ECLI:NL:RBDHA:2025:12500

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
26 juni 2025
Publicatiedatum
11 juli 2025
Zaaknummer
09/395360-24
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bewezenverklaring van het uitvoeren, afleveren, vervoeren en aanwezig hebben van hard- en softdrugs met oplegging van gevangenisstraf

Op 26 juni 2025 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het uitvoeren, afleveren, vervoeren en aanwezig hebben van grote hoeveelheden hard- en softdrugs. De verdachte, geboren in 1992 en op dat moment gedetineerd, werd beschuldigd van meerdere feiten die zich afspeelden tussen 9 en 11 december 2024. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte opzettelijk amfetamine, cocaïne, hennep en MDMA heeft uitgevoerd en aanwezig heeft gehad. Tijdens de zittingen op 24 maart en 12 juni 2025 zijn de vorderingen van de officier van justitie en de verdediging besproken. De officier van justitie, mr. P. T. Verweijen, eiste een gevangenisstraf van 42 maanden, waarvan 16 maanden voorwaardelijk. De verdediging pleitte voor een lichtere straf van 24 maanden, waarvan 17 maanden voorwaardelijk. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan de tenlastegelegde feiten en dat er geen feiten of omstandigheden waren die zijn strafbaarheid uitsloten. De rechtbank legde een gevangenisstraf op van 42 maanden, waarvan 16 maanden voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden zoals reclasseringstoezicht en ambulante behandeling. De rechtbank benadrukte de ernst van de feiten en de impact van de drugshandel op de samenleving.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Strafrecht
Meervoudige kamer
Parketnummer: 09/395360-24
Datum uitspraak: 26 juni 2025
Tegenspraak
De rechtbank Den Haag heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1992 te [geboorteplaats] ( [land] ),
BRP-adres: [adres 1] , [postcode] [woonplaats] ,
op dit moment gedetineerd in de penitentiaire inrichting [plaats 1] , locatie [locatie] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden op de terechtzitting van 24 maart 2025 (pro forma) en 12 juni 2025 (inhoudelijke behandeling).
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. P. T. Verweijen en van hetgeen door de verdachte en zijn raadsman mr. S. de Goede naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is - na wijziging van de tenlastelegging op de terechtzitting van 12 juni 2025 - ten laste gelegd dat:
1
hij op een of meer tijdstip(pen) gelegen in of omstreeks de periode van 9 december 2024 tot en met 11 december 2024 te Zevenhuizen, gemeente Zuidplas, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk buiten het grondgebied van Nederland heeft gebracht (door het bij DHL ten vervoer naar Polen aan te bieden) ongeveer
1008 gram amfetamine en/of
1007,7 gram amfetamine en/of
2626,1 gram amfetamine en/of
12,9 gram cocaine,
in elk geval een of meer hoeveelhe(i)d(en) van een materiaal bevattende amfetamine en/of cocaïne, zijnde amfetamine en/of cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden: hij op een of meer tijdstip(pen) gelegen in of omstreeks de periode van 9 december 2024 tot en met 11 december 2024 te Zevenhuizen, gemeente Zuidplas tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad,
1008 gram amfetamine en/of
1007,7 gram amfetamine en/of
2626,1 gram amfetamine en/of
12,9 gram cocaine,
althans een of meer hoeveelhe(i)d(en) van een materiaal bevattende amfetamine en/of cocaine, zijnde amfetamine en/of cocaine een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
2
hij op een of meer tijdstip(pen) gelegen in omstreeks de periode van 9 december 2024 tot en met 11 december 2024 te Zevenhuizen, gemeente Zuidplas tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk buiten het grondgebied van Nederland heeft gebracht (door het bij DHL ten vervoer naar Polen aan te bieden), een of meer (grote)
hoeveelhe(i)d(en)van een materiaal bevattende hennep en/of hasjies, zijnde hasjies en/of hennep (een) middel(en) als bedoeld in de bij die wet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden: hij op een of meer tijdstip(pen) gelegen in omstreeks de periode van 9 december 2024 tot en met 11 december 2024 te Zevenhuizen, gemeente Zuidplas tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad een of meer (grote) hoeveelhe(i)d(en) van een materiaal bevattende hennep en/of hasj, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet;
3
hij op een of meer tijdstip(pen) gelegen in omstreeks de periode van 9 december 2024 tot en met 11 december 2024 te Zevenhuizen, gemeente Zuidplas, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval
opzettelijk aanwezig heeft gehad een of meer (grote) hoeveelhe(i)d(en) van een materiaal bevattende hennep en/of hasj, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet;
4
hij op of omstreeks 11 december 2024 te Rotterdam tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk aanwezig heeft gehad 392,4 gram (986 tabletten) van een materiaal bevattende MDMA en/of 2480 gram van een materiaal bevattende 4MMC, althans een materiaal zoals vermeld op lijst I van de Opiumwet, in elk geval een of meer hoeveelhe(i)d(en) van een materiaal bevattende MDMA en/of 4MMC, althans een materiaal zoals vermeld op lijst I van de Opiumwet, zijnde MDMA en/of 4MMC en/of dat materiaal zoals vermeld op lijst 1, (een) middel(en) als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
5
hij op of omstreeks 11 december 2024 te Rotterdam tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk aanwezig heeft gehad 3970,7 gram, althans een (grote) hoeveelheid hennep en/of hasjies, zijnde hennep en/of hasjiesj een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.

3.De bewijsbeslissing

3.1.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de primair onder 1 en 2 en de onder 3, 4 en 5 ten laste gelegde feiten bewezen verklaard kunnen worden, maar dat de verdachte bij alle feiten moet worden vrijgesproken van het tenlastegelegde medeplegen.
3.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van het primair ten laste gelegde onder 1, van de feiten ten laste gelegd onder 2, 3 en 4, evenals van het medeplegen bij alle feiten. Op specifieke punten gaat de rechtbank hierna in.
3.3.
Gebruikte bewijsmiddelen
De rechtbank heeft in de bijlage opgenomen de wettige bewijsmiddelen met de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden.
3.4.
Bewijsoverwegingen
De verdachte wordt ervan verdacht hoeveelheden hard- en softdrugs te hebben uitgevoerd, door deze ter verzending naar Polen aan te brengen bij een DHL verzendpunt (feiten 1 en 2). Verder zou hij opzettelijk verdovende middelen aanwezig hebben gehad. Dit zouden softdrugs betreffen, die hij bij het DHL verzendpunt heeft aangeleverd ter verzending naar adressen in Nederland (feit 3), en hoeveelheden hard- en softdrugs die zich in zijn woning bevonden (feiten 4 en 5).
De rechtbank stelt vast dat de verdachte op de dagen 9, 10 en 11 december 2024 telkens meerdere pakketjes heeft afgeleverd bij een DHL verzendpunt, ter verzending naar adressen in Polen en Nederland. Omdat de pakketjes sterk naar hennep roken, zijn deze opengemaakt en onderzocht. Hierbij werden hoeveelheden wiet, hasjiesj en wit poeder, witte kristallen/brokken en pillen aangetroffen. De verdachte is aangehouden, waarna zijn woning door de politie is doorzocht. In de woning werden dozen (transparante boxen) en zakken aangetroffen, met daarin hennep en henneptoppen, wiet, wit poeder, roze pillen en een wit bruinige substantie. Ook bevonden zich in de woning verpakkingsmateriaal, een label writer, een vacuüm apparaat en gripzakjes. De aangetroffen (vermoedelijke) harddrugs zijn bemonsterd en door het NFI getest, de aangetroffen softdrugs zijn gewogen.
Opzet
De verdachte heeft bekend dat hij de pakketten bij het DHL verzendpunt heeft afgeleverd en dat hij wist dat de dozen met daarin verdovende middelen zich in zijn woning bevonden. Hij heeft verklaard dat de dozen door een ander, “ [naam] ” (ter zitting door de verdachte [naam] genoemd) in zijn woning zijn geplaatst. De verdachte zegt dat hij ervan op de hoogte was dat zich in de pakketten en in de dozen in zijn woning ter verzending softdrugs bevonden, maar dat hij niet wist van de aanwezigheid van harddrugs in de pakketten en in zijn woning. Er zou sprake zijn van een vriendendienst om spullen te bewaren, waarvoor hij met wiet werd betaald.
De rechtbank acht de verklaring van de verdachte onaannemelijk en ongeloofwaardig en schuift deze ter zijde. De rechtbank overweegt hiertoe dat de verdachte bij de politie heeft verklaard dat de eerder genoemde derde persoon amfetamine, cocaïne en roze MDMA-pillen in zijn woning had afgeleverd. De verdachte heeft verklaard dat hij wist dat het amfetamine betrof, omdat hij dat op het internet had opgezocht. Daarnaast heeft de verdachte verklaard dat hij weet hoe de pillen er uitzagen en dat hij deze zak met MDMA-pillen zelf in een kast van zijn woning heeft gelegd. Verder acht de rechtbank relevant dat zich in de woning van de verdachte verschillende spullen bevonden die bij het verpakken van verdovende middelen kunnen worden gebruikt. De verdachte heeft verklaard dat hij zelf een paar pakketjes heeft ingepakt en dat hij verzendlabels op pakketten heeft geplakt. Daarnaast is uit dactyloscopisch onderzoek gebleken dat een vingerafdruk van de verdachte zich bevond op een plastic zak waar een hoeveelheid 4-MMC in zat.
Hier komt bij dat het voorgaande, in combinatie met wat er aan drugs is aangetroffen tijdens de doorzoeking van de woning en hoe dit is aangetroffen en de omstandigheid dat de verdachte de pakketten heeft afgeleverd, het beeld oproept dat de verdachte zelf meer betrokken moet zijn geweest bij het proces van het verpakken en verzenden van de verschillende verdovende middelen dan hij heeft verklaard. Deze middelen kwamen uit dozen en zakken die zich in zijn woning bevonden en werden in pakketten gestopt. Deze pakketten kregen vervolgens een verzendlabel en werden door de verdachte naar een DHL verzendpunt gebracht, ter verzending naar adressen in Polen en Nederland.
Het voorgaande leidt de rechtbank tot de conclusie dat de verdachte wist dat zich naast softdrugs ook harddrugs in de aangetroffen pakketten en in de woning bevonden. De rechtbank acht daarmee bewezen dat sprake is van vol opzet ten aanzien van de ten laste gelegde feiten.
Uitvoer
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat niet bewezen kan worden dat de pakketten, afgeleverd bij het DHL verzendpunt, bestemd waren voor uitvoer naar Polen, nu één van de verzendlabels op een pakket bevattende amfetamine een nepadres zou bevatten. De rechtbank volgt de raadsman hierin niet en overweegt daartoe dat het adres ‘ [adres 2] , [plaats 2] ’, na een zoekslag op het internet, leidt tot een bestaand adres in Polen. Dat abusievelijk geverbaliseerd is dat dit een adres in [plaats 3] is, doet hier niet aan af. Los daarvan, blijkt reeds uit het verzendlabel dat het pakket bestemd was om naar Polen te verzenden en dus voor uitvoer.
Hoeveelheden verdovende middelen
Ten aanzien van het feit ten laste gelegd onder 1 stelt de rechtbank op basis van de bewijsmiddelen vast dat de verdachte in totaal 4641,8 gram amfetamine en 12,9 gram cocaïne heeft uitgevoerd, zoals ten laste is gelegd. Anders dan de verdediging naar voren heeft gebracht, ging het om de aanlevering van deze harddrugs op 9 en 11 december, waarmee de opzettelijke uitvoer op meerdere momenten in deze periode wordt bewezenverklaard.
Ten aanzien van het feit ten laste gelegd onder 2 overweegt de rechtbank dat uit het procesdossier blijkt dat geen netto wegingen van de softdrugs zijn verricht. Nu uit de bewijsmiddelen wel kan worden afgeleid dat de pakketten op zijn minst honderden grammen hennep en/of hasjiesj bevatten, zal de rechtbank de uitvoer van een grote hoeveelheid van deze verdovende middelen bewezen verklaren.
Ten aanzien van het feit ten laste gelegd onder 3 overweegt de rechtbank dat eveneens geen netto weging van de softdrugs is verricht. De rechtbank zal, gelet op de bewijsmiddelen, de uitvoer van een hoeveelheid wiet bewezen verklaren.
Ten aanzien van het feit ten laste gelegd onder 4 stelt de rechtbank op basis van de bewijsmiddelen vast dat de verdachte opzettelijk in de woning aanwezig heeft gehad een hoeveelheid van 392,4 gram MDMA en 2389,9 gram 4-MMC.
Ten aanzien van het feit ten laste gelegd onder 5 overweegt de rechtbank dat eveneens geen netto wegingen van de hennep zijn verricht. Nu uit de bewijsmiddelen blijkt dat in de woning een hoeveelheid van ongeveer 3700 gram hennep is aangetroffen, zal de rechtbank het opzettelijk aanwezig hebben van een grote hoeveelheid van dit middel bewezen verklaren.
Medeplegen
Zoals de officier van justitie heeft gevorderd en de verdediging heeft bepleit, bevat het dossier onvoldoende bewijs voor de conclusie dat sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking van de verdachte met anderen. De rechtbank zal de verdachte daarom telkens vrijspreken van dat onderdeel van de tenlastelegging.
Vormverzuim
De officier van justitie heeft er ter zitting op gewezen dat de pakketten die op 10 december 2024 bij het DHL afleverpunt zijn gebracht door de politie zijn geopend, zonder machtiging van de rechter-commissaris. Nu de verdediging op dit punt geen verweer heeft gevoerd en niet gebleken is dat de verdachte door het ontbreken van die machtiging in zijn belangen is geschaad, zal de rechtbank volstaan met de enkele constatering dat sprake is geweest van een onherstelbaar vormverzuim.
3.5.
De bewezenverklaring
De rechtbank is met betrekking tot de ten laste gelegde feiten van oordeel dat deze feiten wettig en overtuigend zijn bewezen.
De rechtbank verklaart ten laste van de verdachte bewezen dat:
1
hij op tijdstippen in de periode van 9 december 2024 tot en met 11 december 2024 te Zevenhuizen, gemeente Zuidplas, opzettelijk buiten het grondgebied van Nederland heeft gebracht (door het bij DHL ten vervoer naar Polen aan te bieden)
1008 gram amfetamine en
1007,7 gram amfetamine en
2626,1 gram amfetamine en
12,9 gram cocaïne,
zijnde amfetamine en cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
2
hij op tijdstippen in de periode van 9 december 2024 tot en met 11 december 2024 te Zevenhuizen, gemeente Zuidplas opzettelijk buiten het grondgebied van Nederland heeft gebracht (door het bij DHL ten vervoer naar Polen aan te bieden), een grote
hoeveelheid van een materiaal bevattende hennep en/of hasjies
j, zijnde hasjies
jen/of hennep middelen als bedoeld in de bij die wet behorende lijst II;
3
hij op een of meer tijdstippen in de periode van 9 december 2024 tot en met 11 december 2024 te Zevenhuizen, gemeente Zuidplas, opzettelijk heeft afgeleverd en vervoerd, een hoeveelheid van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II;
4
hij op 11 december 2024 te Rotterdam opzettelijk aanwezig heeft gehad 392,4 gram (986 tabletten) van een materiaal bevattende MDMA en
2389,9gram van een materiaal bevattende 4
-MMC zijnde MDMA en 4
-MMC, middelen als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
5
hij op 11 december 2024 te Rotterdam opzettelijk aanwezig heeft gehad een grote hoeveelheid hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II.
Voor zover in de tenlastelegging type- en taalfouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd en gecursiveerd weergegeven, zonder dat de verdachte daardoor in de verdediging is geschaad.

4.De strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is eveneens strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De strafoplegging

6.1.
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 42 maanden, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht, waarvan 16 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren, onder de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering, met daarnaast ook de oplegging van een geldboete van € 8.515,-, subsidiair 117 dagen hechtenis.
6.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht om aan de verdachte een gevangenisstraf van 24 maanden, waarvan 17 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van drie jaren onder de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering, op te leggen.
6.3.
Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek op de terechtzitting is gebleken.
Ernst van de feiten
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het uitvoeren, afleveren, vervoeren en aanwezig hebben van grote hoeveelheden hard- en softdrugs. Hiermee heeft de verdachte een bijdrage geleverd aan de (internationale) handel in en verspreiding van voor de samenleving schadelijke drugs. Deze verdovende middelen leveren een gevaar op voor de volksgezondheid, nu deze stoffen sterk verslavend zijn en regelmatig gebruik hiervan in de regel schadelijke gevolgen met zich brengt op lichamelijk, psychisch en sociaal vlak. Ook gaat de handel in deze verdovende middelen dikwijls gepaard met andere vormen van (gewelddadige) criminaliteit, die de maatschappij veel overlast bezorgen. De verdachte heeft er geen blijk van gegeven enige verantwoordelijkheid te nemen voor de ernst van de feiten die hij heeft begaan. Weliswaar heeft hij zich inmiddels bewust getoond van de ernst van de gevolgen van zijn handelen en dat hij dit niet had moeten doen, daarmee gaat hij voorbij aan de (mogelijke) gevolgen van zijn handelen voor anderen. De rechtbank kent zwaarwegende betekenis toe aan de ernst van het feit bij de strafoplegging.
Strafblad
De rechtbank heeft kennisgenomen van het strafblad van de verdachte van 7 februari 2025, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder met justitie in aanraking is gekomen.
Persoon van de verdachte
De rechtbank heeft kennisgenomen van een reclasseringsadvies over de verdachte van 21 mei 2025, waarin wordt gerapporteerd dat bij de verdachte sprake is van financiële problematiek. Verder heeft de verdachte ter zitting verklaard dat bij hem ten tijde van de gepleegde feiten sprake was van een problematische verslaving aan cannabis. De reclassering heeft het risico op recidive op laag ingeschat, maar acht interventie van toegevoegde waarde aangezien de verdachte terug zal keren naar de situatie waarin zijn problemen zijn opgelopen en reclasseringstoezicht onder meer kan helpen, zo begrijpt de rechtbank, de juiste keuzes te maken (zijn ‘keuzes te versterken’). De reclassering heeft daarom geadviseerd om bij een veroordeling een (deels) voorwaardelijke straf op te leggen, onder de bijzondere voorwaarden van de meldplicht en ambulante behandeling.
De op te leggen straf
Gelet op de aard en ernst van het bewezenverklaarde, is de rechtbank van oordeel dat niet kan worden volstaan met een lichtere of andere sanctie dan een straf die deels onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming met zich brengt.
De rechtbank heeft bij de bepaling van de strafmaat acht geslagen op de landelijke oriëntatiepunten voor straftoemeting. Daarin is als uitgangspunt vermeld dat voor de uitvoer tussen de 4 en 5 kilo harddrugs een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 36 tot 38 maanden wordt opgelegd. Voor het aanwezig hebben van een hoeveelheid harddrugs tussen de 2 en 3 kilo wordt een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 9 maanden opgelegd. Voor het vervoeren van grote hoeveelheden softdrugs worden gevangenisstraffen opgelegd en voor het aanwezig hebben van de hoeveelheid softdrugs die zich in de woning van de verdachte bevond wordt doorgaans een onvoorwaardelijke taakstraf van 180 uur opgelegd.
De rechtbank merkt op dat, alles tezamen, de officier van justitie een lagere straf heeft gevorderd dan waarvan in de oriëntatiepunten van de rechtspraak wordt uitgegaan. De rechtbank acht dit ook passend, mede in aanmerking genomen dat de verdachte een first offender is en het herhalingsgevaar als laag wordt ingeschat door de reclassering. De rechtbank ziet ook aanleiding voor de oplegging van een deels voorwaardelijke straf, gelet op de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en het uitgebrachte reclasseringsadvies. In het voordeel van de verdachte weegt de rechtbank bij de strafoplegging ten slotte mee dat er geen aanknopingspunten zijn om aan te nemen dat de verdachte zelf een sturende rol heeft gehad in het criminele circuit van handel in hard- en softdrugs en ook dat hij van meet af aan enige openheid van zaken heeft gegeven. Anders dan de verdediging meent, ziet de rechtbank in de ernst van de feiten geen aanleiding voor een lagere straf, dan wel een groter voorwaardelijk deel, dan de officier van justitie heeft geëist.
De rechtbank acht, alles afwegende, de gevorderde duur van de gevangenisstraf door de officier van justitie passend en geboden en zal aan de verdachte opleggen een gevangenisstraf voor de duur van 42 maanden, waarvan 16 maanden voorwaardelijk onder de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering, met een proeftijd van 2 jaren en met aftrek van de tijd die de verdachte reeds in voorarrest heeft doorgebracht. Voor de oplegging van een geldboete ziet de rechtbank verder geen aanleiding.

7.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen:
- 14 a, 14b, 14c en 57 van het Wetboek van Strafrecht;
- 2, 3, 10 en 11 van de Opiumwet, en de daarbij behorende lijst I en II.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak rechtens gelden.

8.De beslissing

De rechtbank:
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte de primair onder 1 en 2 en de onder 3, 4 en 5 ten laste gelegde feiten heeft begaan, zoals hierboven onder 3.5. bewezen is verklaard;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en dat het bewezen verklaarde uitmaakt:
ten aanzien van feit 1, primair:
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder A van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd;
ten aanzien van feit 2, primair:
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3 onder A van de Opiumwet gegeven verbod, terwijl het feit betrekking heeft op een grote hoeveelheid van het middel;
ten aanzien van feit 3:
opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd;
ten aanzien van feit 4:
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod;
ten aanzien van feit 5:
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3 onder C van de Opiumwet gegeven verbod, terwijl het feit betrekking heeft op een grote hoeveelheid van het middel;
verklaart de verdachte daarvoor strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot:
een
gevangenisstrafvoor de duur van
42 (tweeënveertig) MAANDEN;
bepaalt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijk gedeelte van de hem opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
bepaalt dat een gedeelte van die straf,
groot 16 (zestien) MAANDENniet zal worden tenuitvoergelegd onder de algemene voorwaarde dat de veroordeelde zich voor het einde van de hierbij op twee jaren vastgestelde proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
en onder de bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:
Meldplicht bij reclassering
- zich meldt bij Reclassering Nederland op het adres Marconistraat 2, te Rotterdam. De veroordeelde blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt.
Ambulante behandeling
- zich laat behandelen door Zorgtrium of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt en is gericht op het verkrijgen van inzicht in zijn middelengebruik en de depressieve gevoelens die hij tijdens detentie heeft ervaren.
De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling.
geeft opdracht aan Reclassering Nederland tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd:
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht daaronder begrepen.
Dit vonnis is gewezen door
mr. M.M. Meessen, voorzitter,
mr. M.C. Ritsema van Eck-van Drempt, rechter,
mr. T.A.B. Mentink, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. T. Verschoor, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 26 juni 2025.