ECLI:NL:RBDHA:2025:1249
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek voorlopige voorziening asielaanvraag met betrekking tot Dublin-overeenkomst
Op 9 januari 2025 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaak van de Minister van Asiel en Migratie tegen een verzoeker die een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd had aangevraagd. De minister had op 12 december 2024 besloten om de aanvraag niet in behandeling te nemen, met als argument dat Spanje verantwoordelijk was voor de behandeling van de asielaanvraag op basis van de Dublin-overeenkomst. De verzoeker, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde mr. J.J. Eizenga, heeft hiertegen beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 31 december 2024 behandeld, waarbij de verzoeker aanwezig was met zijn gemachtigde en een tolk. De minister was vertegenwoordigd door zijn gemachtigde. Tijdens de zitting is ook een andere zaak, NL24.49794, behandeld. In die zaak heeft de rechtbank op dezelfde dag uitspraak gedaan, waardoor de noodzaak voor een voorlopige voorziening in deze zaak verviel.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen, met de overweging dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. P.J.M. Mol, in aanwezigheid van griffier K.L.H. Thomas, en is openbaar gemaakt op 9 januari 2025. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.