ECLI:NL:RBDHA:2025:12669

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
25 juni 2025
Publicatiedatum
15 juli 2025
Zaaknummer
NL25.12167
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening+bodemzaak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de verlenging van de overdrachtstermijn van een asielzoeker aan Kroatië in het kader van de Dublinverordening

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 25 juni 2025, wordt het beroep van eiser tegen het besluit van de minister van Asiel en Migratie beoordeeld. Eiser had een asielaanvraag ingediend, maar deze werd niet in behandeling genomen omdat Kroatië verantwoordelijk was voor de behandeling. De minister had de overdrachtstermijn van eiser aan Kroatië verlengd tot achttien maanden, omdat eiser niet aanwezig was bij de geplande overdracht op 14 maart 2025. Eiser betoogde dat de verlenging onterecht was, omdat er geen bewijs was van onderduiken. De rechtbank oordeelde echter dat de minister de verlenging op goede gronden had doorgevoerd. Eiser had zijn woonruimte verlaten zonder de autoriteiten te informeren, waardoor hij niet binnen het bereik van de minister was en de overdracht niet kon plaatsvinden. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond, wat betekent dat de minister de overdrachtstermijn mocht verlengen. Er werd geen proceskostenvergoeding toegekend.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummers: NL25.12167 en NL 25.12168
uitspraak van de enkelvoudige kamer en de voorzieningenrechter in de zaak tussen

[eiser] , V-nummer: [v-nummer] , eiser/verzoeker (hierna: eiser)

(gemachtigde: mr. A.S. Sewman)
en

de minister van Asiel en Migratie, verweerder

(gemachtigde: [naam] )

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen het bestreden besluit van 6 maart 2025. Met dat besluit heeft verweerder de termijn voor overdracht van eiser aan Kroatië in het kader van de Dublinverordering tot achttien maanden verlengd [1] .
1.1
De rechtbank heeft het beroep en het verzoek om een voorlopige voorziening op 13 mei 2025 op zitting behandeld. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Eiser is, met voorafgaande bericht, niet verschenen.

Beoordeling door de rechtbank

Waar gaat deze zaak over?
2. Eiser heeft eerder een asielaanvraag ingediend die niet in behandeling is genomen door verweerder, omdat Kroatië verantwoordelijk is voor de behandeling van die aanvraag [2] . Het beroep van eiser daartegen is ongegrond verklaard. Eiser zou op 14 maart 2025, met vluchtnummer KL 1967, overgedragen worden aan Kroatië. De overdracht kon vervolgens niet doorgaan, omdat eiser niet aanwezig was bij de voor hem geplande overdracht. Volgens verweerder was er sprake van onderduiken en was dit de reden voor verweerder om de overdrachtstermijn te verlengen tot achttien maanden.
Wat vindt eiser in beroep?
3. Eiser betoogt -kort gezegd- dat de overdrachtstermijn ten onrechte is verlengd, omdat niet is gebleken dat er sprake is van onderduiken.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
4.
De vraag ligt hiervoor of verweerder de overdrachtstermijn heeft kunnen verlengen vanwege onderduiken. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder de overdrachtstermijn op goede gronden verlengt en overweegt hiertoe als volgt.
5. Uit het digitale dossier volgt dat eiser op 14 maart 2025, met vluchtnummer KL 1967, overgedragen zou worden aan Kroatië. Op 6 maart 2025 heeft het COA verweerder laten weten dat eiser zelfstandig de woonruimte heeft verlaten. Niet is gesteld of gebleken dat eiser bij zijn vertrek uit de opvang aan verweerder, het COA, de Avim en/of DT&V heeft doorgegeven waar hij zou gaan verblijven en hoe hij te bereiken zou zijn. Daarvoor was hij feitelijk niet binnen het bereik van verweerder en kon de overdracht niet plaatsvinden. Gelet op deze feiten en omstandigheden heeft eiser de overdracht aan Kroatië doelbewust gefrustreerd en heeft verweerder zich op het standpunt kunnen stellen dat sprake was van onderduiken als bedoeld in artikel 29 van de Dublinverordening. De verwijzing naar de uitspraak van de Afdeling van 14 december 2022 [3] kan eiser niet baten. In de zaak was vreemdeling op de dag van de overdracht juist wel binnen het bereik van verweerder en kon om die reden geen sprake zijn van onderduiken. Eiser was verder niet op zitting aanwezig om een en ander nader toe te lichten.

Conclusie en gevolgen

6. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat verweerder de overdrachtstermijn mocht verlengen.
7. Er is geen aanleiding voor een proceskostenvergoeding

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.J.P. Bosman (voorzieningen)rechter, in aanwezigheid van K. el Mahsini, griffier.
De beslissing is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak op het beroep, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen een week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Op grond van artikel 29, tweede lid, van de Dublinverordening.
2.Op grond van artikel 30, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000).
3.Zie de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 14 december 2022, ECLI:NL: RVS:2022:3630