3.2.Verweerder heeft in zijn verweerschrift van 28 november 2024 desgevraagd meegedeeld dat de functie per 1 november 2024 is gevuld. De gekozen kandidaat is reeds persoonlijk geïnformeerd en de plaatsing is voor die betrokkene zichtbaar in Peoplesoft.
Op 24 december 2024 heeft verweerder het besluit van 27 november 2024 overgelegd, waarbij aan de gekozen kandidaat de functie is opgedragen met ingang van
1 november 2024. Bij brief van 8 januari 2025 heeft verweerder toegelicht dat sprake was van een reorganisatietraject bij DBBO. In fase 1 van het traject werd de nieuwe organisatie gecreëerd. In fase 2 die duurde van begin juli tot eind augustus, hebben de sollicitatiegesprekken plaatsgevonden voor de functies in de nieuwe organisatie en werden de mensen gekoppeld aan de nieuwe organisatie. In fase 3, die is afgerond op
1 november 2024, werd dit bestendigd en afgestemd met onder meer de vakbonden. De kandidaten mochten pas na de afronding van fase 3 worden geïnformeerd. Na het afronden van fase 3 is de nieuwe organisatie gestart. Verzoeker is in de selectieprocedure meegenomen als ieder ander, omdat hij geen voorkeurspositie meer had. De kandidaten zijn geïnformeerd op 7 november 2024 en de betreffende beslislijsten zijn op 19 november 2024 opgemaakt.
Het oordeel van de voorzieningenrechter
4. De voorzieningenrechter stelt vast dat het bestreden besluit is beperkt tot de weigering om aan verzoeker de functie toe te wijzen. Nu deze functie is toegewezen aan een andere kandidaat, kan plaatsing van verzoeker op de functie niet meer aan de orde zijn. Daarmee kan verzoeker niet bereiken wat hij wil. Het hoogst haalbare voor verzoeker is dat hij een voorkeurspositie krijgt voor een soortgelijke functie. Eventuele financiële schade die verzoeker hierdoor lijdt, kan ook na afronding van de bezwaarprocedure worden hersteld. De voorzieningenrechter stelt vast dat de verdaagde beslistermijn van de beslissing op bezwaar eindigt medio maart 2025. Dit is ruim voor de datum waarop verzoeker twee jaar arbeidsongeschikt is (12 juni 2025), zodat van onverwijlde spoed geen sprake is.
5. Ondanks dat geen sprake is van een spoedeisend belang, kan aanleiding bestaan om een voorlopige voorziening te treffen als het bestreden besluit evident onrechtmatig is. Daarmee wordt bedoeld dat zonder diepgaand onderzoek naar de relevante feiten en/of het recht ernstig moet worden betwijfeld of het door verweerder ingenomen standpunt juist is en of het besluit in de bodemprocedure in stand zal blijven. Hiervan is in dit geval geen sprake.
6. Het verzoek om verweerder op te dragen verzoeker te laten deelnemen aan het verkorte opleidingstraject met het oog op de functie, om re-integratieinspanningen na te komen en om passende/passend te maken functies in kaart te brengen, valt buiten de omvang van het geding. Daar gaat het bestreden besluit immers niet over. Dit zal daarom niet inhoudelijk worden besproken door de voorzieningenrechter.
7. De voorzieningenrechter ziet aanleiding om een nadere overweging toe te voegen. De voorzieningenrechter stelt vast dat de kwestie van het re-integratietraject van verzoeker al geruime tijd speelt en dat de communicatie hierover tussen partijen stroef verloopt. Gelet hierop lijkt het de voorzieningenrechter van belang om, los van de bezwaarprocedure tegen de weigering van de functie, hierover zo snel mogelijk met elkaar in gesprek gaan.