingsgericht denken beperkt. Hierdoor was de verdachte minder in staat naar het besef te handelen dat het tenlastegelegde niet toelaatbaar is. Daarom wordt door beide deskundigen geadviseerd het bewezenverklaarde in verminderde mate aan de verdachte toe te rekenen. De verdachte heeft, gezien de specifieke omstandigheden, een laag algemeen recidiverisico en een laag tot matig recidiverisico op geweld. De psychiater en de psycholoog adviseren een behandeling in het kader van bijzondere voorwaarden, zodat de verdachte kan werken aan het uitbreiden van zijn netwerk en aan zijn dagstructuur, maar ook zodat hij gesprekken kan voeren over een bestaand conflict met zijn bovenburen. Ook kan volgens de psycholoog bij een behandeling aandacht worden besteed aan psycho-educatie en copingvaardigheden.
De rechtbank is van oordeel dat de rapportages van de psychiater en de GZ-psycholoog inzichtelijk zijn en de conclusies worden gedragen door de motivering. De rechtbank verenigt zich met die conclusies en maakt deze tot de hare.
Naast de rapporten van de gedragsdeskundigen heeft de rechtbank ook acht geslagen op het rapport van de reclassering van 13 januari 2025. Daarin concludeert de reclassering dat sprake is van stabiliteit op alle leefgebieden. De reclassering is van mening dat het recidiverisico laag is, maar dat enige begeleiding/behandeling wenselijk is, met name voor het verkrijgen van een nieuwe dagstructuur. De behandeling is daarnaast noodzakelijk voor het slepende conflict met zijn buren. De reclassering adviseert een (deels) voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen met de volgende (bijzondere) voorwaarden:
- Geen strafbaar feit plegen;
- Meewerken aan reclasseringstoezicht;
- Meewerken aan time-out;
- Niet naar het buitenland;
- Ambulante behandeling;
- Ambulante woonbegeleiding;
- Dagbesteding.
Gelet op wat hiervoor is overwogen, is de rechtbank van oordeel dat niet kan worden volstaan met een lichtere of andere sanctie dan een straf die deels onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming met zich brengt. De rechtbank acht, alles afwegende en gelet op wat in vergelijkbare gevallen is opgelegd, een gevangenisstraf voor de duur van achtentwintig (28) maanden waarvan tien (10) maanden voorwaardelijk passend en geboden, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht. Dit is een lagere straf dan door de officier van justitie geëist, omdat de rechtbank tot bewezenverklaring komt van levensbeëindiging op verzoek en niet van moord.
De rechtbank zal aan het voorwaardelijke deel van die straf de door de reclassering geadviseerde voorwaarden verbinden met een proeftijd van twee jaren, om de verdachte ervan te weerhouden zich in de toekomst opnieuw aan strafbare feiten schuldig te maken en te bewerkstelligen dat de verdachte passend wordt behandeld voor zijn problematiek.

7.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straf en is gegrond op de artikelen:
- 14a, 14b, 14c en 293 van het Wetboek van Strafrecht;
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak rechtens gelden.

8.De beslissing

De rechtbank:
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan, zoals hierboven onder 3.5 bewezen is verklaard;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en dat het bewezen verklaarde uitmaakt:
opzettelijk het leven van een ander op diens uitdrukkelijk en ernstig verlangen, beëindigen;
verklaart de verdachte daarvoor strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot:
een
gevangenisstraf voor de duur van 28 (ACHTENTWINTIG) MAANDEN;
bepaalt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijk gedeelte van de hem opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
bepaalt dat
een gedeelte van die straf, groot 10 (TIEN) maanden, niet zal worden tenuitvoergelegdonder de algemene voorwaarde dat de veroordeelde zich voor het einde van de hierbij op twee jaren vastgestelde proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
en onder de bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:
- meewerkt aan het reclasseringstoezicht. Deze medewerking houdt onder andere in:
- De veroordeelde meldt zich op afspraken bij de reclassering. De reclassering bepaalt hoe vaak dat nodig is;
- De veroordeelde laat een of meer vingerafdrukken nemen en laat een geldig identiteitsbewijs zien. Dit is nodig om de identiteit van de veroordeelde vast te stellen;
- De veroordeelde houdt zich aan de aanwijzingen van de reclassering. De reclassering kan aanwijzingen geven die nodig zijn voor de uitvoering van het toezicht of om de veroordeelde te helpen bij het naleven van de voorwaarden;
- De veroordeelde helpt de reclassering aan een actuele foto waarop zijn gezicht herkenbaar is. Deze foto is nodig voor opsporing bij ongeoorloofde afwezigheid;
- De veroordeelde werkt mee aan huisbezoeken;
- De veroordeelde geeft de reclassering inzicht in de voortgang van begeleiding en/of behandeling door andere instellingen of hulpverleners.
- De veroordeelde vestigt zich niet op een ander adres zonder toestemming van de reclassering;
- De veroordeelde werkt mee aan het uitwisselen van informatie met personen en instanties die contact hebben met betrokkene, als dat van belang is voor het toezicht;
- als de reclassering dat nodig vindt en de veroordeelde daarmee instemt, kan de veroordeelde worden opgenomen voor een time-out in een forensisch psychiatrisch centrum (fpc) of andere instelling. Deze time-out duurt totdat de reclassering of betrokkene deze beëindigt, maar maximaal zeven weken, met de mogelijkheid van verlenging met nog eens maximaal zeven weken, tot maximaal veertien weken per jaar;
- niet naar het buitenland of het Caribisch deel van het Koninkrijk der Nederlanden gaat zonder toestemming van de reclassering;
- zich laat behandelen door een forensische polikliniek of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling duurt zolang de reclassering dat nodig vindt. De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorgverlener dat nodig vindt;
- ambulante woonbegeleiding ontvangt door een instelling te bepalen door de reclassering. De begeleiding duurt zolang de reclassering dat nodig vindt. De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor hem heeft opgesteld;
- zich inspant voor het vinden en behouden van onbetaald werk en/of vrijetijdsbesteding, met een vaste structuur. De dagbesteding draagt bij aan het voorkomen van delictgedrag.
Dit vonnis is gewezen door
mr. drs. H.M. Braam, voorzitter,
mr. I.C. Kranenburg, rechter,
mr. P.C. Goilo - Kam, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. S. ten Voorde, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 16 juli 2025.
Bijlage I
Bewijsmiddelen
Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van het proces-verbaal van het forensisch dossier met het nummer PL1500-2024233568, van de politie eenheid Den Haag, district Westland-Delft, met bijlagen (doorgenummerd pagina 1 t/m 202).
1.Het proces-verbaal van forensisch overlijdensonderzoek persoon [het slachtoffer] ( [geboortedatum 2] 1952), opgemaakt op 22 juli 2024, voor zover inhoudende (p. 19-21, 23):
Wij, verbalisanten, beiden werkzaam als forensisch onderzoeker, verklaren het volgende.
Aanleiding onderzoek
Op maandag 22 juli 2024 om 13:10 uur kwamen wij aan op de [adres] , [postcode] [plaats 2] .
Overledene
[het slachtoffer]
Grote slaapkamer
Wij zagen dat de overledene op haar rug op het bed lag. Wij zagen dat er een stuk doorzichtig tape over de mond van de overledene zat.
2.Een geschrift, te weten het Forensisch pathologisch onderzoek naar aanleiding van een mogelijk niet-natuurlijke aard van overlijden van het Nederlands Forensisch Instituut, voor zover inhoudende (p. 154, 155, 158, 159):
Datum sectie: 24 juli 2024
Naam: [het slachtoffer]
Indien er sprake is geweest van het gelijktijdig afsluiten van de mond en neus kan dit hebben geleid tot belemmering van de ademhaling (smoren) en zodoende het overlijden kunnen verklaren of hieraan bijgedragen kunnen hebben. Opgemerkt wordt dat het afsluiten van de ademwegen (zoals smoren) geen zichtbare verschijnselen hoeft achter te laten.
Er waren aan het lichaam geen traumatische afwijkingen die het overlijden kunnen verklaren of hiervoor van betekenis kunnen zijn geweest. Er waren met name geen concrete aanwijzingen voor een betekenisvolle krachtinwerking op het hoofd, de neus, de mond of de hals.
Bij forensisch pathologisch onderzoek op het lichaam van mevrouw [het slachtoffer]
, 72 jaar oud, is geen zekere doodsoorzaak gebleken.
Mede gezien de verkregen informatie wordt een overlijden als gevolg van afsluiten
van de ademwegen (smoren) overwogen.
Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van het proces-verbaal van het procesdossier met het nummer PL1500-2024233568, van de politie eenheid Den Haag, district Westland-Delft, met bijlagen (doorgenummerd pagina 1 t/m 281).
1.Het proces-verbaal van verhoor verdachte, opgemaakt op 22 juli 2024, voor zover inhoudende (p. 70-74):
A: Ik heb haar een handje geholpen bij de verstikkingsdood. We hadden afgelopen vrijdag al afgesproken om het te doen, ze had wat pillen ingenomen. Daarom werd ze steeds rustiger en ik werd steeds ongeduldiger. Ze wilde nog even een kopje koffie en nog even over de balustrade hangen om de onderbuurvrouw gedag te zeggen. Toen zei ik het moet nu gebeuren, anders kan ik het niet meer. Ik wist dat het strafbaar was en toch heb ik het gedaan.
A: Ze smeekte me er gewoon om die vrijdag, ik wil dood, ik wil dood. Maak mij alsjeblieft dood.
V: Ik hoor u zeggen dat u voor haar moest zorgen, wat was er aan de hand?
A: Ze mankeerde van alles, bipolaire stoornis, een ruggenwervel die niet geopereerd kon worden die verschoven was. Ze had geen gevoel meer in haar benen en armen, kon niet meer lang staan, dreigde steeds te vallen.
V: Drong u nog een beetje tot haar door?
A: Ja, ze was wel bij de tijd. Ze was niet dement, gewoon aanspreekbaar.
V: De euthanasieaanvraag, wanneer was dat?
A: 28 februari van dit jaar.
V: Wie stelde voor om die aanvraag te doen?
A: Mijn vrouw, die wilde dood. Die was levensmoe.
V: Hoe ging dat dan?
A: Dat gaf ze mondeling tegen mij aan en als de huisarts op bezoek kwam dan zei ze tegen de huisarts ik ben levensmoe. Dan kwam er weer een andere huisarts en dan zei ze: ik wil dood. Of dan kwam iemand van de thuiszorg, ik ben levensmoe ik wil dood.
V: U zegt dat ze dat mondeling tegen u zei, wat zei ze dan precies?
A: Diverse keren, ik wil niet meer, ik wil dood, ik ben levensmoe. Ik kon het ook aan haar zien. Ze zat te shaken en te trillen. Hoesten en spugen, ze had het benauwd. In bed ook, hoorde ik het ook. Spugen en hoesten. En ze rookte ook, dan werd ze onverschillig, dan werd ze benauwd, maar goed het kon haar niet schelen, ze wilde toch dood.
V: Kunt u dan vertellen wat jullie samen hadden afgesproken?
A: Dat we het zouden doen, omdat de situatie onhoudbaar was geworden. Als ik het niet zou hebben gedaan, dan waren we allebei naar de klote gaan.
V: Wat heeft uw vrouw hierover gezegd?
A: Die was het ermee eens.
V: U zegt steeds: Dat ik het zou doen. Wat had uw vrouw daar voor gedachte bij?
A: Dat ze dood zou gaan.
V: Wist ze hoe u dat ging doen?
A: Ja, ze wist hoe, ze had zelf haar mond met doorzichtige tape dichtgeplakt. Ik heb haar neus dicht geknepen met een rubberen handschoen en een paar doekjes.
2.Het proces-verbaal van tweede verhoor verdachte, opgemaakt op 27 december 2024, voor zover inhoudende (p. 191-194):
V: U heeft eerder verklaard dat u uw vrouw, zoals u zelf zei: “een handje hebt geholpen bij de verstikkingsdood.” Kunt u in uw eigen woorden zeggen hoe dat gegaan is?
A: Het was vrijdag de 19e. Vrijdag 19 juli. Daarvoor had mijn vrouw al een keer geprobeerd met een kartelmes en een aardappelschilmesje haar polsen door te snijden. Toen heb ik er een eind aan gemaakt en zei dat ze het alleen maar
erger maakte. Ze had ook allemaal plekken op haar polsen. Toen heb ik ook mailtjes gestuurd naar de familie dat ze het geprobeerd had, maar dat het niet lukte.
V: Wanneer was dat?
A: Dat was een paar weken voor de 19e.
A: Ze gaf aan, ik wil dood. Dat was een kwestie van een goede dag opzoeken en dat was vrijdag en zij was zo helder van geest om de tape op haar mond te doen. Ik heb dat uit de berging gepakt. Toen was het 11 uur ’s avonds en toen zei ik dat het nu moest gebeuren, want anders zou ik het niet meer doen. Het was al laat. Toen om half 12 ging ze op haar eigen bed liggen. Ik heb toen met steriele doekjes en met rubberen handschoenen haar neus en haar mond dichtgeknepen. Maar ik moest wel echt doorgaan tot er geen beweging meer inzat. Dat heb ik wel 20 minuten gedaan.
V: Maar, heeft u het nou wel met uw vrouw erover gehad of helemaal niet over de geschikte dag?
A: Nee, niet van tevoren, alleen de dag zelf. Maar ze smeekte mij al de dagen ervoor van maak me dood en ik ben levensmoe. Ik heb er dus niet meteen, toen ze dat vroeg, aan toegegeven.
V: Dit was dan een geschikte avond. Wat zei uw vrouw toen?
A: Ja, die was blij dat het eindelijk zo ver was.
V: Heeft u met haar besproken hoe u dat ging doen?
A: Ja. Ja, met de rubberen handschoen en steriele doekjes.
3.Het proces-verbaal van verhoor getuige [naam 1] , opgemaakt op 23 juli 2024, voor zover inhoudende (p. 20, 21):
V: We zijn net het slechte nieuws komen brengen met betrekking tot uw zus. U zei dat u daar van schrok maar dat het niet onverwacht kwam. Kunt u dat toelichten?
A: Dat ze al een tijdje, zeg maar 2 à 3 jaar wilde ze uit het leven wilde stappen. Je zag haar achteruit gaan.
V: Hoe gaf ze aan dat ze klaar was met het leven?
A: Dat gaf ze verbaal aan, ze zei "ik wil niet meer". Ik heb een paar keer gehad dat ik elke dag langs kwam. En dan zei ze iedere dag "ik wil niet meer".
A: Maar toen met die krasjes op haar pols heb ik wel gevraagd wat heb je gedaan. Toen zei ze "ik wil niet meer". Ik had wel door dat elke dag er één te veel was.
V: Wanneer heeft uw zus geprobeerd haar pols door te snijden?
A: Ongeveer vier à vijf weken geleden.
V: Hoe was de relatie tussen uw zus en haar man?
A: Hun verstandshouding was heel goed.
4.Het proces-verbaal van verhoor getuigen [naam 3] en [naam 4] , opgemaakt op 23 juli 2024, voor zover inhoudende (p. 25):
Verbalisant: Ja, en ik hoor u dan ook zeggen: “Hij zei, haar man zei”. Hij zei dan, dat zij niet meer wilde, als ik u zo goed begrijp?
[naam 4] : Ja.
[naam 3] : Ja.
[naam 4] : En dat heeft ze ook echt wel een keer tegen mij verteld hoor, want toen zei ze ja voor mij hoeft het allemaal niet meer. Ze was heel depressief.
[naam 3] : Ja, dat is niet van de laatste twee jaar ofzo, dat is eigenlijk al jaren. En ik zeg het, ze mag uiteindelijk blij zijn met mijn zwager, die heeft altijd voor haar gezorgd.
5.Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 26 juli 2024, voor zover inhoudende (p. 87, 88):
Op vrijdag 26 juli 2024 te 21:17 uur hoorde ik, verbalisant, de getuige [naam 5] .
V: Wanneer heeft u [het slachtoffer] voor het laatst gezien of gesproken?
A: De laatste keer dat we elkaar spraken was 26 juni. Toen belde ze.
V: Hoe ging dit gesprek?
A: Ze vertelde dat ze dik onder de medicatie zat en dat ze die avond van plan was een einde aan haar leven te gaan maken.Ik schrok hier enorm van. Ik wist niet zo goed wat ik hierop moest antwoorden, behalve dan dat ze dit niet moest doen. Maar ik kreeg haar niet op andere gedachten. Ze stond achter haar beslissing. Dus toen heb ik haar maar een goede reis gewenst. En ineens de dag erna 27 juni stuurde [de verdachte] een korte mail.
A: Ik heb de mail nog. Ik zal hem aan u voorlezen: 'Goedemiddag luitjes, de poging is niet gelukt. [het slachtoffer] heeft niet de kracht om het te doen en ik mag het niet doen.’
V: Wat kunt u verder vertellen over [het slachtoffer] ?
A: [het slachtoffer] was al heel lang ziek. Ze leefde dagelijks met helse pijn en ze was al langer klaar met leven.
6.Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 27 juli 2024, voor zover inhoudende (p. 93, 95):
Op 27 juli 2024 hoorden wij de getuige [naam 2] .
V: Wat kunt u vertellen over de relatie tussen uw broer en [het slachtoffer] ?
A: Heel close, met elkaar vervlochten misschien wel. Ze hadden goed oog voor elkaar. [de verdachte] heeft zich vol voor de mantelzorg ingezet. Echt vol.
V: Wat kunt u vertellen over een doodswens van [het slachtoffer] ?
A: Ja die was heel sterk. Absoluut, 100 procent.
V: Hoe wist u dat?
A: Van haarzelf. Ze heeft in de voorafgaande jaren, in andere bewoordingen gezegd dat het voor haar niet meer hoefde. Als ze in haar slaap zou overlijden zou dat fantastisch zijn.
V: Hoorde u dat dan van [het slachtoffer] of van [de verdachte] ?
A: Nee, van [het slachtoffer] , van haarzelf.
7.
Het proces-verbaal van verhoor getuige [naam 6] , opgemaakt op 22 juli 2024, voor zover inhoudende (p. 97-98):
V: Waar kent u de bewoners van [adres] van?
A: Die ken ik al jaren, het doet me heel veel zeer. Ze wilde graag dood.
V: Wanneer heeft u de bewoners voor het laatst gezien?
A: [het slachtoffer] had ik al een paar weken niet meer gezien, ze kwam bijna niet meer buiten. Ze had elke dag pijn, pijn, pijn, veel pijn. [het slachtoffer] had ik een paar maanden geleden aan de telefoon en toen zei ze 'ik wil dood'.
A: Het was een lief stel, ze gingen door het vuur voor elkaar.
8.Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 10 oktober 2024, voor zover inhoudende (p. 137-139):
Op donderdag 10 oktober 2024 deed ik, verbalisant [verbalisant] , onderzoek naar de notitieblokken welke zijn aangetroffen tijdens de doorzoeking in de woning van de [adres] te [plaats 2] .
AANGETROFFEN NOTITIEBOEKJES
Ik zag dat er vier notitieblokjes waren aangetroffen. Ik zag dat er in elk notitieblok met pen op de pagina’s was geschreven. Ik zag sommige geschreven teksten, waaronder de tekst geschreven in een hartjesvorm: “ [de verdachte] was mijn leven. Altijd voor mij klaargestaan, waar ik altijd respect voor heb gehad.” Hierdoor is het zeer aannemelijk dat de schrijver van het handschrift vermoedelijk het slachtoffer [het slachtoffer] betreft. Ditzelfde handschrift komt voor in elk aangetroffen notitieblokje.
RODE NOTITIEBOEKJE
18-6-2024
Niemand begrijpt mijn ziektebeeld. Ook ... niet + de huisartsen ook niet. Mijn lichaam is helemaal op. Alles functioneert niet meer. Geen trek meer in eten. Constant maagpijn. Ook [naam 7] snapt het niet. Alleen [de verdachte] + [naam 8] . Ik heb een hele lijdensweg afgelegd. Op ben ik, van de benauwdheid + Slijm ophoesten + een gevoel in mijn hele lichaam. Het filmrolletje is op. Ik wil rust hebben. Mijn lieve en zorgzame man die zorg al 5 jaar voor mij geeft. Compliment en begeleid tot de dood ons scheid. Hij heeft nu recht op een normaal leven. Dat hij nog wat kan genieten. Hij is ook al 78 jaar. GEEF HEM RUST. Ik heb last van benen en voeten. Rugklachten. Verschoven wervel en longklachten, maagklachten en darmpijnen enz..”
(geschreven in een hartje met een pijl daardoorheen):
“ [de verdachte] was mijn leven. Altijd voor mij klaargestaan, waar ik altijd respect voor heb gehad. ”
9.Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 14 december 2024, voor zover inhoudende (p. 182-186):
Ik deed onderzoek naar het medisch dossier van overledene [het slachtoffer] , geboren [geboortedatum 2] 1952.
Ik zag dat er in het medisch dossier van [het slachtoffer] data beschikbaar was vanaf 10 januari 2019 tot en met 22 juli 2024. Ik zal informatie met betrekking tot eventuele zelfdoding, de wens om dood te gaan en voor het onderzoek relevante data beschrijven.
01-02-2023
Levenseinde gesprek
Wil graag gesprek over euthanasie met droos bespreken. Eerder al aangegeven dat zij niet meer gereanimeerd wil worden en niet meer naar het ziekenhuis voor behandeling. Geeft aan dat zij al langdurig fysiek achteruit gegaan is. Kan hierdoor de deur moeilijk uit en durft de straat niet over.
22-03-2023
Visite
Wil als pijn niet weggaat euthanasie.
12-02-2024
Tc (telefonisch consult); nav benauwdheid/medicatie. Pte (patient) wil de behandelingen niet, is eigenlijk levensmoe.
Voorstel nieuw consult/visite POH? Pte wil dit niet, wil euthanasie maar weet dat eigen HA (huisarts) dit niet doet. Eerder onder behandeling GGZ, toen gestopt vanwege ontbreken motivatie. In feb 2023 al verwezen naar levenseinde kliniek, geadviseerd contact met levenseinde kliniek op te nemen. Bij wens voor hulp contact opnemen.
18-03-2024
Gesprek met partner en patiënte vanwege verzoek euthanasie (bij expertisecentrum neergelegd). Pte (patient) geeft aan dat haar leven al jaren uitzichtloos is vanwege lichamelijke en psychische klachten. Elke dag is een straf voor haar.
02-04-2024
Scan Euthanasie centrum
“Enige tijd geleden heeft u een aanmelding bij Expertisecentrum Euthanasie gedaan. Na het bestuderen van uw medische gegevens (mede door een van onze medisch managers) moeten wij concluderen dat we uw aanmelding op dit moment niet verder in behandeling kunnen nemen.”
13-05-2024
Pte (patient) heeft veel angst voor het ziekenhuis en onderzoeken, heeft nergens kracht voor, van haar hoeft het al lang niet meer.
23-05-2024
Vermoeden depressieve klachten maar geen herstart med wil. Mw. wil euthanasie, partner staat hier achter wat mening van mw. ondersteunt.
24-05-2024
Beoordeling Crisisdienst
Hulpvraag
Ik wil niet meer leven en hier eigen regie over hebben.
Wil geen behandeling meer, maar het liefst euthanasie en ook geen andere vorm
van behandeling. Wil eigen regie en is klaar met het leven.
21-06-2024
Visite
Pte geeft aan dat het al maanden niet gaat. Pte is levensmoe.
01-07-2024
Visite
Ligt trillend en roepend in bed van de pijn aan de nek en dat het zo niet meer gaat, heeft zich onlangs in pols gesneden en wil opname. Zij zakt in middels door de benen, heeft sinds 3 dgn enorme nekpijn, hiervoor al heel lang last van de nek. Wil in feite dood en heeft euthanasie gevraagd.
10.Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 1 juli 2025, voor zover inhoudende (los blad):
Medisch dossier [het slachtoffer]
08-07-2024 Telefonisch consult
Kan niets meer en wil ook niets meer