ECLI:NL:RBDHA:2025:12460

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
11 juli 2025
Publicatiedatum
11 juli 2025
Zaaknummer
SGR 24/10006
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van de aanvraag voor een urgentieverklaring op medische gronden door het college van burgemeester en wethouders van Den Haag

Deze uitspraak betreft de afwijzing van de aanvraag van eiseres om een urgentieverklaring op medische gronden. Eiseres is het niet eens met de afwijzing en stelt dat de beleidsregels van het college discriminerend zijn. De rechtbank heeft de zaak behandeld op 15 mei 2025, waarbij eiseres en haar gemachtigde aanwezig waren, evenals de gemachtigde van het college. De rechtbank oordeelt dat het college de aanvraag terecht heeft afgewezen, omdat er geen sprake is van een urgent huisvestingsprobleem en eiseres het probleem zelf kan oplossen. De rechtbank wijst erop dat het college beoordelingsruimte heeft bij het toekennen van urgentieverklaringen en dat de strikte beleidsregels niet als discriminerend kunnen worden aangemerkt. Eiseres heeft niet aangetoond dat haar afkomst een rol heeft gespeeld in de afwijzing. De rechtbank concludeert dat het beroep ongegrond is, wat betekent dat eiseres geen urgentieverklaring krijgt en ook geen griffierecht of proceskostenvergoeding ontvangt.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 24/10006

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 11 juli 2025 in de zaak tussen

[eiseres] , uit [woonplaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. N.M. Fakiri),
en

het college van burgemeester en wethouders van Den Haag, het college

(gemachtigde: mr. F.W. van Driel).

Samenvatting

1. Deze uitspraak gaat over de afwijzing van de aanvraag van eiseres om een urgentieverklaring. Eiseres is het niet eens met de afwijzing van de aanvraag. Volgens eiseres zijn de beleidsregels [1] dusdanig strikt dat deze discriminerend werken. Ook stelt zij dat het college ten onrechte geen urgentieverklaring heeft toegekend op grond van de hardheidsclausule. Aan de hand van deze beroepsgronden beoordeelt de rechtbank de afwijzing van de aanvraag.
1.1.
De rechtbank komt in deze uitspraak tot het oordeel dat het college de aanvraag heeft kunnen afwijzen en de hardheidsclausule niet heeft hoeven toepassen. Eiseres krijgt dus geen gelijk en het beroep is dus ongegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.

Procesverloop

2. Eiseres heeft een aanvraag ingediend voor een urgentieverklaring op medische gronden. Het college heeft deze aanvraag met het besluit van 26 april 2024 afgewezen. Met het bestreden besluit van 15 november 2024 op het bezwaar van eiseres is het college bij de afwijzing van de aanvraag gebleven.
2.1.
Eiseres heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit.
2.2.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
2.3.
De rechtbank heeft het beroep op 15 mei 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres, mr. Z. Eker, kantoorgenoot van de gemachtigde van eiseres en de gemachtigde van het college. Als tolk was aanwezig A. Touzani.

Beoordeling door de rechtbank

Waar gaat deze zaak over?
3. Eiseres heeft op advies van de Toetsingscommissie een urgentieverklaring op medische gronden gekregen om te kunnen verhuizen naar een passende woonruimte met maximaal 8 treden. Zij heeft met die urgentieverklaring een benedenwoning geaccepteerd aan de [straatnaam] , waar zij sinds oktober 2022 met haar echtgenoot en hun vier kinderen [2] woont. Eiseres heeft opnieuw om een urgentieverklaring gevraagd, omdat drie van haar kinderen en haar echtgenoot gezondheidsklachten hebben gekregen door de vocht- en schimmelproblematiek in de benedenwoning.
4. Het college heeft de urgentieaanvraag afgewezen, omdat meerdere algemene weigeringsgronden van toepassing zijn. Zo is er geen sprake van een urgent huisvestingsprobleem, kan eiseres het huisvestingsprobleem redelijkerwijs voorkomen of op een andere wijze oplossen en wordt het huisvestingsprobleem niet of in onvoldoende mate opgelost met de verhuizing naar een andere zelfstandige woonruimte. [3] Er is volgens het college geen reden om de hardheidsclausule toe te passen.
Wat vindt eiseres in beroep?
5. Eiseres stelt dat de beleidsregels die het college hanteert dusdanig strikt zijn dat deze discriminerend werken. Eiseres is van buitenlandse komaf en woont in de [wijknaam] . In wijken zoals de [wijknaam] wonen over het algemeen mensen van buitenlandse komaf, omdat zij een lager inkomen genieten en de woningen hier goedkoper zijn. De [wijknaam] heeft meer woningen met een achterstand in onderhoud en huizen die direct een slechte invloed hebben op de levensstandaard van de bewoners, zoals bij haar het geval is. De kans dat eiseres te maken krijgt met gedwongen verhuizing als gevolg van een slecht onderhouden woning met schade aan haar gezondheid en die van haar kinderen ligt hoger dan bijvoorbeeld in andere wijken waar inwoners met een overwegend Nederlandse afkomst wonen en een hoger inkomen genieten. Bewoners uit de overwegend witte wijken hoeven in de regel minder te verhuizen en een beroep te doen op een urgentieverklaring. De beleidsregels zijn op het eerste gezicht neutraal geformuleerd, maar personen met een buitenlandse afkomst hebben een grotere kans dat zij een beroep moeten doen op een urgentieverklaring die dusdanig strikt geformuleerd is waardoor de kans op het verkrijgen van een voorrangsverklaring verwaarloosbaar klein is. Ook vindt zij dat ten onrechte geen urgentieverklaring is toegekend op grond van de hardheidsclausule.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
6. De rechtbank stelt voorop dat verweerder bij het toekennen van een urgentieverklaring beoordelings- en beleidsruimte toekomt. Daarom moet de rechtbank het bestreden besluit terughoudend toetsen. Het restrictieve beleid van het college ten aanzien van urgentieverklaringen heeft als doel de verdeling van de woningvoorraad onder de vele woningzoekenden op een zo rechtvaardig mogelijke manier te regelen. Het verlenen van voorrang aan de één betekent namelijk dat andere woningzoekenden langer op een woning moeten wachten.
7. Bij het verlenen van urgentieverklaringen is het college gehouden aan de weigeringsgronden uit het opgestelde beoordelingssysteem. Dit beleid is door de hoogste bestuursrechter niet onredelijk geacht, gelet op het grote aantal aanvragen voor een urgentieverklaring en het in verhouding daarmee geringe aantal woningen dat voor toewijzing beschikbaar is. [4]
8. Het college heeft de urgentieverklaring geweigerd omdat er drie algemene weigeringsgronden van toepassing zijn. Eiseres heeft deze weigeringsgronden in beroep niet betwist. Zij heeft in beroep het standpunt ingenomen dat de beleidsregels discriminerend uitwerken. Volgens eiseres zijn personen met een buitenlandse afkomst die in bepaalde wijken van Den Haag wonen vanwege slecht onderhouden woningen eerder genoodzaakt een urgentieverklaring aan te vragen dan personen die in overwegend ‘witte’ wijken wonen, terwijl de kans op een urgentieverklaring klein is. De rechtbank ziet niet hoe de toepassing van de beleidsregels (indirect) discriminerend uitwerkt. Eiseres heeft ook niet aangetoond dat de afkomst van eiseres een rol heeft gespeeld in de weigering haar een urgentieverklaring te verlenen. De omstandigheid dat de beleidsregels strikt zijn, betekent niet dat deze (indirect) discriminerend zijn.
9. Eiseres heeft verder betoogd dat het college haar op grond van de hardheidsclausule een urgentieverklaring had moeten verlenen. De rechtbank is echter van oordeel dat het college geen aanleiding heeft hoeven zien om de hardheidsclausule toe te passen. Gelet op de vele woningzoekenden in de regio Haaglanden is alleen in zeer uitzonderlijke situaties toepassing van de hardheidsclausule op zijn plaats. Eiseres en haar gezin bevinden zich in een vervelende positie, maar het college heeft voldoende toegelicht waarom haar situatie niet zo schrijnend is dat zij voorrang zou moeten krijgen op andere woningzoekenden die in vergelijkbare omstandigheden verkeren. Hierbij is van belang dat eiseres haar woonprobleem zelf kan oplossen door de vocht- en schimmelproblemen bij de woningcorporatie te blijven melden. Op de zitting is gebleken dat eiseres over deze problemen contact heeft met de woningcorporatie. De kantoorgenoot van de gemachtigde van eiseres heeft overigens ook aangegeven dat hij een procedure tegen de woningcorporatie zal starten in het geval een passende reactie van de woningcorporatie uitblijft.
10. Het college heeft er in het bestreden besluit op gewezen dat eiseres mogelijk op basis van regionaal maatwerk (artikel 3.7 van de Verordening) met voorrang in aanmerking kan komen voor een woning die groter is dan 80m². Eiseres is geadviseerd om te controleren of de gegevens over de gezinssamenstelling goed zijn geregistreerd in Woonnet-Haaglanden en te reageren op alle woningtypen met een vloeroppervlakte van groter dan 80m². Voor zover eiseres dit nog niet heeft gedaan, kan eiseres dit alsnog doen.

Conclusie en gevolgen

11. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiseres niet in aanmerking komt voor een urgentieverklaring. Eiseres krijgt daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgt ook geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Garabitian, rechter, in aanwezigheid van Y.E. de Loos, griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 11 juli 2025.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.De Beleidsregel urgentieverklaringen Den Haag 2019 (Beleidsregel).
2.Het jongste kind is op [geboortedatum] 2024 geboren.
3.Artikel 4:5, aanhef en onder b, c en g, van de Huisvestingsverordening Den Haag 2023 (Huisvestingsverordening) gelezen in samenhang met artikel 2.1.2, aanhef en onder a, artikel 2.1.3, aanhef en onder a, en artikel 2.1.7, aanhef en onder b, van de Beleidsregel.
4.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) van 23 maart 2022, ECLI:NL:RVS:2022:857.