In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 25 juni 2025, wordt het beroep van eiser tegen het besluit van de minister van Asiel en Migratie beoordeeld. Eiser had een asielaanvraag ingediend, maar deze werd niet in behandeling genomen omdat Kroatië verantwoordelijk was voor de behandeling. De minister had de overdrachtstermijn van eiser aan Kroatië verlengd tot achttien maanden, omdat eiser niet aanwezig was bij de geplande overdracht op 14 maart 2025. Eiser betoogde dat de verlenging onterecht was, omdat er geen bewijs was van onderduiken. De rechtbank oordeelde echter dat de minister de verlenging op goede gronden had doorgevoerd. Eiser had zijn woonruimte verlaten zonder de autoriteiten te informeren, waardoor hij niet binnen het bereik van de minister was en de overdracht niet kon plaatsvinden. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond, wat betekent dat de minister de overdrachtstermijn mocht verlengen. Er werd geen proceskostenvergoeding toegekend.