ECLI:NL:RBDHA:2025:12637

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
11 juli 2025
Publicatiedatum
15 juli 2025
Zaaknummer
09/401970-24, 09/348406-24 (ttz. gev.) en 09/336974-23 (ttz. gev.)
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot opzettelijk teweegbrengen van een ontploffing, vernieling, diefstal en mishandelingen met verminderd toerekeningsvatbaarheid

Op 11 juli 2025 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van meerdere misdrijven, waaronder poging tot opzettelijk teweegbrengen van een ontploffing, vernieling, diefstal en mishandelingen. De verdachte, geboren in 1982, was op het moment van de feiten gedetineerd en had een geschiedenis van psychische stoornissen en middelenmisbruik. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 17 december 2024 in zijn woning in [plaats 2] de gasleiding opzettelijk heeft ontkoppeld en opengezet, wat een gevaarlijke situatie creëerde voor omwonenden. De verdachte handelde onder invloed van een psychotische toestand, maar de rechtbank oordeelde dat hij voorwaardelijk opzet had op de ontploffing. Daarnaast werd de verdachte beschuldigd van mishandeling van twee personen op 10 juni 2023 en van diefstal van blikken bier op 2 november 2024. De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan alle ten laste gelegde feiten en hem veroordeeld tot een gevangenisstraf van 12 maanden, met tbs met voorwaarden. De rechtbank heeft de ernst van de feiten en de verminderde toerekeningsvatbaarheid van de verdachte in overweging genomen bij het bepalen van de straf.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Strafrecht
Meervoudige kamer
Parketnummers: 09/401970-24, 09/348406-24 (ttz. gev.) en 09/336974-23 (ttz. gev.)
Datum uitspraak: 11 juli 2025
Tegenspraak
De rechtbank Den Haag heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[de verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1982 te [geboorteplaats] ,
BRP-adres: [adres 1] , [postcode] [woonplaats] ,
op dit moment gedetineerd in de penitentiaire inrichting [plaats 1] , locatie [locatie] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden op de terechtzittingen van 2 april 2025 (pro forma) en 27 juni 2025 (inhoudelijke behandeling).
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. A.C.M. Beneken genaamd Kolmer en van hetgeen door de verdachte en zijn raadsman
mr. B.J.W. Tijkotte naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
t.a.v. 09/401970-24 (hierna dagvaarding I):1
hij op of omstreeks 17 december 2024 te [plaats 2] , opzettelijk en wederrechtelijk een personenauto (Suzuki Liana met kenteken [kenteken] ), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [naam 1] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt;
2
hij op of omstreeks 17 december 2024 te [plaats 2] , ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk een ontploffing teweeg te brengen in een woning gelegen aan de [adres 1] , terwijl daarvan
- gemeen gevaar voor goederen, te weten voor de woning gelegen aan de [adres 1]
[adres 1] en/of een of meer omliggende woningen en/of de inboedel van voornoemde woningen en/of
- levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander, te weten een of meer omwonenden en/of (andere) buurtbewoners, te duchten was, met dat opzet
- de gasleiding volledig heeft ontkoppeld en/of
- (vervolgens) de woning heeft verlaten,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
t.a.v. 09/348406-24 (hierna dagvaarding II):hij op of omstreeks 2 november 2024 te 's-Gravenhage, drie blikken bier, in elk gevalenig goed, dat/die geheel of ten dele aan Jumbo Supermarkten (filiaal De Stede), in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
t.a.v. 09/336974-23 (hierna dagvaarding III):1
hij op of omstreeks 10 juni 2023 te [plaats 2] [naam 2] heeft mishandeld door te trekken aan het haar van die [naam 2] en/of meermaals, althans eenmaal, tegen het oor en/of het hoofd en/of de ribben, althans tegen het lichaam, te slaan en/of te schoppen;
2
hij op of omstreeks 10 juni 2023 te [plaats 2] [naam 3] heeft mishandeld door die [naam 3] meermaals, althans eenmaal, tegen de armen en/of het been en/of de ribben, althans tegen het lichaam, te slaan en/of te schoppen;

3.De bewijsbeslissing

3.1.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van de ten laste gelegde feiten.
3.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft namens de verdachte vrijspraak van het bij dagvaarding I onder 2 tenlastegelegde bepleit en heeft zich met betrekking tot het bij dagvaarding I onder 1 en dagvaarding II tenlastegelegde op het standpunt gesteld dat dit bewezen kan worden verklaard. Met betrekking tot het bij dagvaarding III tenlastegelegde heeft de raadsman zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. Op specifieke standpunten gaat de rechtbank hierna in voor zover dat nodig is.
3.3.
Gebruikte bewijsmiddelen
De rechtbank zal voor de feiten in dagvaarding I onder 1 en dagvaarding II met een opgave van bewijsmiddelen, als genoemd in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering volstaan. De verdachte heeft deze bewezen verklaarde feiten namelijk bekend en daarna niet anders verklaard. Daarnaast heeft de raadsman geen vrijspraak bepleit.
De officier van justitie heeft met betrekking tot deze feiten eveneens gerekwireerd tot bewezenverklaring.
Ten aanzien van dagvaarding I
Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van het proces-verbaal met het nummer
PL1500-2024407865, van de politie eenheid Den Haag, met bijlagen (doorgenummerd pagina 1 t/m 48).
De rechtbank gebruikt de volgende bewijsmiddelen:
Feit 1
De bekennende verklaring van de verdachte, afgelegd op de terechtzitting van 27 juni 2025;
Het proces-verbaal van aangifte van [naam 4] namens [naam 1] , opgemaakt op 17 december 2024 (p. 9-10);
Het proces-verbaal van verhoor van getuige [naam 5] , opgemaakt op 18 december 2024 (p. 23);
Het proces-verbaal van aanhouding verdachte, opgemaakt op 18 december 2024 (p. 11-12).
Feit 2
1.
Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 18 december 2024, voor zover inhoudende (p. 26):
Op 18 december 2024 omstreeks 02:00 waren wij gestuurd naar de [adres 1] te [plaats 2] . De bewoner van deze woning betreft [de verdachte] [geboortedatum] 1982. Uit de woning van [de verdachte] zou een sterke gaslucht komen. Ik verbalisant hoorde de officier van dienst van de brandweer (OVD-B) zeggen dat er een hoog percentage gas werd gemeten in de woning van [de verdachte] . Ik hoorde de OVD-B zeggen dat in de woning de gasleiding volledig ontkoppelt was. Ik hoorde de OVD-B zeggen dat dit niet zomaar gebeurt. Ik hoorde de OVD-B zeggen dat er een beveiliging los moest worden gedraaid voordat de gasleiding los kon komen. De bevelvoerder van de brandweer Loosduinen verklaarde dat er zo'n hoge percentage gas was gemeten dat er bij een vonk van verlichting of een aanslaande koelkast dat er een gasexplosie had kunnen plaatsvinden. En dat zich ernstig zorgen maakte om de veiligheid.
2.
Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 18 december 2024, voor zover inhoudende (p. 37):
Melder belde de politie omdat hij een gaslucht rook bij/in zijn woning.
Ter plaatse werd er door de brandweer inderdaad gas geroken. Hierop werden omliggende woningen ontruimd. Bewoner/verdachte [de verdachte] was niet in zijn woning. De keuken stond vol met gas.
3.
De verklaring van de verdachte, afgelegd op de terechtzitting van 27 juni 2025, voor zover inhoudende:
Ik dacht dat er oorlog was en we werden aangevallen. Ik hoorde mensen schreeuwen: ‘Gooi de gaskraan open’. Ik heb mijn gaskraan vervolgens opengedraaid. Er zat een beveiligingsdraaiknop op. Ik ben in en uit de woning gelopen. Toen ben ik naar buiten gegaan. Mijn huis was een rijtjeshuis met aangrenzende woningen.
Ten aanzien van dagvaarding II
Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van het proces-verbaal met het nummer
PL1500-2024355640, van de politie eenheid Den Haag , met bijlagen (doorgenummerd pagina 1 t/m 23).
De rechtbank gebruikt de volgende bewijsmiddelen:
De bekennende verklaring van de verdachte, afgelegd op de terechtzitting van 27 juni 2025;
Het proces-verbaal van aangifte van [naam 6] namens Jumbo Supermarkten, opgemaakt op 2 november 2024 (p. 5-6 en de bijbehorende fotobijlage op p. 7-8):
Ten aanzien van dagvaarding III
Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van het proces-verbaal met het nummer
PL1500-2023195848, van de politie eenheid Den Haag, met bijlagen (doorgenummerd pagina 1 t/m 59).
De rechtbank gebruikt de volgende bewijsmiddelen, die slechts worden gebruikt ten aanzien van het feit waarop zij blijkens hun inhoud betrekking hebben:
1.
Het proces-verbaal van aangifte door [naam 3] , opgemaakt op 18 juni 2023, voor zover inhoudende (p. 5-7):
Op 10 juni 2023 was ik in de woning van mijn vriend, gelegen aan de [adres 2] te [plaats 2] . Mijn vriend heet [naam 2] . Ik was op dat moment samen met [naam 2] en [de verdachte] in de woning. Ik zag dat [de verdachte] bij de voordeur stond. Ik zag dat hij het haar van [naam 2] vastpakte. Ik zag dat [naam 2] meerdere klappen van [de verdachte] kreeg en ik zag dat hij ook op de grond viel en dat [de verdachte] wegliep in de richting van de voordeur. In de gang zag ik dat [de verdachte] [naam 2] weer aanviel. Ik zag dat [de verdachte] meerdere keren sloeg tegen [naam 2] , op zijn armen, op zijn benen en op zijn hoofd. Ik zag dat [naam 2] door de klappen en schoppen die [de verdachte] hem gaf weer op de grond terecht kwam. Ik zag dat [de verdachte] [naam 2] meerdere schoppen en klappen gaf. [naam 2] lag op dat moment nog op de grond. Ik heb mijzelf omgedraaid en geprobeerd weer tussen beide te komen. Op het moment dat ik tussen beide was gekomen voelde ik ook meerdere klappen en schoppen op mijn linkerbeen en ribbenkast. [de verdachte] heeft mij meerdere keren geschopt en geslagen.
2.
Het proces-verbaal van aangifte door [naam 2] , opgemaakt op 25 juni 2023, voor zover inhoudende (p. 10-11):
Ik doe aangifte van mishandeling gepleegd door [de verdachte] . Dit is op 10 juni 2023 gebeurd in mijn woning [adres 2] [plaats 2] . [de verdachte] heeft mij meerdere keren geslagen. Ik voelde dat hij mij heel hard op mijn ribben sloeg. Ik voelde hoe [de verdachte] mij tegen mijn oor schopte. [naam 3] is toen tussen [de verdachte] en mij gesprongen. [naam 3] is door [de verdachte] ook geraakt. Wij hebben allebei verwondingen door [de verdachte] opgelopen.
3.
Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 16 augustus 2023 (p. 21 en de bijbehorende fotobijlage op p. 23-43)
4.
De verklaring van de verdachte, afgelegd op de terechtzitting van 27 juni 2025, voor zover inhoudende:
Er heeft een worsteling plaatsgevonden in de hal van de woning van [naam 2] . Ik heb [naam 2] bij zijn haren gepakt, omdat hij richting de keuken liep en toen weer terug liep. Op het moment dat wij op de grond lagen, heb ik om mij heengeslagen in de richting van [naam 2] . Ik kan mij niet alles meer herinneren van dat moment, maar ik heb te heftig gereageerd.
3.4.
Bewijsoverwegingen
Ten aanzien van dagvaarding I, feit 2
Vaststelling feiten en omstandigheden
Op grond van de genoemde bewijsmiddelen stelt de rechtbank de volgende feiten en omstandigheden vast.
Op 17 december 2024 heeft de verdachte in zijn woning (een rijtjeswoning) aan de [adres 1] in [plaats 2] , onder invloed van drug, de beveiligingskop van de gasleiding eraf gedraaid en de gasleiding volledig opengezet. De rechtbank begrijpt uit zijn verklaring dat de verdachte stemmen hoorde die vertelde dat hij de gasleiding open moest zetten. Vervolgens is de verdachte zijn woning in- en uitgegaan en heeft hij zijn woning vervolgens verlaten. De brandweer heeft een hoog percentage gas gemeten. In de woning van de verdachte is zo'n hoog percentage gas gemeten dat er bij een vonk van verlichting of een aanslaande koelkast een gasexplosie had kunnen plaatsvinden.
Tussenconclusie
Op basis van de tot nu toe vastgestelde feiten en omstandigheden kan naar het oordeel van de rechtbank wettig en overtuigend bewezen worden dat de verdachte op 17 december 2024
de gasleiding in zijn (voormalige) woning opzettelijk heeft ontkoppeld, open heeft laten staan en vervolgens de woning heeft verlaten, waardoor er daadwerkelijk ontploffingsgevaar was. Hierdoor is een strafrechtelijke relevante gevaarlijke situatie voor personen (omwonenden) en goederen ontstaan.
Opzet op het teweegbrengen van een ontploffing
De vraag die de rechtbank vervolgens moet beantwoorden is of de verdachte opzet heeft gehad op het creëren van deze gevaarzettende situatie.
Namens de verdachte is betoogd dat er van opzet op het teweegbrengen van een ontploffing, ook in voorwaardelijke zin, geen sprake was, omdat hij handelde in een psychotische toestand en zich hierdoor het gevaar niet realiseerde.
De rechtbank is, anders dan de verdediging, van oordeel dat de verdachte het voorwaardelijk opzet heeft gehad om door middel van het opendraaien van de gasleiding een ontploffing teweeg te brengen. De rechtbank overweegt daartoe dat - mede gelet op de hierna onder 6. genoemde rapportages - niet aangenomen kan worden dat de verdachte van elk inzicht in de draagwijdte van zijn gedragingen en de mogelijke gevolgen daarvan was verstoken.
Naar de uiterlijke verschijningsvorm is het handelen van de verdachte er ook op gericht geweest ervoor te zorgen dat de woning zich vulde met gas. Het is een feit van algemene bekendheid dat die situatie de aanmerkelijke kans ontstaat dat een ontploffing ontstaat. Op enig moment ontstaat een mengsel van gas en lucht dat kan ontploffen door een enkele vonk. De rechtbank is van oordeel dat de verdachte zich door zijn handelen willens en wetens heeft blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat het gevolg (een ontploffing) in zou treden en dat hij deze aanmerkelijke kans ten tijde van zijn gedraging bewust heeft aanvaard, zodat sprake is van voorwaardelijk opzet.
Conclusie
Alles in onderling verband en samenhang bezien, is de rechtbank van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan een poging tot het opzettelijk teweegbrengen van een ontploffing, waardoor personen en goederen in gevaar werden gebracht.
Ten aanzien van dagvaarding III
Op basis van het dossier stelt de rechtbank vast dat op 10 juni 2023 een worsteling heeft plaatsgevonden tussen de verdachte en aangevers [naam 2] (hierna: [naam 2] ) en [naam 3] (hierna: [naam 3] ) in de woning van [naam 2] te [plaats 2] . Buiten de aangevers en de verdachte was niemand in de woning aanwezig.
Overweging
Uit de gebruikte bewijsmiddelen volgt dat de verdachte geweld heeft toegepast. Uit de verklaringen van de aangevers blijkt dat zij geslagen en geschopt zijn door de verdachte. Het letsel van beide aangevers waarvan blijkt uit de medische gegevens en foto’s past bij hun verklaringen, Het letsel van [naam 2] bestaat uit gekneusde ribben en blauwe plekken op zijn linker- en rechterflank, beide armen, linkerschouder en aan de binnenzijde van zijn rechterbovenbeen. Het letsel van [naam 3] bestaat uit een aantal grote blauwe plekken op de flank, heup en borstholte.
Conclusie
Op grond van het voorgaande is naar het oordeel van de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de ten laste gelegde mishandelingen.
3.5.
De bewezenverklaring
De rechtbank is met betrekking tot de ten laste gelegde feiten van oordeel dat deze feiten wettig en overtuigend zijn bewezen.
De rechtbank verklaart ten laste van de verdachte bewezen dat:
Dagvaarding I:1
hij op 17 december 2024 te 's-Gravenhage, opzettelijk en wederrechtelijk een personenauto (Suzuki Liana met kenteken [kenteken] ), die aan [naam 1] toebehoorde, heeft beschadigd;
2
hij op 17 december 2024 te [plaats 2] , ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk een ontploffing teweeg te brengen in een woning gelegen aan de [adres 1] , terwijl daarvan
- gemeen gevaar voor goederen, te weten voor de woning gelegen aan de [adres 1]
[adres 1] en omliggende woningen en de inboedel van voornoemde woningen en
- levensgevaar en gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander, te weten omwonenden en (andere) buurtbewoners, te duchten was, met dat opzet
- de gasleiding volledig heeft ontkoppeld en
- (vervolgens) de woning heeft verlaten,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Dagvaarding II:
hij op 2 november 2024 te 's-Gravenhage, drie blikken bier, die aan Jumbo Supermarkten (filiaal De Stede) toebehoorden heeft weggenomen met het oogmerk om
dezezich wederrechtelijk toe te eigenen;
Dagvaarding III:1
hij op 10 juni 2023 te ’ [plaats 2] [naam 2] heeft mishandeld door te trekken aan het haar van die [naam 2] en meermaals, tegen het oor en het hoofd en de ribben te slaan en te schoppen;
2
hij op 10 juni 2023 te [plaats 2] [naam 3] heeft mishandeld door die [naam 3] meermaals tegen het been en de ribben te slaan en te schoppen;
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of typefouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd en gecursiveerd weergegeven, zonder dat de verdachte daardoor in de verdediging is geschaad.

4.De strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is eveneens strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid volledig uitsluiten.

6.De strafoplegging

6.1.
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht, en dat aan hem de maatregel van terbeschikkingstelling met voorwaarden (hierna: tbs met voorwaarden) zoals geadviseerd door de reclassering wordt opgelegd. Daarnaast heeft de officier van justitie gevorderd de dadelijke uitvoerbaarheid te bevelen en oplegging van de gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel als bedoeld in artikel 38z van het Wetboek van Strafrecht (Sr; hierna: GVM). De officier van justitie gevorderd de voorlopige hechtenis te schorsen onder dezelfde voorwaarden als de tbs en met ingang van het tijdstip waarop de vrijheidsbenemende straf van de verdachte eindigt of hij in het kader van een klinische plaatsing zal worden opgenomen in een kliniek of een overbruggingsplek.
6.2.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft, indien de rechtbank tot een algehele bewezenverklaring komt, zich op het standpunt gesteld dat kan worden volstaan met een lagere gevangenisstraf dan is gevorderd, bijvoorbeeld voor de duur van 10 maanden, en oplegging van tbs met voorwaarden. Daarmee wordt ook de door de reclassering genoemde overbruggingstermijn naar de kliniek van 12 weken in acht genomen. Gelet op de verminderde toerekeningsvatbaarheid van de verdachte en de omstandigheid dat de gevolgen van de poging een ontploffing teweeg te brengen, wordt met deze straf en maatregel voldoende recht gedaan en kan de verdachte spoedig in behandeling.
6.3.
Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straf en maatregelen zijn in overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek op de terechtzitting is gebleken.
De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
Ernst van de feiten
De verdachte heeft de gasleiding in zijn voormalig woning opengedraaid en vervolgens de woning verlaten, zodat het gas de woning kon vullen. Hij heeft hiermee een zeer gevaarlijke situatie gecreëerd en onaanvaardbare risico’s genomen. Dat er geen ontploffing in de woning is gevolgd, is niet aan de verdachte te danken.
De verdachte heeft zich verder schuldig gemaakt aan twee mishandelingen jegens twee verschillende personen, aan vernieling van een autoruit en winkeldiefstal van blikken bier. Door aldus te handelen heeft de verdachte inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van degenen die hij heeft mishandeld en ook laten zien geen respect te hebben voor andermans goederen en eigendommen. De rechtbank rekent dit de verdachte aan.
Strafblad
De rechtbank heeft kennisgenomen van het strafblad van de verdachte van 4 maart 2025.
Daaruit blijkt dat de verdachte niet recentelijk is veroordeeld voor soortgelijke feiten.
Persoon van de verdachte
De rechtbank heeft acht geslagen op de Pro Justitia rapportages over de verdachte van 18 maart 2025, door drs. W.J.L. Lander, klinisch psycholoog, en M.M. Loomans, psychiater, waaruit volgt dat bij de verdachte sprake is van psychische stoornissen in de vorm van een ongespecificeerde schizofreniespectrum- of een andere psychotische stoornis, een antisociale persoonlijkheidsstoornis en van een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens. Tevens is er sprake van een stoornis in het gebruik van speed, cocaïne, cannabis en alcohol, en zijn er differentiaal diagnostische aanwijzingen voor ADHD. Ten tijde van het plegen van het tenlastegelegde (bij dagvaarding I, feit 1 en feit 2) bestonden deze stoornissen. Gelet hierop wordt geadviseerd om deze feiten in verminderde mate aan hem toe te rekenen en een behandeling binnen het kader van een tbs met voorwaarden te laten plaatsvinden. De verdachte staat voor het eerst open voor professionele hulpverlening en geeft aan zich te zullen conformeren aan een behandeling. Gezien zijn uitgebreide geschiedenis van zorgmijding, problematisch middelengebruik en het moeizaam conformeren aan zijn eerdere behandelaren, wordt een tbs met voorwaarden, binnen een stringente behandelinstelling, nodig geacht.
De rechtbank heeft verder kennisgenomen van een reclasseringsadvies over de verdachte van 6 juni 2025, waaruit volgt dat sprake is van een hoog recidiverisico. Gelet op de problematiek van de verdachte, en het feit dat er ook deels sprake is van een beperkt ziekte-inzicht en ziektebesef, is er volgens de reclassering een strikter kader (zoals een tbs met voorwaarden) ten minste noodzakelijk om de geïndiceerde langdurige klinische behandeling te waarborgen. Binnen het kader van een geheel of gedeeltelijke voorwaardelijke straf is deze klinische behandeling niet gewaarborgd. Een eerder aanbod, vlak voor het tenlastegelegde, tot een klinische behandeling in een vrijwillig kader werd (tot twee keer toe) door de verdachte afgewezen. De reclassering adviseert bij veroordeling van de verdachte om hem een tbs met voorwaarden en de GVM op te leggen. De reclassering heeft een Indicatiestelling Forensische Zorg aangevraagd. De verdachte staat inmiddels op de wachtlijst van de FPK Fivoor Rotterdam te Poortugaal. De reclassering adviseert de rechtbank om bij het bepalen van de strafmaat rekening te houden met een periode van 12 weken na vonnis om de klinische plaatsing te kunnen realiseren. Tot slot adviseert de reclassering om de tbs met voorwaarden en het reclasseringstoezicht dadelijk uitvoerbaar te verklaren. De kans op een misdrijf met schade voor personen wordt ingeschat als groot.
Toerekeningsvatbaarheid
Nu de conclusies van de gedragsdeskundigen omtrent de psychische problematiek van de verdachte en de mate waarin die hebben bijgedragen aan de totstandkoming van het tenlastegelegde worden gedragen door diens bevindingen, neemt de rechtbank die over en maakt deze tot het hare. Tegen die achtergrond zal de rechtbank de bewezen verklaarde feiten 1 en 2 van dagvaarding I in verminderde mate aan de verdachte toerekenen. Uitgangspunt is dat strafbare feiten de dader (volledig) zijn toe te rekenen. In aanmerking genomen dat de rapportages van de gedragsdeskundigen geen betrekking hebben op de andere bewezen verklaarde feiten, ziet de rechtbank onvoldoende grond om ook deze feiten de verdachte in afwijking van genoemd uitgangspunt in verminderde mate toe te rekenen.
Tbs met voorwaarden
De rechtbank heeft vastgesteld dat aan de wettelijke voorwaarden voor het opleggen van een tbs-maatregel is voldaan: het bewezen geachte feit (poging tot opzettelijk een ontploffing teweegbrengen) is een misdrijf waarop de wet een gevangenisstraf van vier jaren of meer stelt, tijdens het begaan van het feit bestond bij de verdachte een ziekelijke stoornis van de geestvermogens en de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen eist het opleggen van deze maatregel. Uit de hiervoor aangehaalde rapportages blijkt
dat er bij de verdachte sprake is van hoog risico op recidive, dat intensieve
behandeling nodig is om dat risico te verlagen en dat die behandeling niet in een ander (minder strikt) kader dan een tbs met voorwaarden kan plaatsvinden. De rechtbank zal deze adviezen volgen en daarom aan de verdachte een tbs met voorwaarden opleggen. De rechtbank zal daarbij de voorwaarden opleggen zoals opgenomen in het advies van de reclassering van 6 juni 2025.
Dadelijk uitvoerbaarheid
Gelet op het feit dat er sprake is van een hoog recidiverisico, ziet de rechtbank aanleiding
om conform artikel 38, zesde lid, Sr te bevelen dat de tbs-maatregel met voorwaarden dadelijk uitvoerbaar is.
Gedragsbeïnvloedende of vrijheidsbeperkende maatregel (38z Sr)
Ter bescherming van de veiligheid van anderen en de algemene veiligheid van personen of goederen zal de rechtbank verder een GVM als bedoeld in artikel 38z Sr opleggen. Aan de wettelijke vereisten is voldaan. De rechtbank gelast immers de terbeschikkingstelling van de verdachte. Mede gelet op de rapportages van de deskundigen en de reclassering, is de rechtbank van oordeel dat er een noodzaak bestaat om de verdachte (mogelijk) langdurig onder toezicht te stellen om het recidiverisico in de toekomst te kunnen terugdringen.
Motivering van de straf
De rechtbank is van oordeel dat naast de maatregel van tbs met voorwaarden een
onvoorwaardelijke gevangenisstraf aan de verdachte moet worden opgelegd. De rechtbank heeft bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf, behalve op het hiervoor genoemde, tevens gelet op de (hoogte van de) straffen die in de rechtspraak in soortgelijke gevallen worden opgelegd. De rechtbank acht, alles afwegende, een gevangenisstraf van 12 maanden, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht, passend en geboden.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma als bedoeld in artikel 4 van de Penitentiaire beginselenwet.
Voorlopige hechtenis
De op te leggen straf brengt mee dat de verdachte, na aftrek van voorarrest, nog een periode van ongeveer 23 weken gedetineerd zal zijn. Voor het geval dit vonnis binnen die termijn nog niet onherroepelijk is, zal de rechtbank bevelen dat de voorlopige hechtenis wordt geschorst met ingang van het tijdstip waarop de duur van de voorlopige hechtenis gelijk wordt aan die van de op te leggen gevangenisstraf. Die schorsing houdt verband met de op te leggen dadelijk uitvoerbare tbs met voorwaarden. Zou de verdachte de in dat kader te stellen voorwaarden niet naleven terwijl dit vonnis nog niet onherroepelijk is, dan bestaat de mogelijkheid om de opheffing van de schorsing van de voorlopige hechtenis te bevelen. Op die manier worden de veiligheid van anderen en de algemene veiligheid van personen gewaarborgd.
De reclassering heeft in haar advies verklaard dat bij klinische plaatsing rekening gehouden dient te worden met een periode van 12 weken, na vonnis. Voor het geval klinische plaatsing eerder kan geschieden dan de nog openstaande gevangenisstraf, zal de rechtbank bevelen dat de voorlopige hechtenis wordt geschorst met ingang van het moment waarop klinische plaatsing mogelijk is en de verdachte aankomt bij een IFZ/ DIZ te indiceren klinische setting of soortgelijke forensische instelling. De voorlopige hechtenis zal worden geschorst op wat het eerst komt: het moment van de klinische plaatsing of het moment waarop de duur van de voorlopige hechtenis gelijk wordt aan die van de op te leggen gevangenisstraf.

7.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straf en maatregel zijn gegrond op de artikelen:
- 38, 38a, 38d, 38z, 45, 55, 57, 157, 300, 310 en 350 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak rechtens gelden.

8.De beslissing

De rechtbank:
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte de bij dagvaarding I, II en III ten laste gelegde feiten heeft begaan, zoals hierboven onder 3.5. bewezen is verklaard;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en dat het bewezen verklaarde uitmaakt:
ten aanzien van dagvaarding 1, feit 1:
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, beschadigen;
ten aanzien van dagvaarding 1, feit 2:
eendaadse samenloop van
poging tot opzettelijk een ontploffing teweegbrengen, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is;
en
poging tot opzettelijk een ontploffing teweegbrengen, terwijl daarvan levensgevaar en gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander te duchten is;
ten aanzien van dagvaarding 2:
diefstal;
ten aanzien van dagvaarding 3, feit 1:
mishandeling;
ten aanzien van dagvaarding 3, feit 2:
mishandeling;
verklaart de verdachte daarvoor strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot:
een
gevangenisstrafvoor de duur van
12 (twaalf) MAANDEN;
bepaalt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de hem opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
gelast de
terbeschikkingstelling van de verdachte onder de volgende voorwaarden,dat de veroordeelde:
  • geen strafbare feiten zal plegen;
  • meewerkt aan het reclasseringstoezicht. Deze medewerking houdt onder andere in dat:
o de veroordeelde zich meldt op afspraken bij de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat noodzakelijk acht;
o de veroordeelde één of meer vingerafdrukken laat nemen en een geldig identiteitsbewijs laat zien;
o de veroordeelde zich houdt aan de aanwijzingen van de reclassering;
o de veroordeelde de reclassering helpt aan een actuele foto waarop zijn gezicht herkenbaar is;
o de veroordeelde ervoor zorgt dat hij te allen tijde bereikbaar is voor zijn begeleiders en behandelaren;
o de veroordeelde meewerkt aan huisbezoeken;
o de veroordeelde de reclassering inzicht geeft in de voortgang van begeleiding en/of behandeling door andere instellingen of hulpverleners;
o de veroordeelde zich niet op een ander adres vestigt zonder toestemming van de reclassering;
o de veroordeelde meewerkt aan het uitwisselen van informatie met personen en instanties die contact hebben de veroordeelde, als dat van belang is voor het toezicht;
o de veroordeelde de reclassering zicht verschaft op de voortgang van zijn resocialisatie en begeleiding en de reclassering toestemming verleent om relevante referenten te raadplegen en contact te onderhouden met personen en instanties die deel uitmaken van zijn netwerk;
o de veroordeelde geen omgang zal hebben met personen die zijn resocialisatie in gevaar (kunnen) brengen en zich open opstelt, inzake het aangaan van nieuwe relaties of bestaande relaties en geen bezwaar heeft dat deze op ‘gepaste en discrete’ wijze door de reclassering worden gescreend;
- zich zal laten opnemen en zal verblijven in een nog nader door IFZ / DIZ te indiceren kliniek setting, of soortgelijke forensische instelling zulks te bepalen door de justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing, voor zolang de reclassering en het behandelteam dat nodig vinden. De opname start direct aansluitend aan detentie. De veroordeelde zal zich houden aan de daar geldende huisregels, afspraken en aanwijzingen die de zorginstelling geeft voor de behandeling. Het innemen van medicijnen kan onderdeel zijn van de behandeling. Als de reclassering en het behandelteam een overgang naar ambulante zorg, begeleid wonen of maatschappelijke opvang gewenst vinden, werkt de veroordeelde mee aan de indicatiestelling en plaatsing;
- voor een time-out kan worden opgenomen in een Forensisch Psychiatrische Kliniek of andere (soortgelijke) instelling, indien de reclassering dit nodig vindt en de veroordeelde daarmee instemt. Deze time-out duurt totdat de reclassering of de veroordeelde deze beëindigt, maar maximaal zeven weken, met de mogelijkheid van verlenging met nog eens maximaal zeven weken, tot maximaal veertien weken per jaar;
- aansluitend aan zijn klinische opname zal verblijven in een instelling voor begeleid wonen of maatschappelijke opvang, te bepalen door de justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing, zolang de reclassering en de instelling dit noodzakelijk achten. De veroordeelde zal zich houden aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de
reclassering voor hem heeft opgesteld;
- zich aansluitend aan zijn klinische behandeling laat behandelen door een forensisch ambulante behandelinstelling of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering, zolang de reclassering en/of de zorginstelling dat nodig vindt. De veroordeelde zal zich gedurende deze behandeling houden aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Het innemen van medicijnen kan onderdeel zijn van de behandeling, als ook een kortdurende klinische opname van maximaal zeven weken ten behoeve van detoxificatie en/stabilisatie;
- geen drugs en alcohol zal gebruiken en meewerken aan een controle op dit verbod. De reclassering bepaalt met welke controlemiddelen en hoe vaak de veroordeelde wordt gecontroleerd. Mogelijke controlemiddelen zijn ademonderzoek (blaastest) en urineonderzoek;
- zich zal inzetten voor het realiseren en behouden van een passende en door de reclassering goedgekeurde dagbesteding en houdt zich aan de voorwaarden c.q. regels die hem gesteld worden;
- inzage zal geven in zijn financiën en meewerken aan het aflossen van zijn schulden en het treffen van betalingsregelingen. Desgewenst werkt hij mee aan schuldhulpverlening in het kader van de Wet schuldsanering natuurlijke personen en/of beschermingsbewind;
- zich niet buiten de Europese landsgrenzen van Nederland zal begeven.
geeft opdracht aan GGZ Reclassering Fivoor de terbeschikkinggestelde bij de naleving van die aanwijzingen hulp en steun te verlenen;
beveelt dat de terbeschikkingstelling met voorwaarden
dadelijk uitvoerbaaris, op grond van artikel 38, zesde lid, Sr;
legt aan de veroordeelde op
de maatregel tot gedragsbeïnvloeding of vrijheidsbeperkingals bedoeld in artikel 38z van het Wetboek van Strafrecht
;
schorst de voorlopige hechtenismet ingang van het tijdstip waarop de duur van de voorlopige hechtenis gelijk wordt aan die van de opgelegde gevangenisstraf of met ingang van het moment waarop klinische plaatsing mogelijk is en de veroordeelde aankomt bij een IFZ/ DIZ te indiceren klinische setting, of soortgelijke forensische instelling, indien dat moment eerder komt. De rechtbank schorst de voorlopige hechtenis onder de algemene en een aantal bijzondere voorwaarden, welke beslissing apart schriftelijk wordt opgemaakt.
Dit vonnis is gewezen door
mr. T.A.B. Mentink, voorzitter,
mr. H.P.M. Meskers, rechter,
mr. C.M.A. de Koning, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. R. Ringeling, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 11 juli 2025.