ECLI:NL:RBDHA:2025:12487

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
11 juli 2025
Publicatiedatum
11 juli 2025
Zaaknummer
09/095702-23
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tenuitvoerlegging van voorwaardelijk opgelegde maatregel in de zaak tegen een veroordeelde met risicofactoren en instabiliteit

Op 11 juli 2025 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaak met parketnummer 09/095702-23, waarin de vordering van de officier van justitie tot tenuitvoerlegging van een voorwaardelijk opgelegde maatregel is behandeld. De veroordeelde, geboren in 1974 en momenteel gedetineerd, was eerder veroordeeld tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders voor de duur van twee jaar, met bijzondere voorwaarden waaronder meldplicht bij de reclassering en behandeling voor verslavingsproblematiek. De rechtbank heeft vastgesteld dat de veroordeelde de bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd, wat blijkt uit een rapport van de verslavingsreclassering Fivoor van 19 mei 2025. Dit rapport geeft aan dat er sprake is van risicofactoren en instabiliteit op alle leefgebieden, en dat de reclassering geen mogelijkheden ziet om de risico's te beperken. Tijdens de zitting op 27 juni 2025 is de veroordeelde gehoord, bijgestaan door zijn raadsman, en zijn er deskundigen gehoord. De officier van justitie heeft gepersisteerd bij de vordering, terwijl de verdediging geen standpunt heeft ingenomen. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de veroordeelde niet heeft meegewerkt aan de voorwaarden en heeft de vordering tot tenuitvoerlegging toegewezen. De rechtbank heeft de tenuitvoerlegging van de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders voor de duur van twee jaren gelast.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG
Strafrecht
Parketnummer: 09/095702-23
Beslissing van de rechtbank Den Haag, meervoudige kamer in strafzaken, op de vordering ex artikel 6:6:21 van het Wetboek van Strafvordering (Sv) van de officier van justitie tot tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde maatregel in de zaak tegen:

[veroordeelde] ,

geboren op [geboortedag] 1974 te [geboorteplaats] ,
BRP-adres: [adres] , [postcode] [plaats 1] ,
op dit moment gedetineerd in de penitentiaire inrichting [plaats 2] , locatie [locatie] (hierna: de veroordeelde).

De opgelegde maatregel

De veroordeelde is bij onherroepelijk geworden vonnis van deze rechtbank van 12 september 2023 veroordeeld tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders (hierna de maatregel) voor de duur van twee jaar voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren, met als bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:
- zich gedurende de proeftijd meldt bij SVG Reclassering Fivoor Perzikweg 1-7 te Leiden op door de reclassering te bepalen tijdstippen, zo frequent en zolang deze dat noodzakelijk acht;
en
- meewerkt aan controle van het gebruik van alcohol en drugs om het middelengebruik te
beheersen. De reclassering kan urineonderzoek en ademonderzoek (blaastest) gebruiken voor de controle. De reclassering bepaalt hoe vaak de veroordeelde wordt gecontroleerd;
en
- zich gedurende de proeftijd onder behandeling stelt van een Forensisch Ambulant Centrum of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering, op de tijden en plaatsen als door of namens die zorginstelling aan te geven, teneinde zich te laten behandelen;
en
- gedurende de proeftijd verblijft in een andere instelling voor beschermd wonen of maatschappelijke opvang, te bepalen door de reclassering. Het verblijf start zo snel mogelijk
zodra er een geschikte plek is gevonden. Het verblijf duurt zolang de reclassering dat nodig
vindt. De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor hem heeft opgesteld;
en
- zich inspant voor het vinden en behouden van betaald werk, onbetaald werk en/of vrijetijdsbesteding, met een vaste structuur. De dagbesteding draagt bij aan het voorkomen van delictgedrag. De veroordeelde werkt opnieuw mee aan het traject bij [instelling] en de voorwaarden die zij aan deelname stelt. De dagbesteding draagt bij aan het
voorkomen van delictgedrag.

De vordering

De schriftelijke vordering van de officier van justitie van 22 april 2025 strekt ertoe dat de rechtbank alsnog de tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde maatregel zal gelasten.

De procedure ter terechtzitting

De rechtbank heeft de vordering op 27 juni 2025 behandeld.
De veroordeelde, bijgestaan door zijn raadsman mr. J. Looman, is gehoord.
Tevens is de officier van justitie mr. R. Limburg gehoord.
Daarnaast zijn [naam 1] , reclasseringswerker bij Fivoor, en [naam 2] , toezichthouder bij de GGZ, als deskundigen gehoord.

Het standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie heeft gepersisteerd bij de vordering.

Het standpunt van de veroordeelde

De verdediging heeft geen standpunt naar voren gebracht ten aanzien van de vordering.

Het oordeel van de rechtbank

Uit het rapport van de verslavingsreclassering Fivoor van 19 mei 2025 blijkt dat bij de veroordeelde sprake is van risicofactoren en instabiliteit op alle leefgebieden en dat beschermende factoren ontbreken. De risico’s op recidive, letsel en onttrekking aan voorwaarden worden door de reclassering alle op hoog ingeschat. De reclassering is verder van mening dat de veroordeelde de bijzondere voorwaarden, gekoppeld aan de voorwaardelijk opgelegde maatregel, heeft overtreden en dat hij geen motivatie heeft getoond om (binnen een voorwaardelijk kader) te werken aan gedragsverandering. De reclassering ziet daarom geen mogelijkheden de risico’s te beperken. In het kader van de strafzaak met parketnummer 09-096457-25, in welke zaak de veroordeelde bij vonnis van heden is veroordeeld, adviseert de reclassering om aan de veroordeelde een onvoorwaardelijke maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders op te leggen.
De inhoud van het reclasseringsrapport is ter terechtzitting nader besproken.
[naam 2] , toezichthouder bij de GGZ, heeft aangegeven dat de verdachte in eerste instantie meewerkte aan het werktraject bij [instelling] en dat dit goed verliep. In de maand januari 2025 zou echter een incident hebben plaatsgevonden, waardoor dit traject voortijdig is beëindigd. Na dit incident heeft telefonisch contact plaatsgevonden tussen de reclassering en de veroordeelde. De reclassering heeft het incident bij [instelling] als dermate ernstig ingeschat dat zij de veroordeelde hebben gevraagd langs te komen op de locatie van de reclassering in Den Haag, waar de benodigde veiligheidsvoorzieningen aanwezig waren. De veroordeelde zou vervolgens hebben laten weten dat hij niets met de reclassering te maken wil hebben.
[naam 1] , reclasseringswerker bij Fivoor, heeft aangegeven dat de verdachte geen medewerking heeft willen verlenen aan het opstellen van de reclasseringsrapportage en dat het rapport daarom op basis van dossierinformatie is opgemaakt.
Verder heeft de rechtbank acht geslagen op de verklaring van de verdachte ter terechtzitting op 27 juni 2025. Hij heeft onder andere verklaard dat hij van mening is dat gemaakte beloftes niet zijn waargemaakt en dat hij niet in gesprek wil gaan met personen die hem niet zouden helpen.
De rechtbank stelt vast dat het werktraject van de veroordeelde bij [instelling] voortijdig negatief is beëindigd, dat de veroordeelde zich daarna niet meer heeft gemeld bij de reclassering en dat de veroordeelde niet meer heeft meegewerkt aan controle. De rechtbank stelt daarom vast dat de veroordeelde de aan hem opgelegde bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd.

Beslissing

De rechtbank wijst de vordering tot tenuitvoerlegging toe en beveelt de tenuitvoerlegging van de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders voor de duur van twee jaren.
Aldus beslist te Den Haag door:
mr. S.M. Krans, voorzitter,
mr. G. Kuijper, rechter,
mr. J. Herfkens, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. T. Verschoor, griffier,
en uitgesproken ter openbare zitting van deze rechtbank van 11 juli 2025.