In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 3 juli 2025 uitspraak gedaan in een beroep tegen de afwijzing van een aanvraag voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) door de Minister van Asiel en Migratie. Eiseres, een alleenstaande vrouw van Afghaanse afkomst, heeft de aanvraag ingediend met als doel verblijf als familie- of gezinslid op basis van artikel 8 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM). De rechtbank heeft vastgesteld dat de minister de aanvraag heeft afgewezen op basis van het ontbreken van bijkomende elementen van afhankelijkheid tussen eiseres en haar zus, die in Nederland asiel heeft verkregen. Eiseres heeft aangevoerd dat de minister een onjuist toetsingscriterium heeft gehanteerd en dat er wel degelijk sprake is van een afhankelijkheidsrelatie die de gebruikelijke emotionele banden overstijgt. De rechtbank heeft de argumenten van eiseres gevolgd en geoordeeld dat de minister zijn beoordeling niet deugdelijk heeft gemotiveerd. De rechtbank heeft het bestreden besluit vernietigd en de minister opgedragen een nieuw besluit te nemen, waarbij de rechtbank heeft benadrukt dat de langdurige samenwoning en de financiële en emotionele band tussen eiseres en haar zus niet voldoende zijn gewogen. De rechtbank heeft ook de kwetsbare positie van eiseres als alleenstaande vrouw in Afghanistan in overweging genomen, maar heeft geconcludeerd dat dit niet automatisch leidt tot een beschermenswaardig familieleven. De uitspraak benadrukt het belang van een zorgvuldige afweging van de feiten en omstandigheden in zaken die betrekking hebben op het gezinsleven en de afhankelijkheid tussen familieleden.