ECLI:NL:RBDHA:2025:12526
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep niet-ontvankelijk wegens prematuur ingediende ingebrekestelling in asielprocedure
In deze zaak heeft eiser, vertegenwoordigd door mr. T.M. van der Wal, beroep ingesteld tegen de minister van Asiel en Migratie omdat deze niet tijdig heeft beslist op zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel. Eiser diende zijn asielaanvraag in op 2 februari 2024. De minister had uiterlijk op 2 april 2024 moeten verzoeken om eiser over te nemen van Italië, maar dit verzoek is niet tijdig gedaan. Hierdoor werd de minister verantwoordelijk voor de behandeling van de aanvraag per 3 april 2024, met een beslistermijn die eindigde op 3 oktober 2024.
Eiser heeft de minister op 8 augustus 2024 in gebreke gesteld, maar de rechtbank oordeelt dat deze ingebrekestelling prematuur was, omdat de termijn om te beslissen op de aanvraag op dat moment nog niet verstreken was. Hierdoor is niet voldaan aan de voorwaarden voor het indienen van een beroep tegen het niet tijdig beslissen door de minister. De rechtbank heeft vastgesteld dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling en heeft besloten dat een zitting niet nodig was, aangezien partijen hiermee instemden. De rechtbank verklaart het beroep van eiser niet-ontvankelijk, wat betekent dat de zaak niet verder in behandeling wordt genomen.