ECLI:NL:RBDHA:2025:1245

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
4 februari 2025
Publicatiedatum
3 februari 2025
Zaaknummer
09/339511-23
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor doodslag met gevangenisstraf van 14 jaren en niet-ontvankelijk verklaring van de vordering van de benadeelde partij

Op 4 februari 2025 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, geboren in Letland, die beschuldigd werd van doodslag op een slachtoffer in Leidschendam. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 20 december 2023, na een ruzie met het slachtoffer, meerdere keren met zijn vuisten en een metalen staaf op het hoofd van het slachtoffer heeft geslagen, wat leidde tot de dood van het slachtoffer. De rechtbank oordeelde dat de verdachte opzettelijk handelde en dat er sprake was van voorwaardelijk opzet op de dood van het slachtoffer. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 14 jaren. De vordering van de benadeelde partij, de broer van het slachtoffer, werd niet-ontvankelijk verklaard, omdat broers en zussen volgens de wet geen aanspraak kunnen maken op vergoeding van affectieschade, tenzij er sprake is van een uitzonderlijke situatie. De rechtbank oordeelde dat er geen bijzondere omstandigheden waren die een beroep op de hardheidsclausule rechtvaardigden. De uitspraak is gedaan in tegenwoordigheid van de griffier en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Strafrecht
Meervoudige kamer
Parketnummer: 09/339511-23
Datum uitspraak: 4 februari 2025
Tegenspraak
De rechtbank Den Haag heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum 1] 1989 te [geboorteplaats 1] (Letland),
op dit moment gedetineerd in de penitentiaire inrichting [plaats] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden op de terechtzittingen van 3 april 2024, 5 juni 2024, 27 augustus 2024, 20 november 2024 (allen pro forma) en 21 januari 2025 (inhoudelijke behandeling).
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. E.J. van Drongelen en van hetgeen door de verdachte en zijn raadsman mr. M.M.J. Nuijten naar voren is gebracht.
[naam 1] (de broer van het slachtoffer) heeft zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd en schadevergoeding gevorderd. Ter terechtzitting was de advocaat van de benadeelde partij, mr. M.P. de Klerk, aanwezig om de vordering nader toe te lichten.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tenlastelegging is gewijzigd op de terechtzitting van 21 januari 2025. De tekst van de gewijzigde tenlastelegging is als
bijlage Iaan dit vonnis gehecht.
De verdachte wordt – kort gezegd – verdacht van moord of doodslag (primair), poging moord of poging doodslag (subsidiair) of zware mishandeling met de dood tot gevolg (meer subsidiair) van [slachtoffer] in of omstreeks de periode van 20 december 2023 tot en met 21 december 2023 te Leidschendam, gemeente Leidschendam-Voorburg, althans in Nederland.

3.De bewijsbeslissing

3.1.
Inleiding
Het gaat in deze zaak om het overlijden van [slachtoffer] (hierna: [slachtoffer] ). Op 21 december 2023 rond 09:00 uur wordt zijn lichaam op een grasstrook naast een pad aangetroffen, in een park nabij de GGZ-instelling Schakenbosch te Leidschendam. Hij heeft verschillende ernstige (hoofd)letsels en was op dat moment al overleden. [slachtoffer] had geen vaste woon- of verblijfplaats. In het naar aanleiding van het overlijden van [slachtoffer] ingestelde politieonderzoek is al snel de verdachte naar voren gekomen als mogelijke betrokkene. Hij wordt op 25 december 2023 aangehouden. Nadat hij zich bij de politie op zijn zwijgrecht heeft beroepen, heeft hij ter terechtzitting verklaard dat hij 20 december 2023 in de middag en avond met [slachtoffer] samen was, dat zij laat op de avond in het park ruzie hebben gekregen en dat hij hem meerdere malen met zijn vuisten heeft geslagen en ook heeft geschopt. [slachtoffer] zou nog hebben geleefd toen de verdachte wegliep.
De rechtbank moet beoordelen of de verdachte degene is die [slachtoffer] van het leven heeft beroofd en zo ja, of dat met voorbedachten raad was.
3.2.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het onder 1 primair ten laste gelegde (doodslag) en tot partiële vrijspraak voor wat betreft de voorbedachten rade (moord).
3.3.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft namens de verdachte vrijspraak van het onder 1 primair (moord of doodslag) en subsidiair (poging moord of poging doodslag) ten laste gelegde bepleit. Ten aanzien van het onder 1 meer subsidiair (zware mishandeling met de dood tot gevolg) ten laste gelegde heeft de raadsman zich op het standpunt gesteld dat de verdachte partieel moet worden vrijgesproken van het bestanddeel de “dood tot gevolg”.
3.4.
Gebruikte bewijsmiddelen
De rechtbank heeft in
bijlage IIopgenomen de wettige bewijsmiddelen met de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden.
3.5.
Bewijsoverwegingen
Vrijspraak moord
De rechtbank is, met de officier van justitie en de raadsman, van oordeel dat de ten laste gelegde voorbedachten rade (moord) niet wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard. De verdachte zal hiervan partieel worden vrijgesproken.
De feiten en omstandigheden
De rechtbank leidt uit de bewijsmiddelen en het onderzoek ter terechtzitting het volgende af over het verloop van de namiddag en avond van 20 december 2023. De verdachte en [slachtoffer] hebben elkaar ontmoet op woensdag 20 december 2023 op station Den Haag Centraal. De verdachte droeg op 20 december 2023 een rode hoodie met een capuchon en een donkerblauwe spijkerbroek. Om 16:32 uur lopen de verdachte, [slachtoffer] en [naam 2] (hierna: [naam 2] ) richting het busplatform op Den Haag Centraal. Vanaf daar gaan naar ze naar het winkelcentrum Mariahoeve in Den Haag. Om 17:57 uur lopen de verdachte en [slachtoffer] samen het park in bij de GGZ-instelling Schakenbosch, richting het “asbestpand”. [slachtoffer] krijgt daar nieuwe schoenen van de verdachte. Om 19:13 uur verlaten ze het park en gaan ze (weer) richting winkelcentrum Mariahoeve. Om 21:15 uur lopen verdachte en [slachtoffer] (weer) richting het park. De verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij zichzelf op al deze beelden herkend en dat het klopt dat hij die kleding droeg. Op de camerabeelden is te zien dat zowel de verdachte als [slachtoffer] onvast ter been zijn, ze midden op de straat urineren en (tuin)kussens vast hebben. Dit is het laatste beeld waarop [slachtoffer] levend wordt gezien.
Verrichte geweldshandelingen
De verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij tussen 23:00 uur en 23:30 uur is meegelopen met [slachtoffer] richting de tram. Volgens de verdachte werd [slachtoffer] uit het niets boos, schreeuwde hij en sloeg hij de verdachte op zijn borst. De verdachte heeft hem toen naar eigen zeggen ongeveer zes keer geslagen met zijn vuisten in zijn gezicht en een paar keer geschopt. [slachtoffer] viel en vervolgens heeft de verdachte hem in zijn ribben geschopt. Hij heeft geen bloed gezien. De verdachte heeft verklaard dat hij daarna wegliep en dat hij zag dat [slachtoffer] nog leefde, omdat hij probeerde op te staan.
Uit het forensisch pathologisch onderzoek van het lichaam van [slachtoffer] volgt dat er bij hem uitgebreide (niet-incidentele) letsels aanwezig waren. Deze letsels duiden op geweld tegen het hoofd met een voorwerp en geweld uitgeoefend op het gezicht/hals door verwurging of smoren.
In de sloot naast het lichaam van [slachtoffer] is een ijzeren staaf gevonden. Uit het NFI-rapport volgt dat op het kromme gedeelte van de ijzeren staaf een bloedspoor van [slachtoffer] is aangetroffen. Volgens het NFI zijn de letsels op de schedel van [slachtoffer] en een deel van de breuk bij het kraakbeen van het rechteroor in het hoofd van [slachtoffer] zeer veel waarschijnlijker veroorzaakt met de ijzeren staaf dan met een willekeurig ander slagvoorwerp.
De rechtbank overweegt ten aanzien van wie dit (dodelijke) letsel aan [slachtoffer] heeft toegebracht als volgt. Uit het forensisch onderzoek van het NFI blijkt verder dat er bloed van [slachtoffer] op de rode hoodie en de spijkerbroek zit die de verdachte op 20 december 2023 aan had. De politie acht het waarschijnlijk dat de bloedspoorpatronen zijn ontstaan door de krachtsinwerking van een object in vloeibaar bloed. Ook duidt het bloed op de capuchon er op dat deze dichtbij of langer bij een bloedbron geweest is. Op de broek van de verdachte is een spattenpatroon aangetroffen wat er op wijst dat de drager wijdbeens of gehurkt op de linker, dan wel sterk gebogen op de linkerknie, bij een bloedbron aanwezig is geweest.
De rechtbank merkt op dat de verklaring van de verdachte dat hij geen bloed heeft gezien of gevoeld, omdat het zo donker was, moeilijk te rijmen is met bovengenoemde bevindingen.
Verder zit op de paarse trui van [slachtoffer] een schoenspoor. Het is volgens het NFI waarschijnlijker dat het spoor is veroorzaakt met de rechterschoen van de verdachte, dan met een andere (onbekende) rechterschoen van een willekeurig paar schoenen. Dit komt overeen met de verklaring van de verdachte dat hij [slachtoffer] heeft geschopt en dat hij tijdens zijn aanhouding dezelfde schoenen aan had als op 20 december 2023.
Het precieze tijdstip van het geweldsincident is niet vast te stellen, maar het is aannemelijk dat het geweld tussen 21:15 uur en 22:52 uur heeft plaatsgevonden. Het lichaam van [slachtoffer] is namelijk op ongeveer 100 meter afstand vanaf de laatste keer dat hij gezien is op het camerabeeld aangetroffen en naast zijn lichaam lagen de (tuin)kussens die de verdachte vast had om 21:15 uur.
Getuige [getuige 1] heeft verklaard dat zij rond 22:30 uur de hond ging uitlaten en een man met een rode capuchon zag lopen richting Vlietzicht (het “asbestpand”). Deze man liep de bosjes in en keek om zich heen alsof hij iets te verbergen had. Om 22:52 uur is een persoon op de camerabeelden te zien. De verdachte heeft ontkend dat hij deze persoon is. Echter, uit whatsapp berichten die de verdachte heeft gestuurd aan kennissen volgt dat hij zijn telefoon was verloren in de buurt van de plaats delict. De rechtbank acht dan ook aannemelijk dat het wel de verdachte is die op de camerabeelden te zien is en dat hij daar op dat moment zijn telefoon aan het zoeken was.
Uit andere whatsappberichten van de verdachte met getuigen [getuige 2] en [getuige 3] volgt dat hij tegen hen heeft gezegd dat hij [slachtoffer] zou hebben gedood. Een telefonisch gesprek tussen [naam 3] en de verdachte in de PI is op 13 maart 2024 getapt. De verdachte zegt in dit gesprek dat de politie tegen hem heeft gezegd dat het slachtoffer is geslagen met een ijzeren staaf. Uit de politieverhoren blijkt dat de politie dit niet tegen hem heeft gezegd. Het pro forma dossier is pas verstrekt in mei en het forensisch dossier pas op 4 december 2024. Deze kennis van de verdachte duidt op daderwetenschap.
Gelet op al hetgeen hiervoor is overwogen en de betrokkenheid van de verdachte daarbij, acht de rechtbank de verklaring van de verdachte dat hij [slachtoffer] alleen een paar keer heeft geslagen met zijn vuisten en geschopt, zeer onaannemelijk. Het door de raadsman geschetste scenario dat er, na de vechtpartij, ook een willekeurige derde kan zijn geweest die verder letsel aan [slachtoffer] zou hebben toegebracht, acht de rechtbank hoogst onwaarschijnlijk, gelet op de aangetroffen bloedsporen en de interpretatie daarvan, de aanwezigheid van de verdachte op en rond de plaats delict tussen 21:15 uur en 22:52 uur, zijn berichten aan de getuigen en de daderwetenschap. De rechtbank is dan ook van oordeel dat het niet anders kan dan dat de verdachte degene is die het letsel bij [slachtoffer] heeft veroorzaakt.
Causaal verband
De rechtbank stelt voorop dat de beantwoording van de vraag of een causaal verband bestaat tussen de door de verdachte verrichte gedragingen en het tenlastegelegde gevolg, dient te geschieden aan de hand van de maatstaf of dit gevolg redelijkerwijs als gevolg van de gedragingen, aan de verdachte kan worden toegerekend.
Uit het forensisch pathologisch onderzoek van het lichaam van [slachtoffer] volgt dat het overlijden volgens de patholoog kan worden verklaard door een (samen)drukkende krachtinwerking op de hals (zoals verwurging of strangulatie) en/of een (af)drukkende krachtinwerking op de neus en mond (smoren). Het schedel/hersenletsel heeft geen directe bijdrage geleverd aan het overlijden, maar kan indirect door bewustzijnsvermindering, bloedverlies en onderkoeling een bijdrage hebben geleverd aan de snelheid van het overlijden. De rechtbank volgt de conclusies van de patholoog ten aanzien van de beschreven (mogelijke) doodsoorzaken. Uit het rapport volgt dat de gedragingen van de verdachte, te weten het meerdere malen slaan met zijn vuisten op het hoofd van [slachtoffer] , het slaan met een metalen staaf op zijn hoofd en het stranguleren en/of smoren van hem, een onmisbare schakel zijn in zijn overlijden. Het overlijden van [slachtoffer] kan volgens de rechtbank daarom aan de (eerder genoemde) gedragingen van de verdachte worden toegerekend.
Opzet
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte moet worden vrijgesproken van doodslag, vanwege het ontbreken van (voorwaardelijk) opzet op de dood van [slachtoffer] . De rechtbank volgt de verdediging hierin niet.
De rechtbank stelt voorop dat voor een bewezenverklaring van een doodslag vereist is dat de verdachte, al dan niet in voorwaardelijke zin, opzet heeft gehad op de dood van het slachtoffer. Voorwaardelijk opzet op een bepaald gevolg, in dit geval de dood, is aanwezig als de verdachte bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat dit zou kunnen gebeuren door het door hem aanwende geweld.
De beantwoording van de vraag of de gedraging de aanmerkelijke kans op een bepaald gevolg in het leven roept, is afhankelijk van de omstandigheden van het geval, waarbij betekenis toekomt aan de aard van de gedraging en de omstandigheden waaronder deze is verricht. Bepaalde gedragingen kunnen echter naar hun uiterlijke verschijningsvorm worden aangemerkt als zozeer gericht op een bepaald gevolg dat het – behoudens contra-indicaties – niet anders kan zijn dan dat de verdachte de aanmerkelijke kans op het betreffende gevolg bewust heeft aanvaard.
De rechtbank overweegt dat dat de gedragingen van de verdachte, met name het meerdere malen slaan op het hoofd met een ijzeren staaf, waarvan op de terechtzitting is gebleken dat die staaf 1.7 kg zwaar is, alsmede het herhaaldelijk slaan en schoppen van [slachtoffer] , ook toen die al op de grond lag, naar hun uiterlijke verschijningsvorm en onderlinge samenhang bezien reeds kunnen worden aangemerkt als gericht op het overlijden van [slachtoffer] . Uit het forensisch onderzoek is gebleken dat er over bijna zijn gehele hoofd ernstig hoofdletsel bij [slachtoffer] is geconstateerd. Het is een feit van algemene bekendheid dat het hoofd een kwetsbaar deel van het menselijk lichaam is en dat het meermaals slaan met een massief voorwerp op het hoofd tot de dood kan leiden. Daarmee heeft de verdachte het risico op het overlijden van [slachtoffer] aanvaard. Dat [slachtoffer] volgens de patholoog uiteindelijk is overleden door verwurging of smoren, waarover verder niet bekend is hoe dit precies door de verdachte is gedaan, doet hier niet aan af. Behoudens aanwijzingen voor het tegendeel, kan het niet anders zijn dan dat de verdachte de aanmerkelijke kans op het betreffende gevolg bewust heeft aanvaard. Van contra-indicaties is de rechtbank niet gebleken. Daarmee is de rechtbank van oordeel dat de verdachte voorwaardelijk opzet heeft gehad om [slachtoffer] van het leven te beroven.
Conclusie
Op grond van het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat de primair ten laste gelegde doodslag wettig en overtuigend kan worden bewezen.
3.6.
De bewezenverklaring
De rechtbank verklaart ten laste van de verdachte bewezen dat:
hij omstreeks 20 december 2023 tot en met 21 december 2023 te Leidschendam, gemeente Leidschendam-Voorburg, [slachtoffer] opzettelijk van het leven heeft beroofd, door die [slachtoffer] ,
- meerder
emalen tegen het hoofd en lichaam te slaan, en
- meerdere malen tegen het lichaam te schoppen, en
- meerdere malen met een voorwerp tegen het hoofd te slaan en
- te stranguleren en/of te smoren.
Voor zover in de tenlastelegging type- en taalfouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd en gecursiveerd weergegeven, zonder dat de verdachte daardoor in de verdediging is geschaad.

4.De strafbaarheid van het bewezen verklaarde en van de verdachte

4.1.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft betoogd dat er sprake is van noodweer, aangezien de verdachte heeft gereageerd op een ogenblikkelijke en wederrechtelijke verbale en fysieke aanval van [slachtoffer] . Volgens de verdediging heeft de verdachte [slachtoffer] teruggeslagen en geschopt, omdat dit noodzakelijk was ter verdediging van zijn lichaam. De verdachte kende het slachtoffer als agressief en heeft geen (steek)wapen gebruikt. Subsidiair doet de verdediging een beroep op noodweerexces.
4.2.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat een beroep op noodweer(exces) niet kan slagen. Volgens de officier van justitie is het niet aannemelijk dat er sprake was van een noodtoestand. De verdachte had weg kunnen lopen indien hij werd geslagen door het slachtoffer. Daarnaast is het de vraag of hij niet zelf de confrontatie heeft opgezocht. De verklaring van de verdachte is onvoldoende specifiek.
4.3.
Het oordeel van de rechtbank
Voor een geslaagd beroep op noodweer is vereist dat er sprake is van een ogenblikkelijke, wederrechtelijke aanranding gericht tegen eigen of andermans lijf, eerbaarheid of goed. Voor noodweer gelden ook de eisen van proportionaliteit en subsidiariteit: de noodzakelijke verdediging moet in redelijke verhouding tot de aanval staan en er moeten geen andere (vlucht)mogelijkheden hebben bestaan.
De rechtbank overweegt dat de verdachte heeft verklaard dat [slachtoffer] onverwacht boos werd en begon te schreeuwen toen ze in het park liepen. Hij zou de verdachte tegen de borst hebben geslagen, waarna de verdachte hem begon terug te slaan.
De rechtbank, uitgaande van de verklaring van de verdachte hierover, overweegt dat het hier gaat om een lichte aanranding van de verdachte, namelijk een klap op zijn borst. De rechtbank is van oordeel dat – voor zover er daardoor al sprake zou zijn van een ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding – de verdachte zich eenvoudig aan de aanranding had kunnen en moeten onttrekken door (bijvoorbeeld) weg te lopen. Onder de gegeven omstandigheden bestond daartoe voor de verdachte een reële en redelijke mogelijkheid, want hij was in een groot park. De rechtbank is dan ook van oordeel dat onder deze omstandigheden aan de verdachte geen beroep op noodweer(exces) toekomt.
Ook voor het overige is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde of de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.

5.De strafoplegging

5.1.
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 18 jaren.
5.2.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht dat de verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 8 maanden met aftrek van het voorarrest. Aangezien de verdachte al ongeveer 13 maanden vast zit, verzoekt de verdediging de voorlopige hechtenis op te heffen op grond van artikel 67a lid 3 Wetboek van Strafvordering.
5.3.
Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek op de terechtzitting is gebleken. De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
Ernst van het feit
De verdachte heeft [slachtoffer] door een explosie van geweld om het leven gebracht en zich daarmee schuldig gemaakt aan doodslag. De verdachte heeft hem meerdere malen met onder meer een zware metalen staaf geslagen tegen zijn hoofd en lichaam, hem geschopt en gestranguleerd en/of gesmoord. De ernst van het letsel en de hoeveelheid geweld die de verdachte heeft gebruikt is bijzonder schokkend geweest. De verdachte had hier, naar eigen zeggen, geen enkele reden voor.
De verdachte heeft met zijn gedragingen het meest fundamentele recht van het slachtoffer, het recht op leven, ontnomen. De verdachte heeft een onherstelbaar verlies toegebracht bij de nabestaanden van het slachtoffer. Daarnaast heeft de verdachte het slachtoffer gedood in een openbaar park in Leidschendam, waar mensen de hond uitlaten of doorheen wandelen of fietsen onderweg naar school of werk. Het aantreffen van het slachtoffer heeft een grote impact gehad op de getuigen en gezorgd voor maatschappelijke onrust. Daarnaast was de verdachte tijdens het delict onder invloed van drugs en alcohol en heeft hij geen verantwoordelijkheid genomen voor dit feit. De rechtbank neemt de verdachte dit bijzonder kwalijk.
Persoon van de verdachte
De rechtbank heeft kennisgenomen van het Nederlandse strafblad van de verdachte van 9 juli 2024, waaruit blijkt dat de verdachte in Nederland niet is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten. De rechtbank heeft ook kennisgenomen van een door de verdachte gepleegd levensdelict in Letland, waarvoor de verdachte in 2010 onherroepelijk werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes jaar en zes maanden en drie jaar politietoezicht. Hoewel de eerdere veroordeling dateert van meer dan vijf jaar voor het bewezenverklaarde feit, zal de rechtbank deze veroordeling strafverzwarend meewegen, aangezien het de rechtbank zorgen baart dat de verdachte voor de tweede keer wordt veroordeeld voor een levensdelict.
Verder heeft de rechtbank kennisgenomen van het feit dat de verdachte geen vaste woon- en verblijfplaats heeft, geen rechtmatig verblijf heeft in Nederland en verslaafd was aan alcohol en heroïne. De verdachte heeft een gezin in Letland.
De op te leggen straf
Gelet op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is gepleegd, te weten een heftige geweldsexplosie op een openbare plek, en het feit dat de verdachte al eerder is veroordeeld voor een levensdelict, is de rechtbank van oordeel dat niet kan worden volstaan met een lichtere of andere sanctie dan een straf die onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming van langere duur met zich brengt. Hoewel er geen landelijke oriëntatiepunten zijn voor op te leggen straffen bij een doodslag, werd - voor de verhoging van het strafmaximum - door rechtbanken veelal een bandbreedte van 8 tot 12 jaren gehanteerd waar het een doodslag betrof. Bij de strafoplegging heeft de rechtbank rekening gehouden met het feit dat het strafmaximum voor doodslag door de wetgever is verhoogd per 1 juli 2023 van 15 jaar naar 25 jaar gevangenisstraf. Deze verhoging is onder meer gelegen in de veranderde maatschappelijke opvattingen over de strafwaardigheid van levensdelicten. Dit aspect betrekt de rechtbank in haar overwegingen.
Alles afwegende acht de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van 14 jaren met aftrek van het voorarrest passend en geboden. Die straf zal de rechtbank dan ook opleggen.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan de verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering.

6.De vordering van de benadeelde partij

[naam 1] heeft zich als benadeelde partij gevoegd in het strafproces en vordert een schadevergoeding van € 20.000,00, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Dit bedrag bestaat uit affectieschade.
6.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot niet-ontvankelijk verklaring van de vordering van de benadeelde partij.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging verzoekt primair de vordering van de benadeelde partij af te wijzen, subsidiair de vordering niet-ontvankelijk te verklaren en meer subsidiair de vordering te matigen.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
De vordering die door [naam 1] is ingediend als broer van het slachtoffer valt niet onder (een van) de genoemde categorieën uit de wet, zoals die thans geldt. Het uitgangspunt in de huidige wet is dat broers en zussen geen aanspraak kunnen maken op vergoeding van affectieschade. Alleen in heel bijzondere gevallen, waarin sprake is van een hechte affectieve relatie, die (zeer) uitgaat boven de ‘gewone’ hechte relatie die broers en zussen kunnen hebben, is ook ruimte voor vergoeding van affectieschade aan een broer of zus (de zogenaamde hardheidsclausule).
De rechtbank is van oordeel dat in de gegeven omstandigheden geen termen aanwezig zijn die een beroep op de hardheidsclausule rechtvaardigen, omdat er geen omstandigheden zijn aangevoerd waaruit blijkt dat de verhouding tussen de nabestaande en zijn overleden broer sterk afweek van wat in het algemeen gebruikelijk is tussen broers en zussen binnen een gezin. De rechtbank ziet geen aanleiding om vooruit te lopen op de door de Staatssecretaris aangekondigde wetswijziging, nu niet duidelijk is hoe de wijziging er uit zal komen te zien en ook nog geen wetsvoorstel is ingediend.
De rechtbank zal de benadeelde partij, [naam 1] , niet-ontvankelijk verklaren in de vordering.
De rechtbank bepaalt dat de benadeelde partij en de verdachte ieder de eigen kosten dragen.

7.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen:
63 en 287 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak rechtens gelden.

8.De beslissing

De rechtbank:
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte het onder 1 primair ten laste gelegde feit heeft begaan, zoals hierboven onder 3.6 bewezen is verklaard en dat het bewezen verklaarde uitmaakt:
doodslag;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart het bewezen verklaarde en de verdachte daarvoor strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot:
een
gevangenisstrafvoor de duur van
14 (VEERTIEN) JAREN;
bepaalt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de hem opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
de vordering van de benadeelde partij;
bepaalt dat de benadeelde partij, [naam 1] , niet-ontvankelijk is in de vordering tot schadevergoeding;
bepaalt dat de benadeelde partij en de verdachte ieder de eigen kosten dragen.
Dit vonnis is gewezen door
mr. M.M. Meessen, voorzitter,
mr. N.F.R. de Rooij, rechter,
mr. W.J. Nomen, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. S.A.E. Tesson, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 4 februari 2025.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Feit 1
Primair
hij in of op omstreeks 20 december 2023 tot en met 21 december 2023 te Leidschendam, gemeente Leidschendam-Voorburg, althans in Nederland, [slachtoffer] opzettelijk en al dan niet met voorbedachten rade van het leven heeft beroofd, door die [slachtoffer] ,
- één of meerder malen op en/of tegen het hoofd en/of lichaam te slaan en/of te stompen, en/of
- één of meerdere malen op en/of tegen het hoofd en/of tegen het lichaam te schoppen, en/of
- één of meerdere malen met een voorwerp en/of ijzeren stang op en/of tegen het hoofd en/of lichaam te slaan, en/of
- te wurgen en/of te stranguleren en/of te smoren en/of de keel dicht te knijpen;
Subsidiair:
hij in of op omstreeks 20 december 2023 tot en met 21 december 2023 te Leidschendam, gemeente Leidschendam-Voorburg, althans in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer] opzettelijk van het leven te beroven, immers heeft verdachte die [slachtoffer] ,
- één of meerder malen op en/of tegen het hoofd en/of lichaam geslagen en/of gestompt, en/of
- één of meerdere malen op en/of tegen het hoofd en/of tegen het lichaam geschopt, en/of
- één of meerdere malen met een voorwerp en/of ijzeren stang op en/of tegen het hoofd en/of lichaam geslagen, en/of
- gewurgd en/of gestranguleerd en/of gesmoord en/of de keel dichtgeknepen,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Meer subsidiair:
hij in of op omstreeks 20 december 2023 tot en met 21 december 2023 te Leidschendam, gemeente Leidschendam-Voorburg, althans in Nederland,
aan [slachtoffer]
opzettelijk en al dan niet met voorbedachten rade
zwaar lichamelijk letsel,
te weten
letsel aan de schedel/of het hoofd en/of één of meerdere botbreuken,
heeft toegebracht,
door die [slachtoffer]
- één of meerder malen op en/of tegen het hoofd en/of lichaam te slaan en/of te stompen, en/of
- één of meerdere malen op en/of tegen het hoofd en/of tegen het lichaam te schoppen, en/of
- één of meerdere malen met een voorwerp en/of ijzeren stang op en/of tegen het hoofd en/of lichaam te slaan, en/of
- te wurgen en/of te stranguleren en/of te smoren en/of de keel dicht te knijpen,
terwijl het feit de dood ten gevolge heeft gehad.
Bijlage II
Bewijsmiddelen
Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren. Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van het proces-verbaal met het nummer PL1500-2023397079, van de politie eenheid Den Haag, met bijlagen (doorgenummerd pagina 1 t/m 1466) en het forensisch dossier TGO Quebec 23, dienst regionale recherche, afdeling specialistische ondersteuning, team forensische opsporing (doorgenummerd pagina 1 t/m 473).

1. De verklaring van de verdachte, afgelegd op de terechtzitting van 21 januari 2025, voor zover inhoudende:

Ik heb [slachtoffer] 20 december 2023 ontmoet op het station Den Haag centraal. Hij had schoenen nodig en ik had schoenen in het verwaarloosde gebouw. Ik noemde [slachtoffer] [bijnaam] . Wij zijn in de middag en avond samen geweest. Wij zijn naar het winkelcentrum geweest en hebben samen gegeten. Wij liepen met kussens richting het asbestpand. Om 21:15 uur waren [bijnaam] en ik bij de ingang van het park. Ik herken mezelf op de camerabeelden. Ik draag daar de kussens.
Ik was dronken en onder invloed. Ik heb met vuisten geslagen en een paar keer met mijn voet geschopt. Mijn vuisten kwamen in zijn gezicht. Ik heb een keer of zes geslagen. Ik heb ook nog een paar keer geschopt. Dit was op zijn ribben denk ik. Toen ik hem met vuisten heb geslagen en probeerde te schoppen is hij gevallen. Ik heb hem toen nog één keer geschopt. De laatste schop was op zijn borst of ribben.
Volgens mij had ik dezelfde schoenen aan op de avond als tijdens de aanhouding. Ik ben die avond mijn tweede telefoon kwijtgeraakt.
De spijkerbroek en het rode vest uit het asbestpand zijn van mij. Ik heb mijn rode hoodie uitgedaan op 21 december 2023, omdat ik bloed zag.
Ik ken [getuige 2] en [getuige 3] . Ik heb een bericht ingesproken naar [getuige 2] . Het voicebericht tussen [getuige 2] en [verdachte] zijn [getuige 2] en ik.

2. Het proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 1] , opgemaakt op 23 december 2023, voor zover inhoudende (p. 272):

Ik ging de hond uitlaten, dat was om 22.30 uur. Ik zag een stukje verderop een man lopen met een rode trui met capuchon. Die liep richting Vlietzicht, dat is het lege pand op het terrein. Ik denk dat het ging om een blanke man met blond haar.
Ik liep op een voetpad, zijstraat van Van Ruytenburghlaan. Ik zag hem lopen tot een witte steen, net voorbij het gebouw Vlietzicht. Ik zag dat hij vanaf die steen de bosjes in liep. Hij was om zich heen aan het kijken.

3. Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 21 december 2023, voor zover inhoudende (p. 1-3):

Op 21 december 2023 was ik, rapporteur [naam 4] , belast met surveillance in het kader van incidentenafhandeling van bureau Leidschendam-Voorburg.
Omstreeks 08:50 uur hoorde ik dat het operationeel centrum ons stuurde naar de
[adres 1] te Leidschendam, alwaar een man op de grond zou liggen met bloed om zich heen en gaten in zijn hoofd. Omstreeks 09:15 uur zag ik dat de ambulance arriveerde. Ik hoorde haar zeggen dat deze persoon zeker weten overleden was.

4. Het proces-verbaal van bevindingen, onderzoek telefoon [getuige 3] (iPhone X), opgemaakt op 8 maart 2024, voor zover inhoudende (p. 848):

Uit onderzoek was vast komen te staan dat [verdachte] de volgende telefoonnummers in gebruik had:
[telefoonnummer 1]
[telefoonnummer 2]

5. Het proces-verbaal van bevindingen, analyse historische verkeersgegevens [telefoonnummer 2] , opgemaakt op 5 februari 2024, voor zover inhoudende (p. 836):

Uit analyse van de historische verkeersgegevens van het mobiele telefoonnummer [telefoonnummer 2] blijkt dat deze op 20-12-2023 van 22.00 uur tot en met 23.36 uur verbindingen maakt met de Cel-ID gelegen op de Gravin Juliana van Stolberglaan 1 te Leidschendam.

6. Het proces-verbaal van bevindingen, gebruiker aangetroffen telefoon met IMEI-nummer [IMEI-nummer] , opgemaakt op 11 april 2024, voor zover inhoudende (p. 1018-1019):

Op 27-02-2024 had een getuige melding gemaakt dat hij een mobiele telefoon, te weten een Samsung, had gevonden op de Frekeweg kruising Lijtweg te Leidschendam. Dit betreft een locatie nabij het plaats delict.
Uit digitaal onderzoek van de voornoemde gevonden mobiele telefoon bleek dat dit Samsung S8+ (plus) betrof welke is voorzien van het IMEI-nummer [IMEI-nummer] .
Op 27-12-2023 werd [getuige 2] , geboren 0p [geboortedatum 2] 1986 te [geboorteplaats 2] in Polen (hierna [getuige 2] ) als getuige gehoord. Zij verklaarde dat haar ex-vriend [verdachte] , een worsteling had gehad met [bijnaam] en hierbij een mobiele telefoon, te weten een Samsung Plus, is verloren. Zij verklaarde onder andere het volgende:
V: Wat is het nummer wat kwijt is?
A: [telefoonnummer 1] .
V: Dat telefoonnummer is hij verloren bij de worsteling met [bijnaam] zeg je?
A.: Ja.
V:Wat voor telefoon is dat die hij verloren is?
A: De tweede is Samsung Plus.
Uit de verkregen verkeersgegevens blijkt dat [telefoonnummer 1] vanaf 03-10-2023 tot en met 20-11-2023 gebruikt wordt in combinatie met een mobiele telefoon voorzien van het IMEI-nummer [IMEI-nummer] . Verder blijkt dat het IMEI-nummer [IMEI-nummer] na 20-11-2023 niet meer wordt gebruikt.

7. Het proces-verbaal van bevindingen, volledige Whatsapp gesprek [getuige 2] en [verdachte] , opgemaakt op 29 december 2023, voor zover inhoudende (p. 181-187):

22-12-2023
[verdachte] : Ken je nog die ene met opgemaakte ogen? [slachtoffer] of hoe hij genoemd wordt, ik heb hem gedood, verdomme, niet opzettelijk.
[verdachte] : Hij leeft niet meer.
[verdachte] : Het was gisteren, gisteren ....
[verdachte] : Politie zou op zoek naar mij zijn omdat ik mijn telefoon daar achtergelaten heb.
[verdachte] : Op straat. Niet ver van de psychiatrische inrichting vandaan.
[verdachte] : Hij vloog mij aan en ik...wat.... ik heb hem één, twee, drie verrot geslagen en kut, verdomme•••• de mens is er niet meer, snap je?
[getuige 2] : Stuurt krantenbericht AD
[verdachte] : Ja, het is dezelfde plaats, ik zie het, ik zie het

8. Het proces-verbaal van bevindingen, Whatsapp chatgesprek [getuige 3] en [verdachte] , opgemaakt op 8 januari 2024, voor zover inhoudende (p. 320-323):

22-12-2023 om 10:02:45 uur [audio bericht]
[verdachte] : Oude, ik rijd nu zelf naar Duitsland, het is wel een beetje klote met mij. Ik heb een kutding gedaan in Den Haag. Ik heb iemand een slag uitgedeeld en hij overleed. Klote. Ik word door de smerissen gezocht, denk ik, omdat ik mijn .. hoe heet het alweer? .. mijn tas kwijt geraakt heb, waar mijn telefoon in zat.

9. Het proces-verbaal van bevindingen, tapgesprek sessie10017, opgemaakt op 4 februari 2024, voor zover inhoudende (p. 1069):

Uitwerking gesprek [naam 5] & [naam 6] /NNman1
[naam 5] : Leidschendam, Leidschendam park. Leidschendam park.
NNman1: Hoe ?zou? (ntv) dood hij? Met een mes, uh pistool (ntv) of wat? Hoe?
[naam 5] : Nee nee, [naam 6] (fon) uhm, pakken, pakken deze uhm, metaal voor uh, voor uh hmm... Metaal, hmm, metaal, metaal. Uh voor uh ...
[naam 5] : Metaal voor... Metaal, metaal, uh metaal...
[naam 5] : Uh, ?ding?, metaal uh, boem, uh nee ... Ja? Om deze voor de kop?
[naam 5] : Voor kop, boem.

10. Het proces-verbaal van bevindingen, uitspraak verdachte over metalen staaf, opgemaakt op 23 november 2024, voor zover inhoudende (p. 1310):

Op woensdag 13 maart 2024 kreeg [verdachte] bezoek van zijn ex-vriendin [naam 3] (hierna: [naam 3] ). Tijdens dit gesprek werd gebruikt gemaakt van de bevoegdheid tot het opnemen van vertrouwelijke communicatie met een technisch hulpmiddel (OVC).
M betreft [verdachte]
V betreft [naam 3]
M: Ik [fon] dacht het eerst, totdat de politie me vertelde hoe hij is geslagen. Het blijkt dat iemand hem met een staaf...met ijzeren staven, ik weet het niet met wat [palkami zheleznymi,ne znaju chem] en met een fles [butylkoj] ik weet het niet [ja ne znaju]

11. Het proces-verbaal van bevindingen, [verdachte] en [bijnaam] in beeld 20-12-2023, opgemaakt op 8 oktober 2024, voor zover inhoudende (p. 1293-1294):

21:15:05 uur (camera Frekeweg 2 voorkant)
[verdachte] en [bijnaam] komen aanlopen op de Frekeweg. Het is duidelijk te zien dat beide onvast ter been zijn en zich al wankelend verplaatsen. Hier dragen zij wederom de grote vierkante voorwerpen met zich mee. Dit is het laatste beeld waarop [bijnaam] levend wordt waargenomen. Gezien de beelden op de Frekeweg, waarop ze beiden dronken te zien zijn met de kussens en het feit dat het stoffelijk overschot van [bijnaam] samen met kussens op een afstand van circa 100 meter van het bereik van deze camera werden aangetroffen, is het vermoeden dat [bijnaam] kort na 21:15:05 uur om het leven is gebracht.
22:52:00 uur (camera Frekeweg 2 voorzijde)
[verdachte] komt alleen het beeld van de camera inlopen. Dit gaat op een rustig tempo. [verdachte] heeft hier een onbekend gebleven voorwerp in zijn linkerhand. Hij komt vanuit de richting van het park, alwaar het plaats delict was en loopt in de richting van de Juliana van Stolberglaan.
22:55:00 uur (camera Frekeweg 2 voorzijde)
[verdachte] komt in zijn eentje weer terug het beeld van de camera inlopen. Hij komt vanuit de richting van de Juliana van Stolberglaan en loopt in de richting van het park.

12. Het proces-verbaal van bevindingen, in beslagname goederen [adres 2] te Leidschendam, opgemaakt op 24 december 2023, voor zover inhoudende (p. 74-77):

Hierop traden wij op zaterdag 23 december 2023 te 22.43 uur het pand binnen ter inbeslagname van genoemde goederen.
Aan het einde van de gang kwamen wij in een ruimte alvorens wij het pand verlieten. In deze ruimte zagen wij een donkerblauwe spijkerbroek liggen, vlak voor de buiten deur. Op deze spijkerbroek zagen wij vermoedelijke bloedvlekken.
In deze ruimte zagen wij tevens nog andere kleding liggen, waaronder een rode hoodie in een openstaande kast.

13. Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 26 juni 2024, voor zover inhoudende (p. 1193-1208):

Op woensdag 20 december 2023 omstreeks 10:02 uur is [verdachte] te zien op camerabeelden op de Dillenburgsingel in Leidschendam. Hij droeg op dat moment een donkerkleurige nauwsluitende lange broek, een donkerkleurige jas op heuplengte met een rode kraag of capuchon en donkerkleurige schoenen. Onder zijn jas droeg hij een rode trui of vest met een capuchon die hij op heeft.
Wanneer de screenshots van de verschillende dagen naast elkaar worden gezet, wordt duidelijker dat [verdachte] op 20, 22 en 25 december 2023 dezelfde schoenen lijkt te dragen.
Op de paarse trui van [bijnaam] werd een schoenspoor/ -afdruk aangetroffen. Deze afdruk bevond zich aan de voorzijde vrij hoog op de borst.

14. Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 8 januari 2024, voor zover inhoudende (p. 817-818):

Op donderdag 4 januari 2024 heb ik gezamenlijk met het Landelijk Team Onderwater Zoekingen (LTOZ) en duikers van het arrestatieteam een onderzoek ingesteld. Op donderdag 4 januari 2024 omstreeks 11:15 uur werd er tijdens dit onderzoek, ter hoogte waar het slachtoffer was aangetroffen, een metalen staaf aangetroffen.

15. Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 21 januari 2025, voor zover inhoudende (p. 1 aanvullend proces-verbaal):

Op zaterdag 18 januari 2025 was ik aanwezig bij de afdeling forensische opsporing van de eenheid Den Haag.
Ik zag dat deze staaf uit drie (3) delen bestond, een (1) lang deel en twee (2) korte stukjes.
Nadat de staaf (het totaal) opnieuw was verpakt is deze door de collega van de forensische opsporing gewogen op een analoge weegschaal. Ik zag dat deze weegschaal aangaf dat het totale gewicht 1,7 kilo betrof. Dit gewicht heb ik met stift op de zak geschreven waarin de staaf verpakt was.

16. Het proces-verbaal forensisch onderzoek plaats delict (Elisabethhof 3 Leiderdorp), opgemaakt op 1 augustus 2024, voor zover inhoudende (p. 236-239 forensisch dossier):

Wij, verbalisanten, ontvingen van de frontdesk van Team Forensische Opsporing Den Haag, twee kledingstukken. Namelijk een blauwe spijkerbroek en een rood vest met witte accenten.
Wij, verbalisanten, achten het waarschijnlijk dat:
- de bloedspoorpatronen ontstaan op de kleding vermoedelijk ontstaan zijn door de
krachtsinwerking van een object in vloeibaar bloed. Vermoedelijk passend bij
schoppen en/of slaan;
- de voorzijde van de kleding langer of dichterbij een bloedbron geweest is;
- van het vest de capuchon relatief dichtbij of langer bij een bloedbron aanwezig
geweest is;
- gezien het relatief weinige bloed op de achterkant van het vest en de relatief
grote hoeveelheid bloed op de voorkant van het vest, het meer waarschijnlijk is dat
de capuchon op het hoofd geplaatst was en het hoofd naar voren gebogen was nabij een bloedbron;
- de rechterhand of mouw van de drager langer of dichter bij een bloed bron geweest
is;
- de achterzijde van de linker onderarm of mouw langer of dichterbij een bloedbron
geweest is;
- de onderzijde van de broek aan de voorzijde langer of dichterbij een bloedbron
geweest is;
- de vegen/vlekken aan de binnenzijde van de rechter broekspijp aan het binnen been mogelijk gemaakt zijn door contact met een bebloed voorwerp;
- het linker onderbeen of pijp van de broek langer of dichterbij een bloedbron
geweest is;
- de drager van de broek wijdbeens of gehurkt op de linker dan wel sterk gebogen met de linkerknie bij een bloedbron geweest is, omdat aan de binnenzijde nabij het kruis van de rechterbroekspijp een spattenpatroon zichtbaar is.
17. Een geschrift, te weten het NFI-rapport ‘’Forensisch pathologisch onderzoek naar aanleiding van een mogelijk niet-natuurlijke aard van overlijden’’, opgesteld op 20 juni 2024 door drs. B.G.H. Latten, arts en forensisch patholoog, voor zover inhoudende (p. 157-159 forensisch dossier):
Er waren uitgebreide uitwendige en inwendige letsels aan het hoofd (sub A, B3),
voornamelijk rechtszijdig en in het gelaat gelegen. Deze zijn allen bij leven ontstaan
door herhaaldelijke (deels hevige) stomp botsende krachtinwerking, zoals herhaaldelijk geslagen/geschopt worden, al dan niet met een voorwerp. Ten minste
één letsel (C) was (gezien de impressiebreuk) met een voorwerp ontstaan.
Letsel I toonde bij letseldateringsonderzoek bloeduitstorting zonder vitale wondreactie, hetgeen kan passen bij een rondom het overlijden ontstaan letsel.
De impressiebreuk rechts op het hoofd was de enige breuk in relatie met de
schedelholte. Bij radiologisch onderzoek (sub A) waren ter plekke meerdere losliggende botdelen richting/in het brein en een klein artefact zonder aanwijzing
voor metaal. Bij sectie was echter het harde hersenvlies intact, waren er geen
botdelen in het brein en toonden de hersenen geen (uitgebreide) letsels.
Mede op basis van het neuropathologisch onderzoek (sub C) kunnen de hoofdletsels hebben geleid tot bewustzijnsvermindering, maar verklaren zij het overlijden niet zonder meer.
Er waren enkele letsels rond de neus en mond. Mede gezien de aangeleverde
informatie (bij aantreffen zou in de nabijheid een kussen zijn aangetroffen) kan
langdurige (af)drukkende krachtinwerking op de neus en mond (smoren) overwogen
worden als oorzaak van of bijdrage aan het overlijden.
In de hals waren meerdere uit- en inwendige letsels (sub A, B4) die bij leven zijn
ontstaan door een stomp botsende (zoals geslagen worden) en/of
(samen)drukkende (zoals verwurgen of strangulatie) krachtinwerking. Letsel Q
toonde een patroon hetgeen kan passen bij petechiële kneuzing, hetgeen kan
ontstaan door een drukkende krachtinwerking door textiel (zoals kleding) ter plekke.
Bij letseldateringsonderzoek kan het letsel passen bij een maximaal enkele minuten
oud letsel.
Het aantreffen van het letselbeeld in de hals is waarschijnlijker bij een ten minste
deels (samen)drukkende krachtinwerking (zoals verwurgen of strangulatie) dan bij
alleen een stomp botsende (zoals geslagen worden) krachtinwerking. Indien een
(samen)drukkende krachtinwerking lang genoeg wordt aangehouden kan dit leiden
tot zuurstoftekort van de hersenen en het uiteindelijk overlijden. Vaak gaat dit
gepaard met stuwingsverschijnselen, die in onderhavig geval ontbraken (sub B10),
hetgeen verklaard kan worden door bloedverlies. De letsels in de hals zijn dus niet
bewijzend voor een fatale (samen)drukkende krachtinwerking, maar sluiten dit niet
uit.
De letsels sub BS t/m BS zijn bij leven ontstaan door een (geringe) stomp botsende krachtinwerking, zoals (zich) stoten, vallen of geslagen worden.
Conclusie
Bij forensisch pathologisch onderzoek op het lichaam van dhr. [slachtoffer] , 39
jaren oud, waren er uitgebreide (niet-incidentele) letsels. Het overlijden kan
verklaard worden door:
- (samen)drukkende krachtinwerking op de hals (zoals verwurging of strangulatie)
- (af)drukkende krachtinwerking op de neus en mond (smoren)
- beiden op zich of in combinatie.
Het schedel/hersenletsel heeft geen directe bijdrage geleverd aan het overlijden,
maar kan indirect door bewustzijnsvermindering, bloedverlies en onderkoeling een
bijdrage hebben geleverd aan de snelheid van het overlijden.
18. Het geschrift, te weten een NFI-rapport ‘’Vergelijkend schoenspooronderzoek aan kleding en schoenen naar aanleiding van een geweldsincident in Leidschendam op 21 december 2023’’, opgesteld op 11 oktober 2024 door ing. R.P. Visser, voor zover inhoudende (p. 466-473 forensisch dossier):
AAQRSS42NL: Kleding (Trui); voorpand van trui
AAOU6302NL: Schoeisel (Schoen); 1 paar zwarte hoge schoenen, maat 46, Adidas Traxion
De bevindingen van het onderzoek zijn waarschijnlijker wanneer het spoor is
veroorzaakt met de rechterschoen van het paar schoenen [AAOU6302NL] (Hl) dan
met een andere (onbekende) rechterschoen van een willekeurig ander paar
schoenen (H2).

19. Het geschrift, te weten een NFI-rapport ‘’Onderzoek naar biologische sporen en DNA-onderzoek naar aanleiding van het aantreffen van het stoffelijk overschot van [slachtoffer] in Leidschendam op 21 december 2023’’, opgesteld op 16 juli 2024 door MSc. P.W. Sjoukema, voor zover inhoudende (p. 425-428 forensisch dossier):

AAPR368SNL#0l: mogelijk bloedspoor op het kromme uiteinde van de staaf
DNA-profiel AAPR3685NL#0l is meer dan 1 miljard keer waarschijnlijker wanneer het DNA afkomstig is van slachtoffer [slachtoffer] , dan wanneer het DNA afkomstig is van een willekeurige onbekende persoon.

20. Het geschrift, te weten een NFI-rapport ‘’Microanalyse van invasief trauma (MIT) naar aanleiding van een geweldsdelict in Leidschendam op 21 december 2023’’, opgesteld op 13 september 2024 door ing. P.J.M. Pauw-Vugts en ir. ing. E.J. Vermeij, voor zover inhoudende (p. 432-442 forensisch dossier):

AARG7959NL: MIT materiaal: letsel E
AARG7960NL: MIT materiaal: letsel C
AAPR3685NL: Massief metalen staaf uit sloot nabij vindplaats so
De metalen staaf heeft een lengte van circa 60 centimeter, waarbij één van de
uiteinden is omgebogen met nog een uitstekend deel van circa 10 cm. De diameter
van de staaf is circa 2 centimeter. Het uiteinde aan de zijde met het gebogen deel is
haaks afgewerkt, het andere uiteinde diagonaal, zie ook afbeelding 4.
De diameter van de staaf [AAPR3685NL] past qua afmetingen en vorm global bij de beschadigingen waargenomen in letsel C.
Letsel C [AARG7960NL]
Op het gemacereerde botdeel zijn deeltjes aangetroffen met een uiteenlopende
elementsamenstelling. Veel deeltjes bestaan voornamelijk uit ijzer en zink in
wisselende verhoudingen met soms wat andere elementen. De op dactyfolie
veiliggestelde metaalgelijkende deeltjes bestaan ook voornamelijk uit ijzer en zink
met diverse andere elementen in wisselende verhoudingen. Het op het veiliggestelde
geelgekleurde materiaal aanwezige zwarte materiaal bestaat voornamelijk uit lood
en chloor met wat ijzer.
Letsel E [AARG7959NL]
Op het kraakbeen is een deeltje aangetroffen dat voornamelijk bestaat uit ijzer,
chroom en nikkel.
Metalen staaf[AAPR3685NL]
De staaf bestaat voornamelijk uit ijzer met daarop een laag zink. Op de stubs
waarmee de gebogen kant en een deel van de lange kant zijn bemonsterd, zijn geen
deeltjes aangetroffen met een elementsamenstelling die overeenkomt met die van
bot. Op het onderzochte uiteinde van de staaf zijn wel deeltjes aangetroffen met
een morfologie en samenstelling die overeenkomt met die van bot.
Als met de metalen staaf de beschadigingen van letsel C zijn veroorzaakt dan is dit
met minimaal twee afzonderlijke inslagen gebeurd.
De elementsamenstelling van de meeste microsporen die zijn aangetroffen op de
botdelen behorende bij letsel C komt overeen met die van de metalen staaf.
De resultaten van dit deelonderzoek zijn zeer veel waarschijnlijker wanneer de
beschadigingen zijn veroorzaakt met de staaf [AAPR3685NL] (H1a), dan met een
willekeurig ander slagvoorwerp (H2). De ordegrootte van de bewijskracht wordt
ingeschat op 100.000.
De gezamenlijke resultaten van het Microanalyse Invasief Trauma onderzoek zijn zeer veel waarschijnlijker wanneer de beschadigingen zijn veroorzaakt met de staaf [AAPR3685NL] (H1a), dan met een willekeurig ander voorwerp (H2).