ECLI:NL:RBDHA:2025:12537

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
3 juli 2025
Publicatiedatum
14 juli 2025
Zaaknummer
NL24.45352
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag machtiging tot voorlopig verblijf op grond van artikel 8 EVRM voor alleenstaande vrouw uit Afghanistan

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 3 juli 2025 uitspraak gedaan in een beroep tegen de afwijzing van een aanvraag voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) door de Minister van Asiel en Migratie. Eiseres, een alleenstaande vrouw van Afghaanse afkomst, heeft de aanvraag ingediend met als doel verblijf als familie- of gezinslid op basis van artikel 8 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM). De rechtbank heeft vastgesteld dat de minister de aanvraag heeft afgewezen op basis van het ontbreken van bijkomende elementen van afhankelijkheid tussen eiseres en haar zus, die in Nederland asiel heeft verkregen. Eiseres heeft aangevoerd dat de minister een onjuist toetsingscriterium heeft gehanteerd en dat er wel degelijk sprake is van een afhankelijkheidsrelatie die de gebruikelijke emotionele banden overstijgt. De rechtbank heeft de argumenten van eiseres gevolgd en geoordeeld dat de minister zijn beoordeling niet deugdelijk heeft gemotiveerd. De rechtbank heeft het bestreden besluit vernietigd en de minister opgedragen een nieuw besluit te nemen, waarbij de rechtbank heeft benadrukt dat de langdurige samenwoning en de financiële en emotionele band tussen eiseres en haar zus niet voldoende zijn gewogen. De rechtbank heeft ook de kwetsbare positie van eiseres als alleenstaande vrouw in Afghanistan in overweging genomen, maar heeft geconcludeerd dat dit niet automatisch leidt tot een beschermenswaardig familieleven. De uitspraak benadrukt het belang van een zorgvuldige afweging van de feiten en omstandigheden in zaken die betrekking hebben op het gezinsleven en de afhankelijkheid tussen familieleden.

Uitspraak

uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.45352
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[eiseres], V-nummer: [V-nummer] , eiseres mede namens haar minderjarige dochter:
[minderjarige], V-nummer: [V-nummer] (gemachtigde: mr. G. van Reemst),
en

de Minister van Asiel en Migratie1, (gemachtigde: R. van Dooren).

Samenvatting

Deze uitspraak gaat over de afwijzing van de aanvraag van eiseres om verlening van een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) met als verblijfsdoel ‘verblijf als familie- of gezinslid’ op grond van artikel 8 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM). Eiseres is het niet eens met de afwijzing van de aanvraag. Zij voert daartoe een aantal beroepsgronden aan. Aan de hand van deze beroepsgronden beoordeelt de rechtbank de afwijzing van de aanvraag.
De rechtbank komt in deze uitspraak tot het oordeel dat het beroep van eiseres gegrond is. Eiseres krijgt dus gelijk. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.

Procesverloop

3. Eiseres en referente hebben de Afghaanse nationaliteit. Eiseres is de zus van referente ( [Referente] ).
4. Referente heeft een asielvergunning in Nederland. Op 20 mei 2022 heeft referente voor haar zus een aanvraag voor een mvv ingediend.
5. Bij besluit van 14 april 2023 heeft de minister de aanvraag van eisers afgewezen. Met het besluit van 21 oktober 2024 is de minister bij de afwijzing gebleven. Eiseres heeft beroep ingesteld tegen deze afwijzing.
1. Voorheen de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Zowel de minister als de staatssecretaris worden voor de leesbaarheid in deze uitspraak aangeduid als de minister.
6. De rechtbank heeft het beroep op 14 mei 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: referente en haar man, de gemachtigde van eiseres, R. Modi als tolk en de gemachtigde van de minister.

Beoordeling door de rechtbank

Het bestreden besluit
7. De minister heeft met het bestreden besluit het bezwaar van eiseres tegen het primaire besluit ongegrond verklaard. De minister heeft hieraan ten grondslag gelegd dat er geen sprake is van familie- en gezinsleven tussen eiseres en referente in de zin van artikel 8 van het EVRM. Er is volgens de minister tussen eiseres en referente namelijk geen sprake van bijkomende elementen van afhankelijkheid die de gebruikelijke emotionele banden overstijgen. Daarnaast is er niet gebleken van hechte persoonlijke banden tussen referente en haar nicht [minderjarige] . Daarom wordt er ook geen familie- en gezinsleven aangenomen tussen referente en [minderjarige] .

Het toetsingscriterium

8. Eiseres stelt zich op het standpunt dat de minister een verkeerd toetsingscriterium heeft aangelegd door meerdere keren te stellen dat een situatie niet ongebruikelijk is, terwijl het criterium niet is of een situatie gebruikelijk of ongebruikelijk is, maar of er sprake is van een afhankelijkheid die uitstijgt boven het gebruikelijke.
De rechtbank volgt eiseres in het standpunt dat de minister een verkeerd toetsingscriterium heeft gehanteerd. Uit rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) volgt dat familieleven kan bestaan tussen meerderjarige familieleden buiten het kerngezin, als tussen hen bijkomende elementen van afhankelijkheid bestaan die de gebruikelijke emotionele banden overstijgen. Zie in dit kader bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling van 27 maart 2024 (ECLI:NL:RVS:2024:1189). Het gaat er vooral om of er sprake is van een op basis van objectieve of objectiveerbare feiten en omstandigheden vast te stellen afhankelijkheid tussen de betrokken volwassen familieleden, die uitstijgt boven het gebruikelijke. De minister stelt in het bestreden besluit dat het niet ongebruikelijk is dat eiseres na het overlijden van haar echtgenoot bij referente is blijven wonen, omdat zij daar al woonde (bestreden besluit, p.5). De minister heeft hier dus gekeken of de situatie dat eiseres bij referente is blijven wonen ongebruikelijk is (of eigenlijk een logisch gevolg is van). De minister had moeten toetsen of deze situatie heeft geleid tot een afhankelijkheidsrelatie die de gebruikelijke emotionele banden overstijgen. Daarnaast stelt de minister dat de omstandigheid dat eiseres na het overlijden van haar echtgenoot is teruggevallen op referent en de echtgenoot van referent niet ongebruikelijk is (bestreden besluit, p. 6). Ook hier heeft de minister de afhankelijkheidsrelatie niet centraal gesteld. De beroepsgrond slaagt.
Bijkomende elementen van afhankelijkheid tussen eiseres en referente
9. Tussen partijen is niet in geschil dat de minister alle relevante feiten en omstandigheden die door eiseres en referente naar voren zijn gebracht kenbaar bij zijn beoordeling heeft betrokken. Behoudens de wijze waarop invulling is gegeven aan de financiële ondersteuning, zijn partijen het in grote lijnen ook eens van welke feiten en omstandigheden bij de beoordeling uitgegaan moeten worden. Het verschil van mening is met name gelegen in de weging van deze feiten en omstandigheden en of sprake is van bijkomende elementen van afhankelijkheid op grond waarvan een beschermingswaardig familieleven als bedoeld in artikel 8 van het EVRM moet worden aangenomen.
Voor vertrek: samenwoning, financiële en emotionele band
10. Eiseres heeft tot het vertrek van referente naar Nederland bij haar gewoond. Zij hebben eerst samen bij hun vader en moeder gewoond. Referente is getrouwd en kort daarna is haar moeder overleden. Dit was voor referente reden om eiseres in huis te nemen. Eiseres was toen ongeveer vijf jaar oud. Eiseres is naar school geweest en is op een gegeven moment getrouwd met de broer van de echtgenoot van referente. De echtgenoot van eiseres is bij haar ingetrokken in het huis van referente. De echtgenoot van eiseres is na ongeveer een jaar overleden. Na zijn overlijden is eiseres bij referente blijven wonen, tot aan de evacuatie van referente naar Nederland. De minister neemt aan dat eiseres door referente en haar echtgenoot financieel is ondersteund en dat er sprake is van een hele sterke emotionele band tussen referente en eiseres. Dit mede omdat eiseres en referente bijna altijd hebben samengewoond en referente als een moeder voor eiseres heeft gezorgd.
11. Onder verwijzing naar de Werkinstructie 2020/16 stelt eiseres zich op het standpunt dat samenwoning een belangrijke indicatie is voor het invulling geven aan gezinsleven. Volgens eiseres heeft de minister niet deugdelijk gemotiveerd waarom ondanks het feit dat zij hun hele leven hebben samengewoond geen gezinsleven is aangenomen. Dat eiseres daarbij in staat was om voor zichzelf te zorgen en voor haar dochter, betekent niet dat geen sprake is van bijkomende elementen van afhankelijkheid. Eiseres en referente hebben samen voor haar dochter gezorgd.
12. De minister neemt geen bijkomende elementen van afhankelijkheid aan omdat eiseres na meerderjarigheid scholing heeft gehad, is getrouwd en een eigen huishouding met haar echtgenoot heeft gevoerd. Dat eiseres tijdens haar huwelijk nog met referente heeft samengewoond, vormt voor de minister geen reden om bijkomende elementen van afhankelijkheid aan te nemen. Eiseres was in financieel opzicht afhankelijk van referente en tijdens haar huwelijk van haar echtgenoot. Dit was gelet op de situatie waarin zij zich bevond niet ongebruikelijk.
13. De rechtbank is van oordeel dat de minister niet deugdelijk heeft gemotiveerd waarom de samenwoning tussen eiseres en referente niet kan worden gezien als een bijkomend element van afhankelijkheid2. Eiseres heeft bijna haar hele leven bij referente gewoond. Uit de verklaringen van eiseres en referente kan worden opgemaakt dat er van de kant van referente altijd enige vorm van financiële zorg is blijven bestaan, ook tijdens het huwelijk. De minister neemt geen bijkomende elementen van afhankelijkheid aan, mede omdat eiseres getrouwd is geweest, maar heeft daarbij niet betrokken de korte duur van het huwelijk en de voortdurende financiële ondersteuning. De minister stelt zich op het standpunt dat er weliswaar een hele sterke emotionele band tussen referente en eiseres bestaat maar dat die geen aanleiding geven om bijkomende elementen van afhankelijkheid aan te nemen. Reden daarvoor is dat eiseres en referente na het huwelijk van eiseres een eigen leven zijn gaan leiden. Kijkend naar de duur van het huwelijk, de voortdurende samenwoning en financiële ondersteuning, is het door de minister ingenomen standpunt zonder nadere motivering niet begrijpelijk. De omstandigheid dat eiseres scholing heeft gehad en dat zij daardoor voor zichzelf kan zorgen en een bepaalde mate van zelfstandigheid had, kan de rechtbank niet volgen, omdat dit niet blijkt. Eiseres heeft blijkens haar verklaringen nooit gewerkt en in haar eigen levensonderhoud voorzien. De minister zal de vraag of sprake is van bijkomende elementen van afhankelijkheid opnieuw moeten beoordelen met inachtneming van het vorenstaande. De beroepsgrond slaagt.
2 Daarbij heeft de rechtbank ook acht geslagen op het Informatiebericht 2024/57 Bijkomende elementen van afhankelijkheid en 8 EVRM waarin is opgenomen dat hoe langer betrokkenen hebben samengewoond in het land van herkomst, hoe sneller dit als bijkomend element van afhankelijkheid kan worden aangenomen.
Na vertrek: alleenstaande vrouw in Afghanistan
14. Eiseres voert aan dat haar kwetsbare positie als alleenstaande vrouw in Afghanistan moet worden gezien als een bijkomend element van afhankelijkheid. Eiseres is het slachtoffer van seksueel geweld, waarna zij moeder is geworden van een buitenechtelijk kind. Hierdoor kan zij geen steun krijgen van anderen omdat dit wordt gezien als een morele misdaad. Hierbij verwijst eiseres naar het Algemeen Ambtsbericht van Afghanistan van juni 2023, paragraaf 3.1.9.13 en 3.1.9.14. Daarnaast stelt eiseres dat er een verband bestaat tussen de evacuatie van referente en de zwager, het overlijden van haar echtgenoot en haar eigen problemen met de Taliban.
15. De minister volgt eiseres dat vrouwen sinds de terugkeer van de Taliban moeilijker zich kunnen ontwikkelen, bewegen en hun rechten kunnen uitoefenen. De situatie verslechterd maar niet is gebleken dat eiseres zich niet staande kan houden in Afghanistan. De minister volgt de verklaringen dat eiseres is verkracht, waarna zij een zoon heeft gekregen. Uit de verklaring van eiseres blijkt ook dat er nog mannelijke gezinsleden in [plaats] wonen die haar kunnen helpen. Daarnaast heeft een familielid zich geregistreerd als vader van haar zoon. Eiseres heeft verder laten zien dat zij alleen kan reizen en dat zij kennissen heeft die haar kunnen helpen en bij wie zij kan verblijven.
16. De rechtbank overweegt als volgt. Het staat vast dat de positie van (alleenstaande) vrouwen in Afghanistan na de machtsovername van de Taliban drastisch is verslechterd. De rechtbank volgt de minister dat eiseres niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij geen ondersteuning zou kunnen krijgen van haar mannelijke familieleden in Afghanistan. Daarbij is van belang dat zij die ondersteuning ook feitelijk heeft verkregen. Dat uit het ambtsbericht volgt dat er voor vrouwen nauwelijks mogelijkheden tot bescherming bestaan tegen (seksueel) geweld en dat de enige familieleden die een vrouw bescherming kunnen bieden in het geval haar echtgenoot is overleden, haar ouders zijn, beschrijft de positie waar eiseres zich als vrouw in Afghanistan in bevindt waarvan onbetwist is dat dit zeer moeilijk is. Deze aangevoerde omstandigheid betekent evenwel niet dat hieraan betekenis toekomt voor de vraag of eiseres in een meer dan gebruikelijke afhankelijkheidsrelatie tot referente staat en dat daarom beschermenswaardig familieleven moet worden aangenomen. Referente heeft deze bescherming niet geboden en had dit uitgaande van het ambtsbericht als zus ook niet kunnen bieden indien zij in Afghanistan was gebleven. De rechtbank volgt de minister in zijn standpunt dat verder ook niet aannemelijk is gemaakt dat er een relatie is te leggen tussen het seksueel geweld dat eiseres is overkomen, het overlijden van haar echtgenoot en de werkzaamheden die de echtgenoot van referente heeft verricht als beveiliger. De beroepsgrond slaagt niet.
18. Referente heeft verklaart dat zij twee broers heeft en dat deze broers niet in Afghanistan verblijven. Eiseres heeft verklaart dat er vier broers zijn waarvan er twee in [plaats] verblijven. Referente heeft geen melding gemaakt van deze twee broers, terwijl daar wel expliciet om was gevraagd. Ook de verklaring van referente dat eiseres nooit naar school is gegaan, klopt niet. Referente en eiseres hebben op nog een aantal andere punten wisselend verklaard. Referente is hierover niet nader gehoord, maar heeft ook niet van de gelegenheid gebruik gemaakt om hierover in het beroepschrift uitleg te geven. De rechtbank kan de minister volgen in zijn standpunt dat vorengenoemde omstandigheden afbreuk doen aan de geloofwaardigheid van de overige verklaringen van referente over het gezinsleven. De rechtbank verbindt hier verder geen gevolgen aan, omdat de minister hieraan ook geen consequenties heeft verbonden.

Tussenconclusie

17. De rechtbank komt tot de conclusie dat de minister zijn beoordeling of er sprake is van bijkomende elementen van afhankelijkheid tussen eiseres en referente niet deugdelijk heeft gemotiveerd. De minister heeft niet consequent het juiste toetsingscriterium gebruikt. Daarnaast concludeert de rechtbank dat de minister niet deugdelijk heeft gemotiveerd waarom de samenwoning en de in dat kader genoemde omstandigheden in samenhang niet kunnen worden gezien als bijkomende elementen van afhankelijkheid. De minister zal een nieuw besluit moeten nemen waarin hij deze onderdelen opnieuw motiveert.

Hechte persoonlijke banden

18. Eiseres voert aan dat de minister niet deugdelijk heeft gemotiveerd waarom er geen sprake is van hechte persoonlijke banden tussen de dochter van eiseres, [minderjarige] , en referente. [minderjarige] is zowel door eiseres als door referente opgevoed. Referente heeft voor [minderjarige] gezorgd als zijnde een oma. Referente heeft een sterke band met [minderjarige] , mede door de ingrijpende gebeurtenissen die de familie heeft meegemaakt. Dat [minderjarige] en referente momenteel alleen telefonisch contact hebben, mag niet aan hen worden tegengeworpen, omdat er op dit moment geen andere mogelijkheden zijn om het contact te onderhouden.
19. De rechtbank is van oordeel dat de minister zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat er niet is gebleken van hechte persoonlijke banden tussen [minderjarige] en referente. Hierbij heeft de minister terecht betrokken dat [minderjarige] zes maanden oud was toen referente uit Afghanistan vertrok en zij dus een relatief korte periode hebben samengewoond. Dat referente als zijnde een oma heeft gezorgd voor [minderjarige] , in samenhang bezien met de korte periode van samenwoning, kan niet leiden tot het aannemen van hechte persoonlijke banden. De beroepsgrond slaagt niet.

Conclusie en gevolgen

20. Het beroep is gegrond omdat het bestreden besluit een motiveringsgebrek bevat. De rechtbank vernietigt daarom het bestreden besluit.
21. De rechtbank bepaalt met toepassing van artikel 8:72, vierde lid, van de Algemene wet bestuursrecht dat de minister een nieuw besluit moet nemen met inachtneming van deze uitspraak.
22. Omdat eiseres geen griffierecht heeft betaald, hoeft de minister geen griffierecht aan haar te vergoeden. Omdat het beroep gegrond is krijgt eiseres een wel vergoeding van haar proceskosten. De minister moet deze vergoeding betalen. Deze vergoeding bedraagt € 1.814,- omdat de gemachtigde van eiseres een beroepschrift heeft ingediend en aan de zitting heeft deelgenomen. Verder zijn er geen kosten gemaakt die vergoed kunnen worden.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het besluit van 21 oktober 2024;
  • draagt de minister een nieuw besluit te nemen op het bezwaar met inachtneming van deze uitspraak;
  • veroordeelt de minister tot betaling van € 1.814,- aan proceskosten aan eiseres.
Deze uitspraak is gedaan door mr. B. Fijnheer, rechter, in aanwezigheid van mr. W.J.T. Twijnstra, griffier.
Uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
03 juli 2025

Documentcode: [Documentcode]

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen vier weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.