ECLI:NL:RBDHA:2025:12733

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
16 juli 2025
Publicatiedatum
16 juli 2025
Zaaknummer
C/09/669626 / FA RK 24-5133
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Echtscheiding met nevenvoorzieningen, hoofdverblijf kinderen, zorgregeling en kinderalimentatie

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 16 juli 2025 een beschikking gegeven in een echtscheidingsprocedure tussen een vrouw en een man, die gehuwd zijn sinds 2015 en samen twee minderjarige kinderen hebben. De vrouw heeft verzocht om de hoofdverblijfplaats van de kinderen bij haar vast te stellen, alsook om kinderalimentatie en de verdeling van de huwelijksgemeenschap. De man heeft verweer gevoerd en zelfstandig verzocht om een zorgregeling en de toewijzing van het huurrecht van de echtelijke woning. De rechtbank heeft vastgesteld dat de ouders gezamenlijk gezag uitoefenen en dat de kinderen momenteel bij de vrouw verblijven. De rechtbank heeft de echtscheiding uitgesproken en de hoofdverblijfplaats van de kinderen bij de vrouw bepaald, evenals een minimale kinderalimentatie van € 25,-- per maand per kind, ingaande op 1 augustus 2026. De rechtbank heeft de verdeling van de huwelijksgemeenschap vastgesteld, waarbij de inboedel aan de man wordt toegedeeld en de saldi van de bankrekeningen gelijk worden verdeeld. De rechtbank heeft het verzoek van de man om het huurrecht van de echtelijke woning toe te wijzen, alsook de verzoeken van beide partijen met betrekking tot de zorgregeling, aangehouden in afwachting van hulpverlening. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, met uitzondering van de echtscheiding.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG
Enkelvoudige Kamer
Rekestnummer: FA RK 24-5133 (echtscheiding) FA RK 24-7156 (afwikkeling huwelijksvermogensregime)
Zaaknummer: C/09/669626 (echtscheiding) C/09/673571 (afwikkeling huwelijksvermogensregime)
Datum beschikking: 16 juli 2025

Scheiding

Beschikking op het op 16 juli 2024 ingekomen verzoek van:

[de vrouw] ,

de vrouw,
wonende op een bij de rechtbank bekend adres,
advocaat: mr. M. Ahmadi te Rotterdam.
Als belanghebbende wordt aangemerkt:

[de man] ,

de man,
wonende op een bij de rechtbank bekend adres,
advocaat: mr. M. Cortet te Utrecht.

Procedure

De rechtbank heeft kennisgenomen van de stukken, waaronder:
  • het verzoekschrift;
  • het verweerschrift tevens zelfstandig verzoekschrift van 13 augustus 2024;
- het F9-formulier van 11 september 2024, met bijlage, van de vrouw;
- het verweer tegen het zelfstandig verzoek;
- het F9-formulier van 9 juni 2025, met bijlagen, van de vrouw;
- het F9-formulier van 14 juni 2025, met bijlagen, van de man;
- het F9-formulier van 18 juni 2025, met bijlage, van de man;
- het F9-formulier van 20 juni 2025, met bijlagen, van de vrouw;
- het F9-formulier van 24 juni 2025, met bijlage, van de vrouw.
Op 25 juni 2025 is de zaak op de zitting van deze rechtbank behandeld. Hierbij zijn verschenen: de advocaat van de vrouw, de man met zijn advocaat en F. Akhachab, tolk. Namens de Raad waren aanwezig [naam 1] en [naam 2] . De vrouw is niet verschenen.

Feiten

- Partijen zijn gehuwd op [datum] 2015 te [plaats] , [land] .
- Zij zijn de ouders van de volgende minderjarige kinderen:
- [minderjarige 1] , geboren op [geboortedatum 1] 2017 te [geboorteplaats] ,
- [minderjarige 2] , geboren op [geboortedatum 2] 2020 te [geboorteplaats] .
- De kinderen verblijven op dit moment bij de vrouw.
- De ouders oefenen het gezamenlijk gezag over de kinderen uit.
- Partijen hebben de Nederlandse en de Marokkaanse nationaliteit.
- Deze rechtbank heeft bij beschikking van 5 september 2024 het verzoek van de man om een voorlopige zorg- en informatieregeling vast te stellen, afgewezen.

Verzoek en verweer

Het verzoek strekt tot echtscheiding met nevenvoorzieningen tot:
- vaststelling van de hoofdverblijfplaats van de kinderen bij de vrouw;
- vaststelling van kinderalimentatie van € 25,-- per maand per kind, bij vooruitbetaling te voldoen, met ingang van 1 juni 2024, althans een bijdrage en ingangsdatum als de rechtbank juist acht;
- vaststelling van de verdeling van de huwelijksgemeenschap, conform
het voorstel van de vrouw;
- te bepalen dat de man het Marokkaanse paspoort van de vrouw binnen acht dagen
na datum van de beschikking dient af te geven aan de vrouw onder verbeurte van
een dwangsom van € 100,-- per dag, met een maximum van € 2.500,--
een en ander voor zover mogelijk met uitvoerbaarverklaring bij voorraad.
De man heeft verweer gevoerd, welk verweer hierna – voor zover nodig – zal worden besproken.
Bovendien heeft de man zelfstandig verzocht om vaststelling van nevenvoorzieningen tot:
primair:
- aanhechting van het tussen partijen nader overeen te komen ouderschapsplan in de beschikking;
subsidiair:
- vaststelling van de hoofdverblijfplaats van de kinderen bij de vrouw;
- vaststelling van de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken over de kinderen, in die zin dat:
- de kinderen bij de man zijn om de week van vrijdag 17.00 uur tot zondag
17
uur, alsmede de helft van de schoolvakanties en Islamitische
feestdagen, in onderling overleg te bepalen, waarbij de vrouw de kinderen
naar de man brengt en weer ophaalt;
- er twee keer per week videobelcontact plaatsvindt tussen de man en de
kinderen;
en verder:
- vaststelling van de verdeling van de huwelijksgemeenschap, conform
het voorstel van de man;
- toedeling aan de man van het huurrecht van de echtelijke woning,
een en ander voor zover mogelijk met uitvoerbaarverklaring bij voorraad.
De vrouw heeft verweer gevoerd, welk verweer hierna – voor zover nodig – zal worden besproken.

Beoordeling

Ontvankelijkheid
Bij het indienen van een verzoek tot echtscheiding is het wettelijk verplicht om een ouderschapsplan over te leggen. De ouders hebben dat niet gedaan.
De rechtbank stelt vast dat het de ouders niet is gelukt om ten aanzien van de kinderen tot overeenstemming te komen.
Aan de overige wettelijke formaliteiten is voldaan.
Echtscheiding
Nu beide echtgenoten de Nederlandse nationaliteit hebben, komt de Nederlandse rechter met betrekking tot het verzoek tot echtscheiding rechtsmacht toe.
De rechtbank zal krachtens artikel 10:56, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek Nederlands recht op het verzoek tot echtscheiding toepassen.
De vrouw heeft gesteld dat het huwelijk duurzaam is ontwricht. De man heeft dit niet betwist, zodat het verzoek tot echtscheiding als op de wet gegrond kan worden toegewezen.
Ouderschapsplan
Omdat partijen geen door beiden ondertekend ouderschapsplan hebben overgelegd, wijst de rechtbank het verzoek van de man om het ouderschapsplan aan de beschikking te hechten af.
Hoofdverblijfplaats en verdeling van de zorg- en opvoedingstaken
Nu de gewone verblijfplaats van de kinderen in Nederland is, is de Nederlandse rechter bevoegd om naar Nederlands recht te beslissen op het verzoek tot vaststelling van de hoofdverblijfplaats van de kinderen en het verzoek tot vaststelling van de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken.
De man stemt in met toewijzing van het verzoek van de vrouw om de hoofdverblijfplaats van de kinderen bij haar te bepalen. De rechtbank wijst dit verzoek als niet weersproken, op de wet gegrond en in het belang van de kinderen toe.
De man heeft verzocht om een zorgregeling tussen hem en de kinderen vast te stellen. De vrouw heeft verweer gevoerd. De vrouw stelt dat de man tijdens de samenleving erg streng was voor de kinderen. De kinderen hebben zich vaak onveilig gevoeld bij de man. De vrouw stelt dat er om die reden op dit moment bij haar en de kinderen geen ruimte is voor omgang met overnachting. Videobelcontact is op dit moment niet mogelijk, omdat dit onder begeleiding van hulpverleners moet plaatsvinden die de taal van de man spreken en die momenteel niet beschikbaar zijn. Bovendien vindt de vrouw twee keer per week videobelcontact te veel. De vrouw stelt voor dit één keer per week te doen, zodra deze contacten kunnen worden begeleid door pedagogisch medewerkers van de opvang. Met betrekking tot de zorgregeling merkt de vrouw nog op dat zij op tweeëneenhalf uur reizen van de man woont, waardoor het voor haar fysiek en financieel niet mogelijk is de kinderen te brengen en te halen.
Op de zitting is besproken dat de vrouw in de gemeente waar zij woont, wordt ondersteund door jeugdorganisatie Bocah Donya. Zij zijn bezig de contactmomenten met vader tot stand te brengen. Omdat er nog geen hulpverlener is, die de taal van de vader spreekt, is dit nog niet van de grond gekomen. De Raad heeft op de zitting verklaard dat het, gelet op de omstandigheid dat de kinderen hun vader al een jaar niet hebben gezien, goed is om het contactherstel onder begeleiding plaats te laten vinden. Ook moet aan de vrouw ondersteuning worden geboden om draagvlak te creëren voor contacten tussen de man en de kinderen. De Raad acht het in het belang van de kinderen dat dit zeker eenmaal per twee weken plaatsvindt en dat het contact op korte termijn wordt opgestart. Te zijner tijd moet geëvalueerd worden of de man in staat is zelfstandig een weekend voor de kinderen te zorgen. Verder heeft de Raad de zorg uitgesproken dat er met de inzet van hulpverlening door Bocah Donya geen terugkoppeling naar de Raad is. Op de zitting is besproken dat het tot stand brengen van het contactherstel voor nu wordt overgelaten aan Bocah Donya. In het geval dit niet op een redelijke termijn tot positieve resultaten leidt, dienen partijen de rechtbank hierover te informeren. De rechtbank kan partijen dan doorverwijzen naar een hulpverlenende instantie, waarbij tevens een lus naar de Raad zal worden opgenomen. De rechtbank zal een beslissing op het verzoek tot vaststellen van een zorgregeling daarom aanhouden voor de duur van zes maanden.
Kinderalimentatie
Nu de minderjarigen in Nederland wonen, komt de Nederlandse rechter rechtsmacht toe ten aanzien van het verzoek tot vaststelling van een bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de minderjarigen.
Op het verzoek tot vaststelling van een bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de minderjarigen zal de rechtbank op grond van artikel 3 van het Protocol van 23 november 2007 inzake het recht dat van toepassing is op onderhoudsverplichtingen, Nederlands recht toepassen.
De man is wel bereid een bijdrage voor de kinderen te betalen, maar stelt op dit moment geen draagkracht te hebben omdat hij aflost aan terugbetaling van onterecht ontvangen huurtoeslag met € 20,-- per maand en onterecht ontvangen kindgebonden budget met € 38,-- per maand. De man zal in augustus 2026 deze schulden hebben afgelost.
Omdat de man een WIA uitkering ontvangt en de vrouw een uitkering op grond van de Participatiewet, hebben zij beiden minimale draagkracht. De rechtbank zal daarom een door de man te betalen minimale wettelijke kinderbijdrage vaststellen van € 25,-- per maand per kind, met ingang van 1 augustus 2026.
Huurrecht
Nu de echtelijke woning in Nederland is gelegen, komt de Nederlandse rechter rechtsmacht toe met betrekking tot het verzoek tot toekenning van het huurrecht van de echtelijke woning aan de man en wordt dit verzoek volgens Nederlands internationaal privaatrecht door Nederlands recht beheerst.
De vrouw stemt in met toewijzing van het verzoek van de man om het huurrecht van de echtelijke woning aan hem toe te wijzen, zodat dit verzoek als onweersproken en op de wet gegrond kan worden toegewezen.
Afwikkeling huwelijksvermogensregime
Nu de Nederlandse rechter rechtsmacht heeft met betrekking tot het verzoek tot echtscheiding, heeft hij tevens rechtsmacht ten aanzien van het verzochte met betrekking tot het huwelijksvermogensstelsel van partijen (artikel 5, eerste lid, Verordening huwelijksvermogensstelsels).
Ten tijde van het huwelijk had de vrouw de Marokkaanse en de man de Nederlandse en de Marokkaanse nationaliteit.
Niet gebleken is dat de echtgenoten vóór het huwelijk het op hun huwelijksvermogensregime toepasselijke recht hebben aangewezen.
Krachtens artikel 4, tweede lid, onder 3 van het Haags Huwelijksvermogensverdrag van 14 maart 1978, Trb. 1988, 130, wordt het huwelijksvermogensregime beheerst door het Marokkaanse recht, als het recht van de gemeenschappelijke nationaliteit van de echtgenoten, nu de echtgenoten hun eerste gewone verblijfplaats na het huwelijk niet op het grondgebied van dezelfde staat vestigden.
Nadien heeft zich echter de situatie voorgedaan zoals omgeschreven in artikel 7 tweede lid sub 3 HVV 1978. De vrouw heeft zich blijkens een uittreksel uit de basisregistratie personen op 13 april 2016 bij de man in Nederland gevestigd, waardoor vanaf die datum Nederlands recht van toepassing is geworden op het huwelijksvermogensregime van partijen. Dit betekent dat in de periode van [datum] 2015 tot 13 april 2016 Marokkaans recht en vanaf 13 april 2016 Nederlands recht van toepassing is op het huwelijksvermogensregime van partijen. Dit wordt het ‘wagonstelsel’ genoemd.
Marokkaans recht
Het Marokkaanse huwelijksvermogensrecht is geregeld in de Mudawwana. Het Marokkaanse huwelijksvermogensrecht kent een stelsel van algehele scheiding van goederen tussen de echtgenoten. Door het huwelijk als zodanig ontstaat dus geen gemeenschappelijk vermogen. Iedere echtgenoot behoudt wat van hem of haar is en wat hij of zij tijdens het huwelijk verkrijgt. Uitgangspunt is voorts dat iedere echtgenoot zelf aansprakelijk is met zijn gehele vermogen voor zijn eigen schulden. Dit staat er echter niet aan in de weg dat echtgenoten goederen gemeenschappelijk kunnen hebben.
Nederlands recht
Het Nederlandse recht kende in 2016 de wettelijke algehele gemeenschap van goederen. Niet gesteld of gebleken is dat de echtgenoten bij huwelijkse voorwaarden een daarvan afwijkend huwelijksgoederenregime zijn overeengekomen, zodat de rechtbank ervan uit gaat dat er tussen partijen sinds 13 april 2016 sprake is van een gemeenschap van goederen. Deze gemeenschap moet op grond van artikel 1:100 BW bij helfte tussen partijen worden verdeeld.
Verder geldt dat het ‘wagonstelsel’ op grond van artikel 7 HVV 1978 inhoudt dat de wijziging van het huwelijksvermogensregime slechts gevolg heeft voor de toekomst. De algehele gemeenschap van goederen omvat daarom slechts de bestanddelen die zijn verworven en de schulden die zijn aangegaan vanaf 13 april 2016. Op hetgeen ieder van de partijen voordien heeft verworven en de voordien aangegane schulden blijft het Marokkaanse huwelijksvermogensregime van toepassing, zoals hiervoor overwogen.
Peildatum
De peildatum voor de bepaling van de omvang van de Nederlandse huwelijksgoederengemeenschap is 16 juli 2024, zijnde de datum van indiening van het verzoekschrift. Voor de bepaling van de waarde van de te verdelen goederen geldt de datum van feitelijke verdeling, tenzij partijen anders overeenkomen of op basis van redelijkheid en billijkheid daarvan dient te worden afgeweken. Dit laatste is niet gesteld of gebleken.
OmvangPartijen hebben gesteld dat de volgende vermogensbestanddelen in de ontbonden huwelijksgemeenschap vallen:
de inboedel;
de saldi op de bankrekeningen;
€ 7.000,-- contant geld;
schuld Dienst Uitvoering Onderwijs (DUO).
Niet gebleken is dat al deze bestanddelen vóór 13 april 2016 zijn verworven, zodat de rechtbank ervan uitgaat dat deze in de huwelijksgemeenschap zijn gevloeid.
Ad. a – de inboedel
Partijen zijn het erover eens dat de inboedel die zich nog in de echtelijke woning bevindt kan worden toegedeeld aan de man, zonder nadere verrekening met de vrouw. De rechtbank zal dienovereenkomstig beslissen.
Ad. b – de saldi op de bankrekeningen
De vrouw heeft verzocht dat partijen ieder zijn of haar eigen bankrekening behoudt zonder verrekening van de saldi. De man kan zich niet verenigen met het verzoek van de vrouw. De man verzoekt te bepalen dat de saldi van de bankrekeningen per de peildatum bij helfte worden verdeeld.
Op grond van het Nederlandse recht moet de gemeenschap bij helfte worden gedeeld. De rechtbank zal daarom bepalen dat ieder van partijen de helft van de saldi van de bankrekeningen krijgt toegedeeld. De rechtbank geeft partijen mee bankafschriften per de peildatum van 16 juli 2024 aan elkaar over te leggen, zodat de saldi kunnen worden vastgesteld.
Ad. c – € 7.000,-- contant geld
De man stelt dat de vrouw een bedrag van € 7.000,-- contant geld heeft meegenomen uit de woning. De vrouw dient de helft aan de man te voldoen. De vrouw betwist dat zij dit bedrag heeft meegenomen.
De man heeft niet aangetoond dat de vrouw een bedrag van € 7.000,-- uit de woning heeft meegenomen. Deze stelling is niet (met stukken) onderbouwd. De rechtbank wijst het verzoek van de man om te bepalen dat de vrouw de helft van dit bedrag aan hem moet voldoen daarom af.
Ad. d – schuld DUO
De vrouw stelt een schuld te hebben aan DUO van € 1.445,83. Deze lening is aangegaan ten behoeve van de inburgering van de vrouw. De man heeft altijd afgelost op deze schuld met een bedrag van € 26,40 per maand. De vrouw heeft geen inkomen en stelt voor dat de man deze schuld op zich neemt en als eigen schuld voldoet. De man betwist bij gebrek aan wetenschap het bestaan van de schuld. Voor zover deze schuld er is, verzoekt de man te bepalen dat partijen ieder voor de helft draagplichtig is voor de schuld.
De rechtbank stelt voorop dat schulden niet voor verdeling in aanmerking komen, nu een schuld geen goed is als bedoeld in artikel 3:182 BW. Verder is het niet mogelijk om wijzigingen aan te brengen in de aansprakelijkheid van beide (ex-)echtgenoten tegenover schuldeisers zoals dat is geregeld in artikel 1:102 BW.
In de onderlinge verhouding tussen de echtgenoten geldt op grond van artikel 1:100 BW het volgende. Voor zover bij de ontbinding van de gemeenschap de goederen van de gemeenschap niet toereikend zijn om de schulden van de gemeenschap te voldoen, worden deze schulden door beide (ex)echtgenoten voor een gelijk deel gedragen, tenzij schriftelijk anders is overeengekomen of uit de eisen van redelijkheid en billijkheid – mede in verband met de aard van de schulden – een andere draagplicht voortvloeit. Als één van de (ex)echtgenoten wordt aangesproken door een schuldeiser en hierdoor meer heeft bijgedragen in de schuld dan het gedeelte dat hem of haar aangaat, dan heeft hij of zij voor dit meerdere op grond van artikel 6:10 BW een regresrecht op de andere (ex)echtgenoot.
De man en de vrouw hebben uiteenlopende opvattingen over het bestaan van de gestelde schulden. Voorop staat dat de beoordeling van de vraag of een derde een vordering heeft op de gemeenschap niet past in deze procedure die (mede) strekt tot verdeling in het kader van de echtscheiding. Het is aan de beweerde schuldeiser om (één van) de echtgenoten tot betaling aan te spreken, waarna het aan de aangesproken partij(en) is om de vordering te erkennen of betwisten en daarover zo nodig te procederen. Voor wat betreft de bijdrageplicht in hun onderlinge verhouding gelden de wettelijke uitgangspunten van artikel 1:100 en artikel 6:10 en volgende BW.
Paspoort vrouw
De vrouw heeft verzocht te bepalen dat de man haar Marokkaanse paspoort aan haar afgeeft. De man heeft op de zitting het paspoort van de vrouw overhandigt aan haar advocaat, zodat de vrouw geen belang meer heeft bij dit verzoek. De rechtbank wijst het verzoek daarom af.

Beslissing

De rechtbank:
*
spreekt de echtscheiding uit tussen partijen, gehuwd op [datum] 2015 te [plaats] , [land] ;
*
bepaalt dat de minderjarigen:
- [minderjarige 1] , geboren op [geboortedatum 1] 2017 te [geboorteplaats] , en
- [minderjarige 2] , geboren op [geboortedatum 2] 2020 te [geboorteplaats] ,
de hoofdverblijfplaats zullen hebben bij de vrouw;
*
bepaalt dat het verzoek met betrekking tot de regeling inzake de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken wordt aangehouden tot
1 januari 2026 pro forma,in afwachting van de hulpverlening door Bocah Donya;
partijen dienen de rechtbank uiterlijk twee weken voor deze datum te informeren over de stand van zaken;
houdt iedere verdere beslissing
ten aanzien vande regeling inzake de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken aan;
*
bepaalt dat de man aan de vrouw, met ingang van 1 augustus 2026 een kinderalimentatie ten behoeve van de minderjarigen van € 25,-- per maand, per kind zal betalen, telkens bij vooruitbetaling te voldoen;
*
stelt de verdeling van de algehele gemeenschap van goederen als volgt vast, onder de voorwaarde van inschrijving van de echtscheidingsbeschikking in de registers van de burgerlijke stand:
1. aan de man worden toegedeeld:
1.1
de inboedel, zonder verdere verrekening;
1.2
de helft van de saldi van de bankrekeningen;
2. aan de vrouw worden toegedeeld:
2.1
de helft van de saldi van de bankrekeningen;
*
bepaalt dat in de onderlinge verhouding tussen partijen elk van hen de helft van de schuld aan DUO voor zijn/haar rekening dient te nemen;
*
bepaalt dat de man met ingang van de dag van inschrijving van deze beschikking in de registers van de burgerlijke stand de huurder zal zijn van de woonruimte te [postcode] [woonplaats] , [adres] ;
*
verklaart deze beschikking, met uitzondering van de echtscheiding, uitvoerbaar bij voorraad;
*
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. J. Visser, rechter, tevens kinderrechter, bijgestaan door mr. P. Hillebrand als griffier, en uitgesproken op de openbare zitting van 16 juli 2025.