In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 16 juli 2025 een beschikking gegeven in een echtscheidingsprocedure tussen een vrouw en een man, die gehuwd zijn sinds 2015 en samen twee minderjarige kinderen hebben. De vrouw heeft verzocht om de hoofdverblijfplaats van de kinderen bij haar vast te stellen, alsook om kinderalimentatie en de verdeling van de huwelijksgemeenschap. De man heeft verweer gevoerd en zelfstandig verzocht om een zorgregeling en de toewijzing van het huurrecht van de echtelijke woning. De rechtbank heeft vastgesteld dat de ouders gezamenlijk gezag uitoefenen en dat de kinderen momenteel bij de vrouw verblijven. De rechtbank heeft de echtscheiding uitgesproken en de hoofdverblijfplaats van de kinderen bij de vrouw bepaald, evenals een minimale kinderalimentatie van € 25,-- per maand per kind, ingaande op 1 augustus 2026. De rechtbank heeft de verdeling van de huwelijksgemeenschap vastgesteld, waarbij de inboedel aan de man wordt toegedeeld en de saldi van de bankrekeningen gelijk worden verdeeld. De rechtbank heeft het verzoek van de man om het huurrecht van de echtelijke woning toe te wijzen, alsook de verzoeken van beide partijen met betrekking tot de zorgregeling, aangehouden in afwachting van hulpverlening. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, met uitzondering van de echtscheiding.