Op 19 juni 2025 heeft de Rechtbank Den Haag een beschikking gegeven in een zaak betreffende de voortzetting van een crisismaatregel op basis van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz). De officier van justitie had op 16 juni 2025 een verzoek ingediend tot voortzetting van de crisismaatregel die eerder op 13 juni 2025 was genomen. Betrokkene, geboren in 1942, verblijft in een accommodatie en wordt bijgestaan door haar advocaat, mr. R. Shahbazi. Tijdens de mondelinge behandeling zijn verschillende personen gehoord, waaronder de arts in opleiding tot psychiater en de zoon van betrokkene. De arts heeft verklaard dat er ernstige zorgen zijn over de thuissituatie van betrokkene, die nauwelijks eet en drinkt en niet zelfstandig functioneert. De zoon van betrokkene heeft aangegeven dat hij zijn moeder niet meer herkent en dat hij overbelast is door de situatie. De rechtbank heeft vastgesteld dat er sprake is van onmiddellijk dreigend ernstig nadeel, waaronder levensgevaar en ernstige verwaarlozing. Gezien de ernst van de situatie heeft de rechtbank besloten om de machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel te verlenen, die geldig is tot en met 10 juli 2025. De rechtbank heeft het verzoek om minder bezwarende alternatieven af te wijzen, omdat deze niet effectief zouden zijn. De beschikking is uitgesproken door mr. A.M.M. Vingerling, rechter, bijgestaan door P.S.R. Nieman als griffier.