ECLI:NL:RBDHA:2025:12497

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
19 juni 2025
Publicatiedatum
11 juli 2025
Zaaknummer
NL25.24274
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van het beroep tegen het niet in behandeling nemen van een asielaanvraag op basis van de Dublinverordening

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Den Haag het beroep van eiser tegen het niet in behandeling nemen van zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel. De minister van Asiel en Migratie heeft de aanvraag op 28 mei 2025 niet in behandeling genomen, omdat Zwitserland volgens hem verantwoordelijk is voor de aanvraag. De rechtbank heeft de zaak op 17 juni 2025 behandeld, waarbij eiser, zijn gemachtigde, een tolk en de gemachtigde van de minister aanwezig waren.

De rechtbank concludeert dat de uitnodigingen voor het aanmeldgehoor correct zijn verzonden en dat eiser niet in zijn rechten is benadeeld. Eiser heeft meerdere keren de kans gehad om zijn bezwaren te uiten, maar heeft dit niet gedaan. De rechtbank oordeelt dat de minister de asielaanvraag niet op grond van artikel 17 van de Dublinverordening in behandeling hoefde te nemen, ondanks de persoonlijke omstandigheden van eiser, zoals zijn familie in Nederland en medische klachten. De rechtbank stelt vast dat de medische voorzieningen in Zwitserland van vergelijkbare kwaliteit zijn en dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij na overdracht verstoken zal zijn van zorg.

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, wat betekent dat het besluit van de minister om de aanvraag niet in behandeling te nemen in stand blijft. Eiser wordt overgedragen aan Zwitserland en krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten. De uitspraak is gedaan door mr. A.A.M. Elzakkers en is openbaar gemaakt op 19 juni 2025.

Uitspraak

uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL25.24274
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , V-nummer: [V-nummer] , eiser, (gemachtigde: mr. F. Lavell),

en

de Minister van Asiel en Migratie, de minister, (gemachtigde: mr. A. Dijcks).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen het niet in behandeling nemen van de aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De minister heeft de aanvraag met het bestreden besluit van 28 mei 2025 niet in behandeling genomen omdat Zwitserland volgens de minister verantwoordelijk is voor de aanvraag.
1.1.
De rechtbank heeft het beroep op 17 juni 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigde van eiser, K. Koyuncu als tolk en de gemachtigde van de minister.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt het niet in behandeling nemen van de asielaanvraag van eiser. Zij doet dat aan de hand van de argumenten die eiser heeft aangevoerd, de beroepsgronden.
3. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond. Dat betekent dat eiser ongelijk krijgt en het niet in behandeling nemen van zijn aanvraag in stand blijft. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Goede procesorde
4. De avond voor de zitting (op 16 juni 2025 om 22:33 uur) heeft de gemachtigde van eiser een nadere toelichting en twee documenten in het dossier geüpload. De rechtbank betrekt deze documenten niet bij haar oordeel vanwege strijd met de goede procesorde. Gelet op dit late tijdstip heeft de gemachtigde van de minister niet de beschikking gehad over deze stukken (het duurt even voordat die in het systeem van de IND zichtbaar zijn) en heeft daarop dus niet kunnen reageren. Op de zitting heeft de rechtbank gevraagd om een verklaring voor het laat indienen. De gemachtigde gaf aan dat dit kwam omdat hij eiser pas
op 13 juni heeft kunnen spreken, maar dat verklaart niet waarom de stukken dan alsnog pas laat op de avond voor de zitting zijn ingestuurd. De rechtbank vindt het bovendien onwenselijk dat de behandeling van de zaak vertraging oploopt door de minister alsnog in de gelegenheid te stellen op de stukken te reageren.
Welke lidstaat is verantwoordelijk voor de asielaanvraag?
Uitnodiging aanmeldgehoor
5. Eiser stelt dat hij ten onrechte geen aanmeldgehoor heeft gehad. Volgens eiser zijn de uitnodigingen voor het gehoor niet op de juiste wijze aan hem uitgereikt en is hij ten onrechte niet in de gelegenheid gesteld om tijdens een gehoor zijn bezwaren tegen een overdracht aan Zwitserland kenbaar te maken. Eiser is verhuisd van het AZC in [plaats 1] naar het AZC in [plaats 2] . De verhuizing vond niet op initiatief van eiser plaats.
6. De beroepsgrond slaagt niet. Eiser is meerdere keren uitgenodigd voor een gehoor, te weten: bij uitnodiging van 27 maart 2025 voor een gehoor op 30 maart 2025 en bij uitnodiging van 30 maart 2025 voor een gehoor op 2 april 2025. Die uitnodigingen zijn naar het AZC in [plaats 1] gestuurd waar eiser op dat moment verbleef. Eiser is namelijk pas op 7 april 2025 naar het AZC in [plaats 2] verhuisd. Bij wie het initiatief voor de verhuizing lag, is niet relevant. Van procedurele gebreken is geen sprake. Bovendien is eiser ook nog in de gelegenheid gesteld om zijn zienswijze te geven over de voorgenomen overdracht aan Zwitserland, maar heeft hij dat niet gedaan.

Artikel 17, eerste lid, van de Dublinverordening

7. Eiser voert verder aan dat de minister toepassing had moeten geven aan artikel 17, eerste lid, van de Dublinverordening. Eiser heeft een sterkere band met Nederland, omdat hij hier familie heeft. Ook heeft eiser veel medische klachten. Hij heeft hiervoor eerder in Zwitserland medische zorg gehad, maar toen is hij niet goed behandeld. Ook heeft hij geen netwerk in Zwitserland om op terug te vallen.
8. De rechtbank is van oordeel dat de minister de asielaanvraag van eiser niet op grond van artikel 17, eerste lid, van de Dublinverordening in behandeling hoefde te nemen. Hoewel de rechtbank begrijpt dat eiser graag bij zijn familieleden in Nederland wil verblijven, is dit geen bijzondere, individuele omstandigheid die maakt dat overdracht aan Zwitserland onevenredig hard is. Ook de medische klachten van eiser maakt dit niet anders. De minister heeft er terecht op gewezen dat de medische voorzieningen in Zwitserland van vergelijkbare kwaliteit worden geacht te zijn en dat deze ook ter beschikking staan aan Dublinclaimanten. Eiser heeft niet aannemelijk gemaakt dat hij na overdracht verstoken zal zijn van medische zorg in Zwitserland. Eiser heeft eerder een medische behandeling gehad in Zwitserland. Dat hij toen niet goed zou zijn behandeld, is niet onderbouwd en is bovendien onvoldoende reden om de aanvraag in Nederland in behandeling te nemen. Eiser kan bij voorkomende problemen op dit gebied klagen bij de Zwitserse autoriteiten.

Conclusie en gevolgen

9. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat het niet in behandeling nemen van de aanvraag in stand blijft en eiser mag worden overgedragen aan Zwitserland. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.A.M. Elzakkers, rechter, in aanwezigheid van
K.F.K. Hoogbruin, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
19 juni 2025

Documentcode: [Documentcode]

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.