ECLI:NL:RBDHA:2025:12726

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
30 juni 2025
Publicatiedatum
15 juli 2025
Zaaknummer
09/072551-25 en 05/117505-22 (tul)
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Oplichting door middel van babbeltrucs gericht op oudere slachtoffers met diefstal van geld en sieraden

In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 30 juni 2025 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die samen met anderen betrokken was bij een serie babbeltrucs. De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan oplichting van vier oudere slachtoffers, waarbij geld, sieraden en bankpassen zijn afhandig gemaakt. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich voordeed als een politieagent en de slachtoffers telefonisch benaderde met de mededeling dat zij slachtoffer konden worden van een inbraak. Vervolgens kwam er een mededader aan de deur die de waardevolle spullen van de slachtoffers verzamelde onder het voorwendsel dat deze veiliggesteld moesten worden. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 12 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden en een proeftijd van twee jaar. De rechtbank heeft ook vorderingen van benadeelde partijen toegewezen, waarbij de verdachte hoofdelijk aansprakelijk is gesteld voor de schade die door zijn daden is veroorzaakt. De rechtbank heeft de ernst van de feiten benadrukt, vooral gezien de kwetsbaarheid van de slachtoffers, en heeft rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn jeugdige leeftijd en verslavingsproblematiek.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Strafrecht
Meervoudige kamer
Parketnummers: 09/072551-25 en 05/117505-22 (tul)
Datum uitspraak: 30 juni 2025
Tegenspraak
De rechtbank Den Haag heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte] ,
geboren op [geboortedatum 1] 2003 te [geboorteplaats 1] ,
BRP-adres: [adres 1] , [postcode 1] te [woonplaats] ,
op dit moment gedetineerd in Justitieel Complex [plaats 1] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden op de terechtzitting van 16 juni 2025.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. A. van Rookhuizen en van hetgeen door de verdachte en zijn raadsvrouw mr. M.G.M. Frerix naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
1
hij in of omstreeks de periode van 16 februari 2025 tot en met 8 maart 2025
te Leidschendam en/of Enschede en/of Heerenveen en/of Uden en/of Boekel en/of Veldhoven en/of 's-Hertogenbosch en/of Kampen, in elk geval in Nederland tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels,
- [aangever 1] en/of
- [aangever 2] en/of
- [aangever 3] en/of
- [aangever 4] en/of
- [aangever 5] en/of
- [aangever 6] en/of
- [aangever 7] en/of
- [aangever 8] en/of
- een of meer onbekend gebleven slachtoffers
heeft bewogen tot de afgifte van enig goed, het verlenen van een dienst, het ter beschikking stellen van gegevens, te weten
- één of meer bankpassen en/of
- één of meer pincodes en/of
- één of meer sieraden
door
- zich telefonisch voor te doen als een medewerker van de politie, de verzekering en/of de fraudehelpdesk en/of
- mede te delen dat
o er een aanslag zou komen op een woning en/of
o dat er mogelijk ingebroken zou worden en/of
o er geld van de bankrekening was afgeschreven
- aan te geven dat er een medewerker van de politie, verzekering en/of een ander persoon langs zou komen en/of
- aan te geven dat het geld en/of de sieraden en/of de waardevolle spullen meegegeven moesten worden aan een politiemedewerker zodat ze konden worden gefotografeerd en/of veilig gesteld konden worden;
2
hij op één of meerdere tijdstippen in of omstreeks de periode van 16 februari 2025 tot en met 8 maart 2025 te Leidschendam en/of Enschede en/of Heerenveen en/of Uden en/of Boekel en/of Veldhoven en/of 's-Hertogenbosch en/of Kampen, in elk geval in Nederland tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal een hoeveelheid geld, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan
- [aangever 1] en/of
- [aangever 2] en/of
- [aangever 3] en/of
- [aangever 4] en/of
- [aangever 5] en/of
- [aangever 6] en/of
- [aangever 7] en/of
- [aangever 8] en/of
- een of meer onbekend gebleven slachtoffers
in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of die weg te nemen goederen onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van een valse sleutel, door gebruikmaking van middels oplichting verkregen bankpassen en/of pincodes.

3.De bewijsbeslissing

3.1.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het onder 1 tenlastegelegde, waarbij de verdachte voor zover de tenlastelegging betrekking heeft op aangever [aangever 3] partieel dient te worden vrijgesproken. De officier van justitie heeft tevens gerekwireerd tot bewezenverklaring van feit 2, waarbij is betoogd dat de verdachte partieel dient te worden voor de vrijgesproken voor zover de tenlastelegging betrekking heeft op de aangevers [aangever 3] , [aangever 7] en [aangever 6] .
3.2.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich ten aanzien van het onder 1 tenlastegelegde op het standpunt gesteld dat slechts een bewezenverklaring kan volgen voor zover de tenlastelegging ziet op aangever [aangever 1] . Met betrekking tot feit 2 heeft de raadsvrouw betoogd dat alleen tot een bewezenverklaring kan worden gekomen voor zover de tenlastelegging ziet op aangever [aangever 2] . De raadsvrouw heeft bepleit dat de verdachte voor het overige partieel dient te worden vrijgesproken, omdat geen sprake is van medeplegen dan wel voldoende wettig en overtuigend bewijs ontbreekt.
3.3.
Gebruikte bewijsmiddelen
De rechtbank heeft in de bijlage I opgenomen de wettige bewijsmiddelen met de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden.
3.4.
Bewijsoverwegingen
Modus operandi
In de periode van 16 februari 2025 tot en met 8 maart 2025 hebben meerdere mensen (in het dossier zijn van negen personen aangiftes opgenomen) uit verschillende delen van het land aangifte gedaan van oplichting. Uit die aangiftes is een beeld naar voren gekomen van — in grote lijnen — telkens dezelfde werkwijze. De beoogde slachtoffers, steeds personen op leeftijd, werden telefonisch benaderd door een zogenoemde medewerker van politie (veelal genaamd “ [naam 1] ” of “ [naam 2] ”), waarbij aan hen werd verteld dat zij grote kans maakten slachtoffer te worden van een misdrijf. In de meeste gevallen werd hen verteld dat er in de buurt was ingebroken. In een enkel geval zou er mogelijk een aanslag op de woning van het slachtoffer plaatsvinden. Er zou daarom iemand van de politie, veelal iemand genaamd “ [naam 3] ”, langskomen om het één en ander te controleren voor de verzekering, sloten te vervangen en/of spullen te fotograferen en/of veilig te stellen. Vervolgens verscheen een man (iemand die zich voorstelde als medewerker van de politie met de naam die telefonisch aan het slachtoffer was doorgegeven) bij de woning van de slachtoffers die aangaf dat alle waardevolle goederen, zoals gouden sieraden, contant geld en bankpassen, verzameld moesten worden. Ook werd veelal gevraagd om de pincodes van die bankpassen te geven. De man ging de goederen controleren of fotograferen in zijn bus waarbij hij de goederen uiteindelijk meenam en niet meer terugkwam. Kort hierna werden met de bankpassen goederen gekocht of geldbedragen opgenomen bij pin- of geldautomaten in de buurt.
Ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde staat naar het oordeel van de rechtbank vast
dat de aangevers door een combinatie van in de wet genoemde oplichtingsmiddelen zijn
bewogen tot het beschikbaar stellen van hun bankpassen en andere goederen, die
vervolgens zijn weggenomen en zijn gebruikt om toegang te krijgen tot de geldbedragen op hun bankrekeningen. Bovendien stelt de rechtbank vast dat het evenmin betoog behoeft dat is gehandeld met het oogmerk om zichzelf of een ander wederrechtelijk te bevoordelen.
Medeplegen
De rechtbank stelt voorop dat de betrokkenheid aan een strafbaar feit als medeplegen kan
worden bewezenverklaard als bij het begaan van de feiten sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking. Ook wanneer het tenlastegelegde medeplegen in de kern niet bestaat uit een gezamenlijke uitvoering, kan sprake zijn een nauwe en bewuste samenwerking. De materiële en/of intellectuele bijdrage van de verdachte aan het strafbare feit zal dan van voldoende gewicht moeten zijn. Bij de beoordeling of daaraan is voldaan, kan rekening worden gehouden met onder meer de intensiteit van de samenwerking, de onderlinge taakverdeling, de rol in de voorbereiding, de uitvoering of de afhandeling van het delict en het belang van de rol van de verdachte en diens aanwezigheid op belangrijke momenten.
Op grond van de hiervoor beschreven modus operandi stelt de rechtbank vast dat
onderhavige babbeltrucs telkens door ten minste twee daders zijn gepleegd. Er was in
elk geval sprake van een persoon die zich voordeed als medewerker van de politie en de slachtoffers belde (de beller), een persoon die naar de woning van de slachtoffers ging om de waardevolle spullen en bakpassen te verzamelen en vervolgens de goederen uit de woning meenam (de koerier) en een persoon die het geld heeft gepind (de pinner). Gelet hierop is de rechtbank van oordeel dat sprake is van een samenwerkingsverband waarbij geldt dat ieders aandeel een belangrijke en noodzakelijke schakel vormde voor het volbrengen van het feit. Het gegeven dat niet ten aanzien van alle zaken kan worden vastgesteld wie exact de mededaders waren en wie wanneer welke rol heeft vervuld doet hieraan niet af. De rechtbank weegt deze omstandigheid mee bij de beantwoording van de vraag of het tenlastegelegde medeplegen kan worden bewezen.
Betrokkenheid verdachte
De rechtbank ziet zich voor de vraag gesteld of de verdachte, al dan niet als medepleger, betrokken is geweest bij één of meer van de tenlastegelegde oplichtingen en/of diefstallen met een valse sleutel van de aangevers en overweegt daartoe als volgt.
Leidschendam-Voorburg: aangever [aangever 1]
De verdachte heeft bekend betrokken te zijn geweest bij de oplichting van aangever [aangever 1] in Leidschendam-Voorburg. De verdachte heeft zich voorgedaan als een medewerker van de politie genaamd “ [naam 3] ”, is in de woning van aangever geweest en heeft geld, gouden sieraden en twee bankpassen meegenomen. De rechtbank komt op grond van de inhoud van de bewijsmiddelen zonder nadere motivering tot een bewezenverklaring van de oplichting van aangever [aangever 1] .
Na de oplichting is met de pinpas van aangever [aangever 1] gepind in de Mall of the Netherlands en is een iPhone 15 gekocht bij de Media Markt. Uit de gebezigde bewijsmiddelen volgt dat de verdachte – na de oplichting – samen met de medeverdachte [medeverdachte] in de auto naar de Mall of the Netherlands in Leidschendam is gereden. De verdachte heeft vervolgens de pinpas van de aangever overgedragen aan de medeverdachte. Medeverdachte [medeverdachte] is herkend als zijnde degene die met de pas van aangever heeft gepind en bij de Media Markt heeft afgerekend. De rechtbank stelt vast dat de medeverdachte [medeverdachte] feitelijk heeft gepind, maar dat de verdachte hierbij (weliswaar op korte afstand) aanwezig was. Ook was de verdachte in de buurt van de medeverdachte aanwezig bij de aankoop van de iPhone in de Media Markt. Vervolgens verlieten zij gezamenlijk de Mall of the Netherlands. De rechtbank is daarmee van oordeel dat sprake was van een gezamenlijk plan en een bewuste samenwerking. De verdachte heeft bovendien een wezenlijke bijdrage geleverd aan de diefstal, door de pinpas van aangever te geven aan de medeverdachte. Op grond van het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat de voor medeplegen vereiste voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en de medeverdachte is komen vast te staan. De rechtbank komt daarmee tot een bewezenverklaring van het medeplegen van de diefstal met een valse sleutel van aangever [aangever 1] .
Enschede: aangever [aangever 2]
Ten aanzien van de oplichting van aangever [aangever 2] overweegt de rechtbank als volgt. Op 3 maart 2025 om 15:30 uur werd [aangever 2] gebeld door iemand die zei [naam 2] van de politie Enschede te zijn. Een korte tijd later kwam een man aan de deur, die de woning in is gegaan en de bankpassen heeft meegenomen. De rechtbank stelt vast dat de verdachte om 16:08 uur heeft gepind met de pinpas van aangever [aangever 2] . Ook was de verdachte net als zijn medeverdachte [medeverdachte] voorafgaand aan de oplichting in Enschede. De verdachte heeft immers om 14.11 uur een pinbetaling gedaan in de supermarkt Jumbo in Enschede. Medeverdachte [medeverdachte] heeft om 15:04:13 uur een zoekactie gedaan via Apple Maps “from point”, te weten een locatie nabij de [straatnaam 1] . De verdachte is derhalve voorafgaand aan de oplichting als erg kort daarna aangetroffen in omstandigheden die op betrokkenheid bij de oplichting duiden. De verdachte geeft daarvoor geen (aannemelijke) verklaring. De rechtbank acht daarmee het medeplegen van de oplichting van aangever [aangever 2] bewezen.
Ten aanzien van de diefstal stelt de rechtbank vast dat de verdachte heeft bekend te hebben gepind met de pinpas van aangever [aangever 2] . De rechtbank komt op grond van de inhoud van de bewijsmiddelen zonder nadere motivering tot een bewezenverklaring van de diefstal door middel van een valse sleutel van aangever [aangever 2] in Enschede.
Den Bosch: aangevers [aangever 6] en [aangever 7]
Op 7 maart 2025 worden zowel bij aangever [aangever 6] als aangever [aangever 7] naar aanleiding van een babbeltruc diverse sieraden weggenomen uit hun woning in Den Bosch. Bij aangever [aangever 7] is er ook geld weggenomen. De verdachte komt op grond van de hierboven genoemde oplichtingen in beeld en door de politie wordt onderzoek gedaan naar zijn telefoon. Uit dit onderzoek is gebleken dat de telefoon op 7 maart 2025 uitstraalde in ’s-Hertogenbosch. Bovendien is op de telefoon van de verdachte gezocht naar de adressen van de aangevers, te weten [adres 2] en [adres 3] in ’s-Hertogenbosch. De rechtbank is van oordeel dat deze omstandigheden duiden op betrokkenheid van de verdachte bij de ten laste gelegde oplichting. Verder is in de telefoon van de verdachte een chat aangetroffen met onder andere de medeverdachte [medeverdachte] waarin de verdachte op 7 maart 2024 om 15:13 uur “Tonnetje” en om 15:23 uur “ [huisnummer] ” heeft gestuurd. Medeverdachte [medeverdachte] heeft in diezelfde chat om 15:14 uur gestuurd: “hier is veel pap”. Uit de aangifte van [aangever 6] blijkt dat zij om 15:00 uur is gebeld en dat er ongeveer vijftien minuten later een man aan de deur stond. Dit tijdsbestek komt overeen met de tijdstippen van de berichten. Ook stelt de rechtbank vast dat het nummer dat gestuurd is door de verdachte overeenkomt met het huisnummer van aangever [aangever 6] . In samenhang met de hiervoor genoemde feiten en omstandigheden komt de rechtbank tot het oordeel dat de verdachte (als medepleger) betrokken is geweest bij de ten laste gelegde oplichting van [aangever 6] en [aangever 7] in Den Bosch.
Ten aanzien van de diefstal overweegt de rechtbank dat uit de aangiftes blijkt dat geen bankpassen zijn weggenomen en ook geen geld van de rekeningen van de slachtoffers is afgehaald. Derhalve zal de verdachte ten aanzien van de diefstal voor de aangevers [aangever 6] en [aangever 7] worden vrijgesproken.
Vrijspraak Heerenveen, Uden, Boekel, Veldhoven en Kampen
De rechtbank stelt vast dat de verdachte voor de overige verdenkingen zal worden vrijgesproken omdat uit het dossier onvoldoende blijkt dat hij (als medepleger) betrokken is geweest bij deze strafbare feiten.
Conclusie
Gelet op voorgaande komt de rechtbank tot een bewezenverklaring van het onder 1 tenlastegelegde voor zover betrekking hebbend op de aangevers [aangever 1] , [aangever 2] , [aangever 6] en [aangever 7] en tot een bewezenverklaring van het onder 2 tenlastegelegde ten aanzien van aangevers [aangever 1] en [aangever 2] .
3.5.
De bewezenverklaring
De rechtbank is met betrekking tot de ten laste gelegde feiten van oordeel dat deze feiten wettig en overtuigend zijn bewezen. De rechtbank verklaart ten laste van de verdachte bewezen dat:
1
hij in de periode van
24februari 2025 tot en met
7maart 2025 te Leidschendam en Enschede en 's-Hertogenbosch tezamen en in vereniging met anderen meermalen met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en een valse hoedanigheid en door een samenweefsel van verdichtsels,
- [aangever 1] en
- [aangever 2] en
- [aangever 6] en
- [aangever 7]
heeft bewogen tot de afgifte van
- één of meer bankpassen en/of
- één of meer pincodes en/of
- één of meer sieraden
door
- zich telefonisch voor te doen als een medewerker van de politie en
- mede te delen dat
o er een aanslag zou komen op een woning en/of
o dat er mogelijk ingebroken zou worden en/of
o er geld van de bankrekening was afgeschreven
-
aan te geven dat er een medewerker van de politie langs zou komen en/of
- aan te geven dat het geld en/of de sieraden en/of de waardevolle spullen meegegeven moesten worden aan een politiemedewerker zodat ze konden worden gefotografeerd en/of veilig gesteld konden worden;
2
hij in de periode van 24 februari 2025 tot en met 3 maart 2025 te Leidschendam en Enschede tezamen en in vereniging met een of meer anderen, meermalen, een hoeveelheid geld die aan
- [aangever 1] en
- [aangever 2]
toebehoorde heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf hebben verschaft en die weg te nemen goederen onder hun bereik hebben gebracht door middel van een valse sleutel, door gebruikmaking van middels oplichting verkregen bankpassen en pincodes.
Voor zover in de tenlastelegging type- en taalfouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd en gecursiveerd weergegeven, zonder dat de verdachte daardoor in de verdediging is geschaad.

4.De strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is eveneens strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De strafoplegging

6.1.
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 35 maanden, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht.
6.2.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de eis van de officier van justitie gematigd dient te worden, omdat slechts ten aanzien van twee aangevers die genoemd zijn in de tenlastelegging bewezenverklaring kan volgen. Daarnaast heeft de raadsvrouw aangevoerd dat uit de jurisprudentie volgt dat gemiddeld drie maanden gevangenisstraf per geval van oplichting en/of diefstal met valse sleutel wordt opgelegd. De verdediging heeft tevens aandacht gevraagd voor het toepassen van het adolescentenstrafrecht omdat de verdachte een licht verstandelijke beperking heeft.
6.3.
Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek op de terechtzitting is gebleken. De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
Ernst van de feiten
De verdachte heeft zich samen met andere personen schuldig gemaakt aan babbeltrucs, waarbij van vier slachtoffers geld, sieraden en pinpassen door middel van oplichting afhandig werden gemaakt en waarbij vervolgens met de pinpassen geld is gestolen van de bankrekeningen van de slachtoffers. De door hun hogere leeftijd kwetsbare slachtoffers werden telkens eerst telefonisch benaderd door iemand die zich voordeed als politiemedewerker, waarbij veelal werd aangegeven dat ze dreigden slachtoffer te worden van een strafbaar feit. Zij hebben hiermee op slinkse en schaamteloze wijze misbruik gemaakt van het vertrouwen dat zij van de slachtoffers wisten te winnen. Vervolgens kwam een korte tijd later een iemand bij het slachtoffer langs die zich voordeed als politieagent om sieraden, geld en bankpassen te fotograferen en/of veilig te stellen. De verdachten gingen er vervolgens met de spullen vandoor waarna geld van de bankpassen werd opgenomen of spullen werden gekocht met behulp van de buitgemaakte pinpassen.
Babbeltrucs zijn een ernstige vorm van criminaliteit die, naast financiële schade, ook
gevoelens van angst en onveiligheid teweegbrengen. Het is extra kwalijk dat juist oudere
mensen doelbewust tot slachtoffer zijn gemaakt, vanwege hun grote kwetsbaarheid en
afhankelijkheid. Zoals doorgaans is ook in deze zaak duidelijk (onder meer uit de ter terechtzitting afgelegde slachtofferverklaring) dat de slachtoffers na deze ervaring de politie en de medemens niet meer vertrouwen en dat hun gevoel van veiligheid, waardigheid en zelfstandigheid ernstig is aangetast. De verdachte heeft slechts aan zijn eigen (financiële) gewin gedacht en op geen enkele wijze rekening gehouden met de belangen van de slachtoffers. De rechtbank rekent dit de verdachte aan.
Strafblad
De rechtbank heeft kennisgenomen van het strafblad van de verdachte van 12 juni 2025. Hieruit volgt dat de verdachte eerder met politie en justitie in aanmerking is gekomen voor soortgelijke feiten en hij tijdens het plegen van onderhavige feiten zelfs nog in een proeftijd liep.
Persoon van de verdachte
De rechtbank heeft kennisgenomen van een reclasseringsadvies over de verdachte van 3 juni 2025. Hieruit volgt dat sprake is van een instabiele leefsituatie bij de verdachte en een hoog risico op recidive. De verdachte kampt met een verslaving aan cocaïne en XTC en heeft geen dagbesteding, geen inkomen en schulden. Daarnaast zou sprake zijn van beperkte impulscontrole, beperkte sociale- en probleemoplossende vaardigheden en beïnvloedbaarheid. De verdachte is gemotiveerd om gedragsverandering teweeg te brengen, hetgeen de reclassering als positief bestempeld. De reclassering adviseert bij veroordeling van de verdachte een deels voorwaardelijke straf op te leggen met de volgende bijzondere voorwaarden: meldplicht bij de reclassering, ambulante behandeling (met mogelijkheid tot kortdurende klinische opname), contactverbod, locatiegebod (met elektronische monitoring) dagbesteding, meewerken aan schuldhulpverlening, ambulante begeleiding en meewerken aan middelencontrole. Verder adviseert de reclassering om het volwassenenstrafrecht toe te passen. De verdachte heeft reeds langere tijd onder begeleiding gestaan van de jeugdreclassering. Dit heeft echter niet voorkomen dat de verdachte opnieuw strafbare feiten pleegt. Verder lijkt de verslavingsproblematiek van de verdachte op dit moment op de voorgrond te staan. Gelet op deze problematiek en het nieuwe justitiecontact acht de reclassering interventies in een volwassen kader meer passend. De rechtbank volgt de redenering van de reclassering en zal de verdachte volgens het volwassenenstrafrecht berechten.
Straf
Gelet op wat hiervoor is overwogen, is de rechtbank van oordeel dat niet kan worden volstaan met een lichtere of andere sanctie dan een straf die een onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming van na te melden duur met zich brengt. Desalniettemin heeft de rechtbank ook oog voor de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. De verdachte is nog jong en gemotiveerd om zijn verslaving aan te pakken en zijn gedrag te veranderen. De rechtbank acht daarom een voorwaardelijke strafdeel aangewezen, enerzijds om de ernst van de gepleegde feiten tot uitdrukking te brengen en anderzijds om de verdachte ervan te weerhouden zich in de toekomst opnieuw aan strafbare feiten schuldig te maken. De rechtbank acht, alles afwegende een gevangenisstraf 12 maanden passend en geboden, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren en de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering.
Voorlopige hechtenis
De raadsvrouw heeft verzocht om opheffing dan wel schorsing van de voorlopige hechtenis. De rechtbank wijst dit verzoek af, omdat op dit moment niet valt in te zien hoe het recidivegevaar met het stellen van voorwaarden kan worden ingeperkt tot een voor de maatschappij aanvaardbaar niveau. Er zijn teveel zorgen over verschillende leefgebieden van de verdachte. De verdachte heeft ter terechtzitting aangegeven dat hij de goede weg wil inslaan in zijn leven. Nadat de verdachte zijn vrijheidsstraf heeft uitgezeten, kan hij middels de bijzondere voorwaarden die de rechtbank aan hem oplegt in dit vonnis met hulp aan begeleiding aan de slag om deze goede weg in te slaan.

7.De vordering van de benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel

7.1
De vorderingen
7.1.1
De vordering tot schadevergoeding [aangever 4]
heeft zich als benadeelde partij gevoegd in het strafproces en vordert een schadevergoeding van € 6.845,00, te vermeerderen met de wettelijke rente. Dit bedrag bestaat uit materiële schade.
7.1.2
De vordering tot schadevergoeding [aangever 1]
heeft zich als benadeelde partij gevoegd in het strafproces en vordert een schadevergoeding van € 37.111,75, te vermeerderen met de wettelijke rente. Dit bedrag bestaat uit € 35.611,75 aan materiële schade en € 1.500,00 aan immateriële schade.
7.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vorderingen tot
schadevergoeding van beide benadeelde partijen met hoofdelijke aansprakelijkheid, inclusief de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
7.3
Het standpunt van de verdediging
7.3.1
De vordering tot schadevergoeding [aangever 4]
De verdediging heeft zich primair op het standpunt gesteld dat de vordering tot schadevergoeding van [aangever 4] niet-ontvankelijk verklaard dient te worden gelet op de bepleite vrijspraak. Subsidiair heeft de verdediging betoogd dat de vordering tot schadevergoeding niet-ontvankelijk verklaard dient te worden, wegens het gebrek aan onderbouwing.
7.3.1
De vordering tot schadevergoeding [aangever 1]
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de kosten voor de aanschaf van de nieuwe bankpassen kunnen worden toegewezen en dat de vordering tot schadevergoeding voor het overige niet-ontvankelijk verklaard dient te worden. De verdediging heeft hiertoe het volgende aangevoerd. De verdediging heeft bepleit dat niet kan worden vastgesteld hoeveel contant geld en welke sieraden van de dochter van het slachtoffer zijn geweest. Verder heeft de raadsvrouw aangevoerd dat de verdachte niet heeft gepind en daarom het gepinde bedrag niet in aanmerking komt. Daarnaast heeft de verdediging de bedragen van de sieraden betwist omdat van de nieuwwaarde van de sieraden wordt uitgegaan. Als laatste heeft de verdediging betoogd het contact met de psycholoog ook met andere traumatische gebeurtenissen te maken heeft gehad en derhalve niet kan worden vastgesteld kan wat het aandeel van het tenlastegelegde daarin is.
7.4
Het oordeel van de rechtbank
7.4.1
De vordering tot schadevergoeding [aangever 4]
Niet-ontvankelijk
De rechtbank zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in de vordering, aangezien
de verdachte van het feit waarop de vordering betrekking heeft, zal worden vrijgesproken.
Proceskostenveroordeling benadeelde partij
Dit brengt mee dat de benadeelde partij moet worden veroordeeld in de kosten die de verdachte tot aan deze uitspraak in verband met zijn verdediging tegen die vordering heeft moeten maken. De rechtbank begroot deze kosten tot op heden op nihil.
7.4.2
De vordering tot schadevergoeding [aangever 1]
Materiële schade
De vordering, voor zover deze betrekking heeft op het opgenomen en gepinde bedrag, de kosten voor aanschaf van de nieuwe bankpassen en de kosten van het eigen risico van de zorgverzekering, zijn namens de verdachte niet (gemotiveerd) betwist en namens de benadeelde partij voldoende onderbouwd. Op grond van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting kan dan ook worden vastgesteld dat de benadeelde partij rechtstreeks schade heeft geleden door de bewezenverklaarde feiten, ter grootte van het gevorderde bedrag. De rechtbank zal derhalve deze bedragen in zijn volledigheid toewijzen tot een bedrag van € 4.683,84.
Voor wat betreft de waarde van de meegenomen sieraden, de sieradendoosjes en het contante geld overweegt de rechtbank dat de benadeelde heeft gepoogd de schadekosten in kaart te brengen. De benadeelde heeft in de vordering tot schadevergoeding en ter terechtzitting aangegeven dat een gedeelte van de sieraden en van het contante geld van haar dochter waren. De rechtbank kan derhalve niet vaststellen welke schade de benadeelde heeft geleden en welke schade de dochter van benadeelde, die zich niet als benadeelde partij heeft gemeld in de onderhavige procedure en geen vordering tot schadevergoeding heeft ingediend, heeft geleden. De rechtbank maakt daarom gebruik van haar schattingsbevoegdheid (artikel 6:97 van het Burgerlijk Wetboek), omdat de omvang van de geleden (materiële) schade niet nauwkeurig kan worden vastgesteld. Zij stelt de schade vast op € 15.000,00.
Immateriële schade
Op grond van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting kan worden vastgesteld dat de benadeelde partij rechtstreeks immateriële schade heeft geleden door de bewezenverklaarde feiten. Gelet op wat namens de benadeelde partij ter toelichting op haar vordering is aangevoerd, zal de rechtbank de geleden immateriële schade toewijzen ter grootte van het gevorderde bedrag, te weten € 1.500,00.
Niet-ontvankelijk onevenredige belasting
De rechtbank zal de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk verklaren in de vordering. Dit deel van de vordering is namens de verdachte (gemotiveerd) betwist en namens de benadeelde partij onvoldoende onderbouwd. De benadeelde partij de gelegenheid geven voor een nadere onderbouwing van dit deel van de vordering zou een onevenredige belasting van het strafgeding opleveren. De benadeelde partij kan dit deel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Conclusie
De rechtbank zal - gelet op het voorgaande - de vordering toewijzen tot een bedrag van € 21.183,84, bestaande uit € 19.683,84 aan materiële schade en € 1.500,00 aan immateriële schade.
Wettelijke rente
De rechtbank zal de gevorderde wettelijke rente toewijzen met ingang van 24 februari 2025, omdat vast is komen te staan dat de schade vanaf die datum is ontstaan.
Proceskostenveroordeling verdachte
Nu de vordering gedeeltelijk wordt toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt. De rechtbank begroot deze kosten tot op heden op nihil. Daarnaast wordt de verdachte veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Hoofdelijkheid
Omdat de verdachte de strafbare feiten ter zake waarvan schadevergoeding zal worden toegekend samen met mededaders heeft gepleegd, zijn zij daarvoor ieder hoofdelijk aansprakelijk. Hetzelfde geldt voor de toegewezen proceskosten. Daarbij geldt dat de verdachte, voor zover (een van) de mededaders een bedrag aan de benadeelde partij heeft betaald, dat deel van de schadevergoeding en/of proceskosten niet meer aan de benadeelde partij hoeft te betalen.
Schadevergoedingsmaatregel
De verdachte zal voor de bewezenverklaarde strafbare feiten worden veroordeeld en hij is daarom tegenover de benadeelde partij aansprakelijk voor schade die door deze feiten aan haar is toegebracht. De rechtbank zal aan de verdachte hoofdelijk de verplichting opleggen om aan de Staat te betalen een bedrag van € 21.183,84, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 24 februari 2025 tot aan de dag dat dit bedrag is betaald, ten behoeve van [aangever 1] .

8.De inbeslaggenomen voorwerpen

8.1.
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat het op de lijst van inbeslaggenomen voorwerpen (beslaglijst, die als bijlage II aan dit vonnis is gehecht) onder 1 genoemde voorwerp zal worden verbeurdverklaard.
8.2.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat het onder 1 genoemde voorwerp op de beslaglijst, te weten de telefoon, dient te worden teruggegeven aan de verdachte.
8.3.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank zal het op de beslaglijst onder 1 genoemde voorwerp verbeurdverklaren. Dit voorwerp is voor verbeurdverklaring vatbaar, aangezien dit voorwerp aan de verdachte toebehoort en met behulp van dit voorwerp de bewezenverklaarde feiten zijn begaan of voorbereid. Bij de vaststelling van deze bijkomende straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de draagkracht van verdachte.

9.De vordering tot tenuitvoerlegging

9.1.
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft bij vordering van 7 mei 2025 gevorderd dat de bij parketnummer 05/117505-22 door de meervoudige kamer van de rechtbank Gelderland op 14 maart 2024 voorwaardelijke opgelegde straf, te weten 314 dagen jeugddetentie, ten uitvoer wordt gelegd wegens niet naleven van de algemene voorwaarden. De officier van justitie heeft gepersisteerd bij de vordering tot tenuitvoerlegging.
9.2.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft primair verzocht om de proeftijd te verlengen met een jaar. Subsidiair heeft de raadsvrouw betoogd om een gedeelte van de voorwaardelijke straf ten uitvoer te leggen.
9.3.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht termen aanwezig voor toewijzing van de vordering van de officier van justitie tot tenuitvoerlegging van het voorwaardelijk deel van de opgelegde jeugddetentie, waartoe verdachte werd veroordeeld bij onherroepelijk geworden vonnis van de meervoudige kamer van de rechtbank te Gelderland d.d. 14 maart 2024, nu uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat verdachte de algemene voorwaarde niet heeft nageleefd, doordat deze zich voor het einde van de proeftijd die bij voormeld vonnis was opgelegd, wederom heeft schuldig gemaakt aan strafbare feiten.

10.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straffen en maatregel zijn gegrond op de artikelen: 14a, 14b, 14c, 33, 33a, 36f, 47, 57, 63, 311 en 326 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak rechtens gelden.

11. De beslissing

De rechtbank:
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan, zoals hierboven onder 3.5 bewezen is verklaard;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en dat het bewezen verklaarde uitmaakt:
ten aanzien van feit 1:
medeplegen van oplichting, meermalen gepleegd;
ten aanzien van feit 2:
diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige het weg te
nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van valse sleutels,
meermalen gepleegd;
verklaart de verdachte daarvoor strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot:
een
gevangenisstrafvoor de duur van
12 (TWAALF) MAANDEN;
bepaalt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijk gedeelte van de hem opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
bepaalt dat een gedeelte van die straf, groot
6 (ZES) MAANDEN,
niet zal worden tenuitvoergelegdonder de
algemene voorwaardedat de veroordeelde zich voor het einde van de hierbij op twee jaren vastgestelde proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
en onder de bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:
- gedurende de proeftijd geen contact legt of laat leggen – direct of indirect – met [medeverdachte] , geboren op [geboortedatum 2] 2003 te [geboorteplaats 2] , zolang het Openbaar Ministerie dit noodzakelijk acht;
- gedurende de proeftijd op vooraf vastgestelde tijdstippen aanwezig is op het verblijfadres, te weten [adres 1] , [postcode 1] te [woonplaats] , zolang de reclassering dit noodzakelijk acht, waarbij de veroordeelde zich onder elektronisch toezicht stelt ter nakoming van deze bijzondere voorwaarde;
- zich gedurende de proeftijd meldt bij Iriszorg verslavingsreclassering op het adres Nieuwe Oeverstraat 65, 6811 JB te Arnhem, op door de reclassering te bepalen tijdstippen, zo frequent en zolang de reclassering dat noodzakelijk acht;
- zich gedurende de proeftijd onder behandeling stelt van Iriszorg of een soortgelijke zorgverlener, op de tijden en plaatsen als door of namens die zorgverlener aan te geven. De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Bij een terugval in middelengebruik of verslechtering van het psychiatrische ziektebeeld kan de reclassering een indicatiestelling aanvragen voor een kortdurende opname voor detoxificatie. Als de voor indicatie verantwoordelijke instantie een kortdurende opname indiceert, zal de veroordeelde zich, na goedkeuring door de rechter, laten opnemen in een zorginstelling voor zeven weken of zoveel korter als de reclassering nodig vindt;
- zich inspant voor het vinden en behouden van betaald werk, onbetaald werk en/of vrijetijdsbesteding, met een vaste structuur;
- meewerkt aan het aflossen van zijn schulden en het treffen van afbetalingsregelingen, ook als dit inhoudt meewerken aan schuldhulpverlening in het kader van de Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen. De veroordeelde geeft de reclassering inzicht in zijn financiën en schulden;
- zich laat begeleiden door een nader aan te wijzen instantie Intensieve Forensische Aanpak (IFA) of een soortgelijke instantie, te bepalen door de reclassering. De begeleiding duurt zolang de reclassering dat nodig vindt. De veroordeelde zet zich actief in en onderhoud contact met zijn IFA coach;
- meewerkt aan controle van het gebruik van drugs om het middelengebruik te beheersen. De reclassering kan urineonderzoek en ademonderzoek (blaastest) gebruiken voor de controle. De reclassering bepaalt hoe vaak de veroordeelde wordt gecontroleerd;
geeft opdracht aan Reclassering Nederland tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde voorwaarde(n) en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd:
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht daaronder begrepen;
vordering tot schadevergoeding [aangever 4]
bepaalt dat de benadeelde partij [aangever 4] niet-ontvankelijk is in de vordering tot schadevergoeding;
veroordeelt de benadeelde partij [aangever 4] in de kosten door de verdachte ter verdediging tegen die vordering gemaakt, tot op heden begroot op nihil;
vordering tot schadevergoeding [aangever 1]
wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [aangever 1] deels toe tot een bedrag van € 21.183,84 en veroordeelt de verdachte hoofdelijk om dit bedrag, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente daarover vanaf 24 februari 2025 tot de dag waarop deze vordering is betaald, te betalen aan [aangever 1] ;
bepaalt dat de benadeelde partij [aangever 1] voor het overige niet-ontvankelijk is in de vordering tot schadevergoeding en dat de benadeelde partij dit deel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
veroordeelt de verdachte tevens hoofdelijk in de proceskosten van de benadeelde partij, begroot op nihil, en de kosten die ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog gemaakt moeten worden;
bepaalt dat als een van de mededader(s) de toegewezen schadevergoeding deels of geheel aan de benadeelde partij heeft betaald de verdachte niet meer verplicht is om dat deel te betalen of te voldoen;
een maatregel van schadevergoeding [aangever 1]
legt aan de verdachte hoofdelijk op de verplichting om aan de Staat te betalen een bedrag van € 21.183,84, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 24 februari 2025 tot aan de dag dat dit bedrag is betaald
,ten behoeve van [aangever 1] ;
bepaalt dat als het verschuldigde bedrag niet volledig wordt betaald of kan worden verhaald, gijzeling kan worden toegepast voor de duur van 140 dagen; de toepassing van gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op.
bepaalt dat gehele of gedeeltelijke betaling van het verschuldigde bedrag aan de benadeelde partij de betalingsverplichting aan de Staat in zoverre doet vervallen, en dat gehele of gedeeltelijke betaling van het verschuldigde bedrag aan de Staat de betalingsverplichting aan de benadeelde partij in zoverre doet vervallen.
beslag
verklaart verbeurd het op de beslaglijst onder 1 genoemde voorwerp, te weten: 1 STK Telefoonautomaat (Omschrijving: PL1500-2025061130-3291432, Zwart, merk: Apple Iphone 15);
vordering tot tenuitvoerlegging
gelast de tenuitvoerlegging van de straf, voorwaardelijk opgelegd bij voormeld vonnis van de meervoudige in de rechtbank te Gelderland d.d. 14 maart 2024, gewezen onder parketnummer 05/117505-22, te weten jeugddetentie voor de duur van 314 dagen.
Dit vonnis is gewezen door
mr. A. Dantuma - Hieronymus, voorzitter,
mr. C.M. Zandbergen, rechter,
mr. G.A. van Essen, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. L.A. Duijm, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 30 juni 2025.
Bijlage I
Bewijsmiddelen
Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van het proces-verbaal met het zaaksnummer PL 1500-2025061130, van de politie eenheid Den Haag, Districtsrecherche Zoetermeer - Leidschendam/Voorburg (doorgenummerd pagina 1 t/m 505).
De bewijsmiddelen worden slechts gebruikt voor het feit waarop zij blijkens hun inhoud
betrekking hebben.

1. Het proces-verbaal van aangifte door [aangever 1] , opgemaakt op 24 februari 2025, voor zover inhoudende (p. 63-67):

Plaats delict: [adres 4] , [postcode 2] Leidschendam, binnen de gemeente [gemeente]
Op 24 februari 2025 omstreeks 14:30 werd ik gebeld door een anoniem nummer. Dit was iemand die zich voorstelde als [naam 1] van de politie Den Haag. Zij vertelde mij dat zij samen met [naam 4] van de politie Den Haag en [naam 3] met dienstnummer [nummer] en [naam 2] was. Zij vertelde mij dat ik morgen, 25 februari 2025, een aangetekende brief zou krijgen met een verslag. Er zou een aanslag op mijn huis komen. Vannacht zou de politie een voertuig in beslag hebben genomen met daarin allemaal informatie over mijn woning en over mij. Volgens die mensen zou ik achtervolgd worden. Ze vertelde mij toen dat, vanwege de verzekering, ze allerlei dingen in de woning moesten checken. Dit zou dan de sloten van de deuren en ramen betreffen. Verder zouden ze ook alle waardevolle spullen, zoals bankpasjes, sieraden en geld, meenemen om voor de verzekering foto's te maken. Ze vertelde mij dat ze via de bank te horen kregen dat er grote geldbedragen van mijn rekening af waren gehaald. Hiervoor wilden ze mijn bankpasjes en pincode hebben om alles te blokkeren.
Om 15:12 werd er aangebeld en zag ik dat er een jongeman voor de deur stond. De jongeman staat goed in beeld op de ringdeurbel. De jongeman vertelde mij dat zijn dienstnummer [nummer] was en toen hoorde ik ineens een man aan de telefoon die bevestigde dit. Dit bleek [naam 4] . De man aan de telefoon vertelde mij dat ik al mijn kostbaarheden bij elkaar moest pakken. Dit zou dan bestaan uit goud, sieraden en contant geld. Ik ben samen met [naam 3] naar boven gelopen, hier staat mijn kluis. Er is een sleutel en een code nodig om in de kluis te komen. Ik denk niet dat hij de code kon zien aangezien ik ervoor stond. Ik heb uit de kluis ongeveer 8000,- euro gepakt. Ook heb ik alle sieraden en goud gepakt wat in de kluis lag.
Die [naam 3] vertelde mij dat hij alle kostbaarheden mee zou nemen naar zijn bus. Hier zou hij dan de foto's maken, dit voor de verzekering. Het duurde even voor [naam 3] weer terugkwam om de rest van de kostbaarheden mee te nemen. Om 16:58 kwam [naam 3] weer terug om wat spullen mee te nemen. Daarna is hij weer de deur uit gelopen. Daarna heb ik hem niet meer gezien of gesproken. De man aan de telefoon vertelde mij dat [naam 3] wat problemen had met foto's maken en dat het allemaal wat langer zou duren. De man vertelde mij dat de politie Utrecht mijn dochter naar huis zou brengen. Dit door de mogelijke terroristische dreiging, dit zou rond 18:30 zijn.
Volgens de Rabobank zijn de volgende bedragen afgeschreven:
Dit is een geldmaat bij de Mall of the Netherlands. Hier is op 17:17, 17:18 en 17:19
- 2 x 450,- euro
- 1 x 300,- euro opgenomen.
Bij de mediamarkt in The mall of the Netherlands is 1359,- betaald.

2. Het proces-verbaal van bevindingen , opgemaakt op 13 maart 2025, voor zover inhoudende (p. 252):

Op maandag 3 maart 2025 werd aangeefster [aangever 1] aanvullend gehoord. Na onderzoek aan de door aangeefster verstrekte bankafschriften bleek dat de volgende
bedragen afgeschreven waren:
Opgenomen bij de Geldmaat (totaal 3300,00):
2 X 450,00
1x 300,00
8 X 200,00
1x 500,00
Betaling bij de Media Markt:
1x 1359,00
Het totaalbedrag van de schade van de fraude gepleegd met de pinpassen bleek 4659,00 euro.

3. Het proces-verbaal van bevindingen , opgemaakt op 5 maart 2025, voor zover inhoudende (p. 85-88):

Op 24 februari 2025 omstreeks 19.49 uur was een politie-eenheid naar de Media Markt in The Mall in Leidschendam gegaan om de camerabeelden te vorderen van de pintransacties. Middels de bewakingscamera's van The Mall werd gezien dat deze twee verdachten wegreden in een blauwe Audi A3 voorzien van kenteken [kenteken] .
Herkenning verdachten
Op 25 februari 2025 om 22.11 uur kreeg een politie-eenheid uit Oost-Nederland, Veluwe- West, een melding dat het voertuig, voorzien van kenteken [kenteken] , was herkend door de ANPR. De politie-eenheid kon kort daarna het voertuig staande houden en de inzittenden controleren. De politie-eenheid had van beide inzittenden foto's gemaakt en deze doorgestuurd naar de politie- eenheid belast met het onderzoek naar de babbeltruc van het 70-jarige slachtoffer. De inzittenden werden beiden herkend als zijnde de verdachten op de veiliggestelde camerabeelden van de ringdeurbel van het slachtoffer, de Media Markt en The Mall. In het voertuig werd tevens kleding aangetroffen die de verdachte had gedragen die het slachtoffer thuis had bezocht.
Een van de inzittende van het voertuig werd herkend als de verdachte die het slachtoffer thuis had bezocht. Deze verdachte bleek te zijn genaamd: [verdachte] , geboren [geboortedatum 1] 2003 in [geboorteplaats 1] .
De andere inzittende van het voertuig bleek te zijn genaamd: [medeverdachte] , geboren [geboortedatum 2] 2003 te [geboorteplaats 2] .

4. Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 24 februari 2025, voor zover inhoudende (p. 89-91):

Op 24 februari 2025 omstreeks 19:49 uur werd ik, hoofdagent [naam 5] , verzocht om te gaan naar de Mediamarkt in The Mall of The Netherlands in Leidschendam. Ik zag vervolgens op de camerabeelden het volgende.
Ik zag vervolgens verdachte 1 in de winkel lopen en zag onderaan het beeld 2025-02-24 17:31:13. Ik zag dat verdachte 1 het volgende signalement had: - Donkere huidskleur - Zwart kroeshaar met aan de zijkant opgeschoren haar - Zwart vest - Donkerblauwe trui met daaronder een vermoedelijke wit t-shirt - Zwart heuptasje - Donkerblauwe trainingsbroek - Witte sneakers
Ik zag vervolgens dat verdachte 1 bij kassa 2 stond. Ik zag niet wat de man aan het afrekenen was.
Ik had vervolgens contact met hoofdagent [naam 6] en hij deelde met mij een foto van een verdachte van de oplichting. Ik bekeek deze foto en zag dat de man het volgende signalement had: - Blanke man - Donkerblond haar doorlopend in de nek - Zwart vest - Zwart t-shirt met daarop de letters AMIR, wit van kleur - Donkere broek met ter hoogte van de rechterdijbeen meerdere gaten. Ik noem deze man hierna verdachte 2. Ik zag vervolgens een camerabeeld waarop verdachte 2 volledig te zien is.
Ik had vervolgens contact met hoofdagent [naam 7] en hij vertelde mij dat er met de gestolen pinpas meerdere keren gepind is bij een pinautomaat van de Geldmaat. Dit zou op de volgende tijdstippen zijn gebeurd: 17:17 uur, 17:18 en 17:34. Ik zag vervolgens op een camerabeeld met als tijdstip 17: 15 uur dat verdachte 1 richting de pinautomaat van de Geldmaat liep en hier meerdere handelingen verrichte. Ik zag vervolgens dat verdachte 2 achter hem liep en dat verdachte 2 plaats nam op een bankje, enkele meters van de geldmaat vandaan. Ik zag dat op de camerabeelden met tijdstip 17: 21 dat verdachte 1 en 2 samen weg liepen en uit beeld verdwenen. Ik zag vervolgens dat de camerabeelden versneld werden afgespeeld en dat op tijdstip 17:38 uur wederom verdachte 1 en verdachte 2 in beeld kwamen. Ik zag wederom dat verdachte 1 bij de pinautomaat van de Geldmaat stond en meerdere handelingen verrichte bij de pinautomaat. Ik zag vervolgens dat verdachte 2 hiernaast ging staan tegen de muur aan. Ik zag ze vervolgens om 17:39 uur uit beeld lopen.

5. Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 23 april 2025, voor zover inhoudende (p. 376-385):

Uit onderzoek in de Apple iPhone 14 Pro voorzien van SIN-nummer [sin-nummer 2] bleek dat [medeverdachte] , geboren op [geboortedatum 2] 2003 de gebruiker was van dit toestel.
Ik trof in de mobiele van [medeverdachte] een route aan. Ik zag dat de starttijd 24 februari 2025 om 14:36:01 uur Nederlandse tijd betrof. Ik bekeek de genoemde locatiegegevens via Google Maps en ik zag dat de locatiegegevens genoemd bij 'From point' een locatie betrof welke een openbare weg de [straatnaam 2] in Haarlem betrof. Ik zag dat de locatiegegevens welke genoemd zijn bij 'To point' een locatie betrof welke overeenkwam met het huisadres van de aangever, namelijk de [adres 4] in Leidschendam.
Vervolgens trof ik een afbeelding, afkomstig van Snapchat, aan op de mobiele telefoon afkomstig van 26 februari 2025 om 16:11:12 uur Nederlandse tijd, ongeveer een half uur nadat de verdachte [verdachte] de woning van de aangever had verlaten. Op de foto is een tasje te zien waarop veel 50 eurobiljetten te zien zijn. De aangever had in haar aangifte verklaard dat zij ongeveer 8000 euro contact geld had meegegeven. De aangever verklaarde dat ' [naam 3] ' een gedeelte van de kostbaarheden mee had genomen voor het maken van de foto's. De aangever verklaarde dat het even duurde voordat hij weer terugkwam om de rest mee te nemen. Hij verliet vervolgens om 16.58 uur de woning opnieuw.
Ik trof in de mobiele van [medeverdachte] een route aan. Ik zag dat de starttijd 24 februari 2025 om 17:00:10 uur Nederlandse tijd betrof. Ik bekeek de genoemde locatiegegevens via Google Maps en ik zag dat de locatiegegevens genoemd bij 'From point' een locatie betrof welke overeenkwam met de woning van de aangever. Ik zag dat de locatiegegevens welke genoemd zijn bij 'To point' een locatie betrof welke overeenkwam met het winkelcentrum The Westfield Mall in Leidschendam. Tevens trof ik een zoekopdracht via de webbrowser 'Safari' aan, waarbij er gezocht was naar een Geldmaat gelegen aan de [adres 5] in Leidschendam, dit betreft tevens The Westfield Mall. Uiteindelijk is er aan de andere kant van The Westfield Mall gepind met de bankpas van de aangever. Het tijdstip betreft 17:00:04 uur, 17 minuten later werd er gepind bij The Westfield Mall.
Op de mobiele telefoon van [medeverdachte] trof ik een afbeelding aan waarop een iPhone 16 Pro Max te koop werd aangeboden. Ik zoomde in op de factuur en ik las: "Media Markt Leidschendam. Liguster 102 , 2262 AC Leidschendam. Leverdatum: 24.02.2025. Totaal 1.359,00 euro."
Ik trof vervolgens een chat aan van Snapchat tussen de verdachte [medeverdachte] en gebruikersnaam ' [gebruikersnaam] '. Ik zag in diezelfde chat dat [medeverdachte] , [naam 8] op 24 februari 2025 om 00:27: 54 uur Nederlandse tijd, ongeveer 14 uur voor het plegen van de feiten dat [medeverdachte] naar [naam 8] een script had gestuurd.

6. Het proces-verbaal van aangifte door [aangever 2] , opgemaakt op 3 maart 2025, voor zover inhoudende (p. 147-149):

Plaats delict: [adres 7] te Enschede
Op 3 maart 2025 omstreeks 15:30 uur belde iemand mij op mijn huistelefoon. Ik hoorde dat een vrouw mij opgaf [naam 2] te zijn. Ik hoorde dat zij aangaf te werken voor de politie Enschede. Ik hoorde dat zij mij vertelde dat er bij de buren, aan de [adres 8] , ingebroken was. Ik hoorde dat de vrouw mij vertelde dat deze inbrekers overlopen waren in de [straatnaam 3] en dat er documenten aangetroffen waren waarop mijn naam en adres zouden staan. De vrouw gaf aan dat dit betekende dat ik vermoedelijk ook slachtoffer zal gaan worden van woninginbraak. Ik hoorde dat deze vrouw mij vertelde dat er zometeen een man langs zou komen die mijn sloten zou controleren. Ik hoorde dat deze man [naam 3] zou heten. Ik hoorde dat de vrouw mij vertelde dat ik de telefoon niet op mocht hangen tot de man er was. Ik hoorde even later dat de bel ging en ik zag een man voor de deur staan. Deze man was bij mij binnen. Ik heb hem laten zien waar mijn sieraden liggen. Tijdens dit bezoek had ik de vrouw constant aan de telefoon. Ik hoorde dat de man mij vroeg waar mijn bankpassen lagen en of ik nog contant geld in huis had. Ik hoorde de vrouw vertellen dat mijn zoon onderweg was naar het politiebureau om aangifte te doen. Ik mocht hem absoluut niet bellen want dan zouden deze inbrekers zeker weten bij mij komen. Ik heb hem vervolgens laten zien waar mijn bankpassen lagen en heb deze aan de man mee gegeven. Ik hoorde de man zeggen dat hij even naar de auto moest om het een en ander te controleren.
In de tussentijd probeerde ik mijn zoon te bellen met mijn mobiele telefoon. De man was vertrokken. Op een gegeven moment werd ik door de vrouw in de wacht gezet. De situatie voelde totaal niet fijn en daarom liep ik naar de buurvrouw en deed mijn verhaal. Ik hoorde de buurvrouw zeggen dat ik opgelicht was. De buurvrouw belde meteen de bank en zij blokkeerde de bankpassen.
Later belde ik met de fraudedesk van de ING bank en ik hoorde hen zeggen dat er twee keer 500 euro van mijn bankrekening was gepind. Dit was bij de Geldmaat aan de [straatnaam 4] om 16:09 en 16:10 uur.

7. Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 5 maart 2025, voor zover inhoudende (p. 155-156):

Herkenning aan de hand van camera Geldmaat:
Aan de hand van bovenstaande berichtgeving heb ik, verbalisant, ook de camerabeelden bekeken waarop een andere verdachte te zien is, terwijl hij bij een Geldmaat geld opneemt met de bankpas van aangever. Ik, verbalisant, zag op de camerabeelden dat er één man op maandag 3 maart 2025 omstreeks 16:08:40 uur geld opneemt bij de Geldmaat. Ik, verbalisant, herken de verdachte direct als zijnde [verdachte] , geboren op [geboortedatum 1] 2003 te [geboorteplaats 1] .

8. Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 1 mei 2025, voor zover inhoudende (p. 396-399):

Uit onderzoek in de Apple iPhone 14 Pro voorzien van SIN-nummer [sin-nummer 2] bleek dat [medeverdachte] , geboren op [geboortedatum 2] 2003 de gebruiker was van dit toestel.
Zo trof ik in de mobiele telefoon van [medeverdachte] een zoekopdracht via de webbrowser 'Safari' naar de Geldmaat gelegen aan de Vermeerstraat 11 in Enschede. De aangever had in haar aangifte verklaard dat er omstreeks 16.10 uur die dag geld is gepind aan de Vermeerstraat 11 in Enschede met haar bankpas. Ik zag dat de zoekopdracht gedaan is op 3 maart 2025 om 16:04:10 uur Nederlandse tijd. Vervolgens zag ik in de mobiele telefoon een gezochte route via 'Apple Maps' om 15:04:13 uur Nederlandse tijd. Ik bekeek de genoemde locatiegegevens via Google Maps en ik zag dat de locatiegegevens genoemd bij 'From point' een locatie betrof ongeveer 140 meter nabij de [adres 7] in Enschede; de woning van de aangever. Ik zag dat de locatiegegevens genoemd bij 'To point' een locatie betrof welke volledig overeenkomt met de Geldmaat gelegen aan de Vermeerstraat 11 in Enschede.
Kijkend naar het contact van [medeverdachte] op de mobiele telefoon trof ik belgeschiedenis aan omstreeks het plegen van de feiten en daarna. Ik zag dat dit voornamelijk was met contacten: ' [contactnaam 1] , ' [contactnaam 2] ', ' [contactnaam 3] ', ' [contactnaam 4] ', ' [contactnaam 5] ' en ' [contactnaam 6] '; dit betreft de verdachte [verdachte] . Wat opvallend is, is het gesprek om 16:07:22 uur Nederlandse tijd met [contactnaam 5] , [contactnaam 6] , [contactnaam 2] , [contactnaam 3] en [contactnaam 4] , welke omstreeks de tijdstippen van het geld pinnen is aan de Vermeerstraat 11 in Enschede.

9.Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 15 april 2025 (p. 404):

Zaak 2.2 betreft een oplichtingszaak gepleegd op 3 maart 2025 in Enschede. Met deze bankpas werd op 3 maart 2025, rond 16.00 uur, € 1.000,00 contant gepind bij de geldmaat aan de [straatnaam 4] in Enschede.
Uit onderzoek van de transacties van bankrekening [rekeningnummer] op naam van de verdachte [verdachte] blijkt dat op deze datum, te 14.11 uur, een pinbetaling van € 3,49 plaats vindt bij de supermarkt Jumbo in Enschede.
De verdachte [verdachte] is de enige gemachtigde van genoemde bankrekening.
Uit bovenstaande blijkt dat de verdachte [verdachte] zeer vermoedelijk op 3 maart 2025, te 14.11 uur, een pin betaling deed bij de supermarkt Jumbo in Enschede. Dit betreft de enige pinbetaling die plaatsvindt in Enschede gedurende de onderzoeksperiode van genoemde bankrekening.

10. Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 1 april 2025, voor zover inhoudende (p. 410-412):

Uit de historische verkeersgegevens van de IPhone 14 van verdachte [medeverdachte] bleek dat de telefoon zich op 3 maart 2025 in Enschede bevond. De telefoon bevond zich zowel in de nabije omgeving van de woning van de aangever als de pin locatie gelegen aan de Jan Vermeerstraat 11 in Enschede.

11. Het proces-verbaal van aangifte door [aangever 6] , opgemaakt op 7 maart 2025, voor zover inhoudende (p. 457-459)

Plaats delict: [adres 2] te 's-Hertogenbosch
Op 7 maart 2025, was ik thuis. Omstreeks 15.00 uur werd ik gebeld op mijn huistelefoon. Toen ik opnam hoorde ik een mannenstem. Hij noemde zich Dhr [naam 9] . Hij zei dat hij van de Politie uit Den Bosch was. Hij zei dat er twee inbrekers waren aangehouden en dat er bij de inbrekers mijn adres was gevonden. Ik (mijn woning) zou ook op de lijst staan van die lijst staan. Ze vroegen of ze iemand voor mij konden bellen. Ik gaf het telefoonnummer van zoon en dochter. Vervolgens kreeg ik een vrouwenstem aan de telefoon. De vrouwenstem gaf aan dat zij een collega stuurde. Hij zou meneer [naam 3] heten en had een code [nummer] .
Na ongeveer 15 minuten stond er een man aan de deur. Hij belde aan. Ik opende de deur en ik gaf het nummer. Hij zei dat het nummer klopte en stelde zich voor als dhr [naam 3] . De man liep met mij de woning in. Hij was met die vrouw aan de telefoon. De vrouw zei dat ik een kluis in huis had met gouden sieraden en geld. Dat had zij gehoord van mijn dochter. In deze huizen zitten inderdaad kluizen. Ik zei dat ik ermee stopte omdat ik het niet vertrouwde. Ze gaven aan dat ze dit echt voor mij deden en dat ze van de politie waren. Ik moest de kluis open maken. Ik zei dat ik de sleutels niet kon vinden. Ze zeiden dat het voor de verzekering nodig was. Ik heb de kluis toch geopend en de man vroeg of ik de spullen uit de kluis op bed kon leggen om te fotograferen. Hij maakte foto’s en toen legde ik het terug in het kluisje. De vrouw zei dat ik het mee naar beneden moest nemen. De man heeft de spullen toen gepakt. De man liep weg toen ik met de vrouw aan het bellen was. Hij kwam niet meer terug. Ik kreeg die man weer aan de telefoon en de verbinding werd verbroken. Ik ging naar de buurman, die is van de politie. Toen ik het verhaal vertelde zei hij dat het nepagenten waren. Toen we samen gingen kijken, kwam ik erachter dat er sieraden waren weggenomen.
- er is een gouden armband weggenomen van ongeveer 1,5 cm breed. Met streepjes
- een gouden ketting.
- goud armbandje met een plaatje met mijn naam [aangever 6]

12. Het proces-verbaal van aangifte door [aangever 7] , opgemaakt op 7 maart 2025, voor zover inhoudende (p. 480-482)

Op 7 maart 2025, omstreeks 15.15 uur, vertrok mijn dochter bij mijn woning. Ik woon op de [adres 3] te 's-Hertogenbosch. Een tijdje later werd ik gebeld op mijn vaste telefoon. Ik werd gebeld door een anoniem telefoonnummer. Ik hoorde een vrouwenstem. Ik hoorde dat zij zich voorstelde als iemand van de politie. De vrouw zei dat er bij mij in de straat was ingebroken en vroeg of ik het goed vind dat er later iemand bij mij aan de deur zou komen. Ik zei dat ik dat goed vond. Dit gesprek was net na 16.15 uur. Kort daarna kwam er een man bij mij aan de deur. De man stelde zich voor als [naam 3] . De man liet ik binnen en nam bij mij plaats in de woonkamer.
De man vroeg of ik geld, hoe veel geld en of ik sieraden had. Ik gaf antwoord en vervolgens kreeg ik mijn armbanden niet af. De man hielp mij om mijn armbanden af te doen en zei dat hij deze later weer om zou doen. Kort daarna ging de man weg.
Wij keken wat er weg was en zover wij nu konden zien is het volgende weggenomen:
- twee goudkleurige trouwringen
- twee goudkleurige armbanden
- 400 euro contant geld in verschillende kleine coupures
- goudkleurige ring met rode edelsteen
- goudkleurige ring met kleine steentjes.

13. Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 17 mei 2025, voor zover inhoudende (p. 405-409):

Uit onderzoek in de Apple iPhone 15 voorzien van SIN-nummer [sin-nummer 1] bleek dat [verdachte] , geboren op [geboortedatum 1] 2003 de gebruiker was van dit toestel.
Ik trof op de mobiele telefoon van de verdachte [verdachte] een video afkomstig van 'Snapchat'. Ik zag' dat [verdachte] zichzelf filmde in een rijdend voertuig en vervolgens de achterbank van het voertuig filmde waarin in de bekerhouders een stapel geld lag. De video is afkomstig van 3 maart 2025 om 18:06:00 uur Nederlandse tijd, dit betreft enkele uren na het plegen van de feiten aan de [adres 7] .
Ik trof in de mobiele een route aan. Ik zag dat de starttijd 7 maart 2025 om 15:21:13 uur Nederlandse tijd betrof. Ik zag dat de locatiegegevens genoemd bij 'From point' een locatie betrof welke een openbare weg in 's-Hertogenbosch betrof. Ik zag dat de locatiegegevens welke genoemd zijn bij 'To point' een locatie betrof welke overeenkwam met het huisadres van de aangever, namelijk de [adres 2] in 's-Hertogenbosch .
Ik trof in de mobiele een route aan. Ik zag dat de starttijd 7 maart 2025 om 16:35:02 uur Nederlandse tijd betrof. Ik zag dat de locatiegegevens genoemd bij 'From point' een locatie betrof welke een openbare weg in 's- Hertogenbosch betrof. Ik zag dat de locatiegegevens welke genoemd zijn bij 'To point' een locatie betrof welke overeenkwam met het huisadres van de aangever, namelijk de [adres 3] in 's-Hertogenbosch.

14. Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 17 april 2025, voor zover inhoudende (p. 468-470):

Uit de historische verkeersgegevens van de IPhone 15 van verdachte [verdachte] bleek dat de telefoon zich op 7 maart 2025 in 's-Hertogenbosch bevond.

15. Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 1 mei 2025, voor zover inhoudende (p. 471-475):

In de iPhone 14 Pro van [medeverdachte] werd er gericht onderzoek gedaan naar informatie welke verband hield met de oplichting gepleegd op vrijdag 7 maart op de [adres 2] en [adres 3] in ’s-Hertogenbosch.
ContactIk bekeek, in de mobiele telefoon van [medeverdachte] , de aangetroffen chats en ik trof een opvallende chat aan welke omstreeks het plegen van de feiten zijn geweest. In de chat is te lezen dat [medeverdachte] vraagt aan de deelnemers naar welke stad ze vandaag zouden gaan. Vervolgens is, om 15: 13:51 uur Nederlandse tijd, te zien dat de verdachte [verdachte] zegt: "Tonnetje" en dat vervolgens [medeverdachte] zegt: "Hier is veel pap wel". Wat betekend dat er veel geld is. Te zien is dat 10 minuten later, de verdachte [verdachte] , zegt " [huisnummer] ". Wat overeenkomt met het perceel nummer van [adres 2] in 's-Hertogenbosch.

16. De verklaring van de verdachte, afgelegd op de terechtzitting van 16 juni 2025, voor zover inhoudende:

U vraagt mij naar mijn betrokkenheid bij zaak 2.1 met slachtoffer [aangever 1] . Ik ben in de woning geweest. Ik heb de sieraden en het geld opgehaald.
U merkt op dat ik op de camerabeelden in de zaak 2.2 met slachtoffer [aangever 2] wordt herkend door de politie. Ik was inderdaad de pinner. Dat klopt.
Bijlage II
Beslaglijst