In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 25 juni 2025 een beschikking gegeven in een echtscheidingsprocedure met nevenvoorzieningen. Het verzoek tot echtscheiding is ingediend door de man, die in Zuid-Afrika woont, en de vrouw, die in het Verenigd Koninkrijk woont. De rechtbank heeft eerder tussenbeschikkingen gegeven op 11 januari 2024 en 28 januari 2025, waarin partijen zijn opgedragen om bepaalde stukken en informatie aan te leveren. De rechtbank heeft vastgesteld dat de man niet heeft voldaan aan de eisen die in de tussenbeschikking van 28 januari 2025 zijn gesteld, omdat hij geen advocaat heeft ingeschakeld en de gevraagde stukken niet heeft ingediend. Hierdoor ontbrak er te veel informatie om een deugdelijke beslissing te kunnen nemen. De rechtbank heeft daarom besloten om het verzoek tot echtscheiding en alle nevenverzoeken af te wijzen. De proceskosten worden gecompenseerd, gezien de familierechtelijke aard van de procedure. De beschikking is openbaar gedaan en ondertekend door de rechters en de griffier.