ECLI:NL:RBDHA:2025:12492

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
11 juli 2025
Publicatiedatum
11 juli 2025
Zaaknummer
10650674
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot schadevergoeding voor vertraging van een vlucht met betrekking tot een minderjarig kind

In deze zaak vorderen eisers, bestaande uit een gezin, een schadevergoeding van TUI Airlines Nederland B.V. voor de vertraging van hun vlucht van Sur Reina Sofia Airport naar Amsterdam-Schiphol op 12 september 2022. De vlucht had een vertraging van 4 uur en 53 minuten en eisers hebben een vergoeding van € 1.600,00 ontvangen voor de vier volwassenen, maar TUI weigerde een vergoeding voor hun minderjarige kind, dat op dat moment 1 jaar en 9 maanden oud was. Eisers baseren hun vordering op de EU-verordening 261/2004, die stelt dat ook minderjarige kinderen recht hebben op een vergoeding bij vertraging. TUI voert verweer en stelt dat de minderjarige gratis heeft meegevlogen, waardoor de verordening niet van toepassing zou zijn. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de ouders niet hebben aangetoond dat de baby een eigen stoel had en dat de kosten die voor de baby zijn betaald, niet specifiek voor het vliegticket waren. De kantonrechter oordeelt dat de baby gratis heeft gereisd en dat er daarom geen recht op vergoeding bestaat. De vordering van eisers wordt afgewezen en zij worden veroordeeld in de proceskosten van TUI.

Uitspraak

RECHTBANKDEN HAAG
Kantonrechter, zittingsplaats 's-Gravenhage
CB/c
Rolnummer: 10650674 / RL EXPL 23 - 13110
7 januari 2025
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:

1.[eiser 1] , wonende te [woonplaats] ,

2.
[eiser 2], wonende te [woonplaats] ,
eisende partijen,
hierna gezamenlijk te noemen: [eisers] c.s.,
gemachtigde: mr. A.Y. Lai (Aviclaim),
tegen
de besloten vennootschap
TUI Airlines Nederland B.V.,
(statutair) gevestigd te Rijswijk,
gedaagde partij,
hierna te noemen: TUI,
gemachtigde: mevr. mr. M. Lustenhouwer (AKD).

1.Het procesverloop

1.1
De kantonrechter heeft kennisgenomen van de volgende stukken:
  • de dagvaarding van 19 juli 2023 met vijf producties (nrs. 1 tot en met 5);
  • de conclusie van antwoord van 11 oktober 2023 met twee producties (nrs. 1 en 2);
  • de conclusie van repliek van 9 januari 2024 met een productie (nr. 6);
  • de conclusie van dupliek van 12 november 2024;
1.2
Bij brief van 13 november 2024 heeft de griffie partijen op de hoogte gesteld dat de kantonrechter op 7 januari 2025 vonnis zou wijzen. Partijen hebben zich daarop niet gemeld met het verzoek tot het houden van een mondelinge behandeling, zodat op basis van de gewisselde processtukken vonnis zal worden gewezen.

2.De feiten

2.1
[eisers] c.s. hebben op 12 september 2022 een vlucht gemaakt met TUI-vluchtnummer 1664 van Sur Reina Sofia Airport (Spanje) naar Amsterdam-Schiphol Airport. De vlucht was onderdeel van een pakketreis (vervoer en verblijf) van 9 dagen naar Tenerife voor een totaalbedrag van € 3.225,00.
2.2
Deze vlucht is met een vertraging van 4:53 uur uitgevoerd.
2.3
Het gezin van [eisers] c.s. bestaat uit twee volwassen ouders en een minderjarig kind, een baby van (ten tijde van de vlucht) 1 jaar en 9 maanden oud. Met [eisers] c.s. reisden volgens de boekingsbevestiging nog twee onafhankelijke volwassenen, [naam 1] en [naam 2] .
2.4
[eisers] c.s. hebben in verband met de vertraging een vergoeding van € 1.600,00 ontvangen voor de vier volwassenen. Zij hebben ook een vergoeding gevraagd voor de baby, maar TUI heeft deze geweigerd te betalen.

3.De vordering

3.1
[eisers] c.s. vorderen bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, (I) TUI te veroordelen tot betaling van een bedrag ad € 400,00 te vermeerderen met de wettelijke rente ex art. 6:119 BW, te rekenen vanaf de vertraging, althans vanaf de datum van de ingebrekestelling dan wel vanaf de datum van betekening van de dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening; (II.) TUI te veroordelen tot betaling van de buitengerechtelijke kosten ad € 60,00, te vermeerderen met de wettelijke rente over de buitengerechtelijke incassokosten te rekenen vanaf de datum van de ingebrekestelling dan wel vanaf de datum van betekening van de dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening; (III.) TUI te veroordelen in de kosten van het geding, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 14 dagen na de betekening van het te wijzen vonnis tot aan de dag der algehele voldoening; (IV.) TUI te veroordelen in de nakosten van het te wijzen vonnis.
3.2
Aan hun vordering leggen [eisers] c.s. ten grondslag dat zij ten onrechte geen vergoeding voor vertraging hebben ontvangen met betrekking tot de vertraagde vlucht met vluchtnummer OR 1664 van Sur Reina Sofia Airport (Spanje) naar Amsterdam-Schiphol Airport op 12 september 2022 voor hun minderjarige kind [minderjarige] . Europese regelgeving en jurisprudentie, meer in het bijzonder de EU-verordening 261/2004 (hierna; ‘de Verordening’) en (onder meer) de arresten van het Hof van Justitie van de Europese Unie van 22 december 2008 (C-549/07, Wallentin-Hermann-arrest), van 19 november 2009 (C-402/07, Sturgeon-arrest) recht geven op een vergoeding van € 400,00 per persoon in verband met de vertraging van een vlucht. Ook een minderjarig kind heeft recht op deze vergoeding.

4.Het verweer

4.1
TUI voert gemotiveerd verweer tegen de vordering van [eisers] c.s. Het verweer komt erop neer dat de minderjarige gratis heeft meegevlogen met de ouders en dat de Verordening op grond van artikel 3 lid 3 niet geldt voor passagiers die gratis of tegen een gereduceerd tarief vliegen, dat niet voor het publiek toegankelijk is.

5.De beoordeling

5.1
Waar het in deze procedure in de kern om gaat is of [eisers] c.s. (ook) recht hebben op een vertragingsvergoeding voor hun ten tijde van de vlucht 1 jaar en 9 maanden oude minderjarige kind.
5.2
De eerste daarbij te beantwoorden vraag is wie van de beide ouders een vorderingsrecht heeft (als er al sprake is van een vorderingsrecht, hetgeen immers door TUI wordt bestreden, reden waarom deze procedure wordt gevoerd), omdat als productie 1 bij dagvaarding twee aktes van cessie zijn overgelegd, waarbij de vordering van de baby zowel aan de vader als aan de moeder is overgedragen, terwijl een vordering maar eenmaal kan worden overgedragen.
5.3
Het standpunt van TUI is in beginsel juist: een vordering kan maar eenmaal worden overgedragen, dus een van de twee aktes van cessie kon geen effect sorteren. Niettemin zal de kantonrechter hieraan geen consequenties verbinden, omdat in deze procedure maar eenmaal de vertragingsschade wordt gevorderd en aangenomen mag worden dat bij toewijzing van de vordering de vergoeding ten goede komt aan het gehele gezin van [eisers] c.s..
5.4
De standpunten van [eisers] c.s. enerzijds en TUI anderzijds liggen in die zin uiteen dat [eisers] c.s. stellen dat een bedrag van € 60,00 is betaald voor de baby en dat deze daarmee dus niet gratis heeft gevlogen, terwijl TUI stelt dat dat bedrag ziet op administratiekosten, die de TUI in rekening heeft gebracht voor de pakketreis als geheel.
5.5
Naar het oordeel van de kantonrechter geeft de vermelding op de factuur voor de pakketreis:
Basis Reissom 1x € 60,00 € 60,00,
die kennelijk de reissom voor de baby betreffen, onvoldoende uitsluiting over de vraag of daarmee ook voor het vliegticket van de baby is betaald. Daarentegen volgt de kantonrechter niet de stelling van TUI dat met dit bedrag administratiekosten zijn bedoeld, omdat op de factuur als aparte post ‘boekingskosten’ staan vermeld. Daaruit valt af te leiden dat kosten die geen verband houden met reis en verblijf apart in rekening worden gebracht. Dat zou ook moeten gelden voor administratiekosten in verband met de reis van de baby.
5.6
Wat daar ook van zij, de kantonrechter ziet voldoende aanknopingspunten om tot het oordeel te komen dat de baby gratis heeft gereisd en dat daardoor geen recht bestaat op vertragingsvergoeding.
5.7
In de eerste plaats blijkt uit de factuur dat voor de baby een bedrag van € 60,00 is betaald voor de gehele pakketreis, dat wil zeggen vlucht, transfers en verblijf. Hoe dan ook kan daaruit niet de conclusie worden getrokken dat voor het ticket van de baby € 60,00 is betaald, en ook niet dat een deel van dat bedrag kan worden toegewezen aan ticketkosten.
5.8
Vervolgens heeft TUI aannemelijk gemaakt dat minderjarigen onder de twee jaar gratis vliegen, maar dat ze in dat geval geen eigen stoel hebben en op de schoot van een meerderjarige vliegen. [eisers] c.s. hebben daarbij niet aangetoond dat de baby wel een eigen stoel heeft gehad en niet op de schoot van een van hen heeft gereisd.
5.9
Uit punt 5 van de conclusie van repliek volgt dat [eisers] c.s. zich er blijkbaar van bewust waren dat er als alternatief voor het gratis reizen speciale ticketprijzen bestaan voor baby’s. In die optie gelden dan
(speciale) ticketprijzenen als van die optie gebruik gemaakt wordt heeft de baby een eigen stoel en krijgt een instapkaart met daarop een stoelnummer.
5.1
Doordat [eisers] c.s. zelf in hun conclusie van repliek deze optie benoemen, erkennen zij daarmee indirect dat zij niet van de mogelijkheid gebruik hebben gemaakt om voor de baby van dat speciale tarief gebruik te maken. Ook hebben zij niet aangetoond dat de baby in een eigen stoel heeft gereisd en/of hebben zij een (eigen) instapkaart van de baby overgelegd met daarop een eigen stoelnummer.
5.11
Dit alles maakt dat TUI in voldoende mate aannemelijk heeft gemaakt dat de baby gratis heeft gevlogen en [eisers] c.s. hebben dat verweer van TUI in onvoldoende mate weerlegd.
5.12
Uit artikel 3 lid 3 van de Verordening volgt dat de Verordening niet geldt in het geval gratis wordt gevlogen. Daarom zal de vordering van [eisers] c.s. worden afgewezen en zullen zij worden veroordeeld in de proceskosten (inclusief nakosten) van TUI, als na te melden.

6.De beslissing

De kantonrechter:
- wijst de vordering van [eisers] c.s. af;
- veroordeelt [eisers] c.s. in de proceskosten aan de zijde van TUI, begroot op een bedrag van € 205,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als [eisers] c.s. niet tijdig aan de veroordeling voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
- verklaart dit vonnis ten aanzien van de proceskostenveroordeling van [eisers] c.s. uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door kantonrechter mr. C.W.D. Bom en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 7 januari 2025 in tegenwoordigheid van de griffier.