ECLI:NL:RBDHA:2025:12661

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
19 juni 2025
Publicatiedatum
15 juli 2025
Zaaknummer
C/09/685732 / FA RK 25-3875
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing vervangende toestemming voor vakantie naar Somalië

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 19 juni 2025 uitspraak gedaan in een verzoek van de moeder om vervangende toestemming te verlenen voor een vakantie naar Somalië met haar minderjarige dochter. De moeder, bijgestaan door haar advocaat mr. C.H. Remmelink, verzocht de rechtbank om toestemming voor een reis van 23 juni 2025 tot en met 13 augustus 2025. De vader van het kind was niet aanwezig en zijn verblijfplaats was onbekend, waardoor hij geen toestemming kon geven. De rechtbank heeft de zaak behandeld, waarbij ook de Raad voor de Kinderbescherming aanwezig was. De rechtbank heeft vastgesteld dat de moeder en de vader gezamenlijk gezag uitoefenen over hun dochter, die in Nederland woont.

De rechtbank heeft de risico's van de reis naar Somalië in overweging genomen, vooral gezien het negatieve reisadvies van de Nederlandse overheid en de zorgen over meisjesbesnijdenis. Ondanks de wens van de moeder om haar dochter kennis te laten maken met haar familie en roots, heeft de rechtbank geconcludeerd dat het niet in het belang van het kind is om naar een gebied te reizen dat als onveilig wordt beschouwd. De rechtbank heeft daarom het verzoek van de moeder afgewezen. De beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken door kinderrechter mr. M.F. Baaij, met mr. M. Verkerk als griffier.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG
Enkelvoudige Kamer
Rekestnummer: FA RK 25-3875
Zaaknummer: C/09/685732
Datum uitspraak: 19 juni 2025

Gezagsuitoefening – vervangende toestemming vakantie

Beschikking op het op 23 mei 2025 ingekomen verzoek van:

[de moeder] ,

de moeder,
wonende op een voor de rechtbank bekend adres,
advocaat: mr. C.H. Remmelink te Zoetermeer.
Als belanghebbende wordt aangemerkt:

[de vader] ,

de vader,
zonder bekend woon- of verblijfplaats.

Procedure

De rechtbank heeft kennisgenomen van de stukken, waaronder:
  • het verzoekschrift met bijlagen;
  • het F9-formulier van 2 juni 2025, met bijlagen, van de moeder;
  • het F9-formulier van 10 juni 2025 van de moeder.
De minderjarige [de minderjarige] heeft op 18 juni 2025 een gesprek gehad met de kinderrechter.
Op 19 juni 2025 is de zaak ter zitting van deze rechtbank behandeld. Hierbij zijn verschenen: de moeder bijgestaan door haar advocaat en mw. [naam] namens de Raad voor de Kinderbescherming (RvdK).
Volgens het door de rechtbank geraadpleegde systeem ingevolge de Wet Basisregistratie Personen (hierna: Brp) is de huidige woon- of verblijfplaats van de vader onbekend en staat de vader ingeschreven in het Register Niet Ingezetenen vanwege emigratie. De vader is openbaar opgeroepen door middel van een advertentie in de Staatscourant. De vader is niet ter zitting verschenen.

Feiten

  • De moeder en de vader zijn gehuwd geweest tot 26 juni 2015.
  • Zij zijn de ouders van het volgende minderjarige kind:
- [de minderjarige] , geboren op [geboortedatum] 2011 te [geboorteplaats] .
  • Bij beschikking van deze rechtbank van 9 maart 2015 is, voor zover hier van belang, de echtscheiding uitgesproken tussen de ouders en is bepaald dat [de minderjarige] haar hoofdverblijfplaats heeft bij de moeder.
  • De ouders oefenen het gezamenlijk gezag over [de minderjarige] uit.
  • Uit de uittreksels uit Brp blijkt dat de nationaliteit van de moeder, de vader en [de minderjarige] onbekend is.

Verzoek

De moeder verzoekt na wijziging tijdens de zitting – voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad – om de moeder vervangende toestemming te verlenen, die de toestemming van de vader vervangt, voor een buitenlandreis naar Somalië in de periode van 23 juni 2025 tot en met 13 augustus 2025 met de minderjarige [de minderjarige] .
De vader heeft geen verweer gevoerd.

Beoordeling

Rechtsmacht en toepasselijk recht
Nu de gewone verblijfplaats van [de minderjarige] in Nederland is, is de Nederlandse rechter bevoegd om naar Nederlands recht te beslissen op het verzoek.
Vervangende toestemming vakantie
De moeder wil graag samen met [de minderjarige] naar Somalië van 23 juni 2025 tot en met 13 augustus 2025 om familie te bezoeken en de roots van [de minderjarige] te ontdekken. [de minderjarige] zal voor het eerst haar familie daar bezoeken. De familie heeft geld bij elkaar gelegd en [de minderjarige] voor haar verjaardag een ticket cadeau gedaan. Voor deze reis is al bijzonder verlof verkregen van school, omdat een deel van de reis buiten de schoolvakantie valt. De vader van [de minderjarige] is echter al meer dan tien jaar uit beeld en de moeder is niet bekend met zijn verblijfsadres,
e-mailadres of telefoonnummer. Omdat de vader geen toestemming kan verlenen voor de reis naar Somalië, verzoekt de moeder aan de rechtbank om vervangende toestemming.
De RvdK heeft tijdens de zitting aangegeven dat de RvdK het dringend afraadt om naar Somalië te reizen, vanwege het negatieve reisadvies en de risico’s op meisjesbesnijdenis.
De rechtbank overweegt als volgt. Op grond van artikel 1:253a van het Burgerlijk Wetboek (BW) kunnen, in het geval dat beide ouders gezamenlijk het gezag uitoefenen over een kind, geschillen hierover – zoals bijvoorbeeld over een vakantie – aan de rechtbank worden voorgelegd. De rechtbank neemt dan een zodanige beslissing als haar in het belang van het kind wenselijk voorkomt.
De rechtbank zal – zoals tijdens de zitting aangegeven – de moeder geen vervangende toestemming geven om met [de minderjarige] via Ethiopië naar Somalië te reizen. De rechter heeft met de moeder en haar advocaat en de RvdK gesproken over de risico’s bij een reis naar Somalië. De moeder heeft desgevraagd toegelicht dat zij zelf niet is besneden, dat besnijdenis in haar familie niet gebruikelijk is en dat zij dat ook zeker niet wil voor haar dochter. Daarmee heeft de moeder die zorg bij de rechtbank minder groot gemaakt. Het reisadvies ‘niet reizen’ voor Somalië kan de rechtbank echter niet naast zich neerleggen. Hoewel de moeder stelt dat haar moeder en broer elk jaar naar Somalië reizen en dat het gebied waar zij heen gaan op dit moment veilig is, staat vast dat het Nederlandse Ministerie van Buitenlandse zaken voor Somalië een negatief reisadvies geeft. Op de website Nederland Wereldwijd staat ‘
De kleurcode van het reisadvies voor Somalië is rood (behalve voor de steden Hargeisa en Berbera). Wat uw situatie ook is: reis niet hierheen. Het is er te gevaarlijk.
Voor de steden Berbera en Hargeisa geldt kleurcode oranje. Reis alleen hierheen als het noodzakelijk is. Het is niet veilig er op vakantie te gaan.’ De rechtbank begrijpt dat de moeder graag met [de minderjarige] naar Somalië wil reizen, om familie te bezoeken en [de minderjarige] te laten kennismaken met het land waar haar moeder is geboren, maar de rechtbank vindt het niet in het belang van [de minderjarige] dat zij op vakantie gaat naar een gebied dat niet veilig is. De rechtbank zal daarom het verzoek van de moeder afwijzen.
Brief aan [de minderjarige]
De rechtbank zal vandaag in een aparte brief aan [de minderjarige] uitleggen wat de beslissing is geweest. Zij zal een brief ontvangen met de volgende tekst:
Beste [de minderjarige] ,
Wij hebben op donderdag 18 juni 2025 met elkaar gepraat over je reis naar Somalië. Jij zou daar met je moeder jullie familie gaan bezoeken. Daar had je veel zin in.
Zoals je vast al van je moeder hebt gehoord vind ik het niet goed dat je naar Somalië gaat. Het is in Somalië niet veilig voor jou. Het hele land Somalië heeft kleurcode rood. Dat betekent dat het er te gevaarlijk is om naar toe te gaan.
Het is voor jou verdrietig dat je reis op dit moment niet door kan gaan. Ik hoop dat het in Somalië gauw weer veiliger wordt en dat je een andere keer je familie kunt gaan bezoeken. Ook hoop ik dat je de cadeautjes die je hebt gekocht aan je oom of je oma kunt meegeven, als een van hun weer naar Somalië gaat.
Met vriendelijke groet,
De kinderrechter

Beslissing

De rechtbank:
wijst af het verzoek van de moeder.
Deze beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 19 juni 2025 door mr. M.F. Baaij, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. M. Verkerk als griffier. De schriftelijke uitwerking is vastgesteld op 26 juni 2025.