ECLI:NL:RBDHA:2025:12404

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
25 juni 2025
Publicatiedatum
11 juli 2025
Zaaknummer
C/09/675477 / JE RK 24-2027 en C/09/686855 / JE RK 25-1066
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
  • M. de Kleine
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wijziging zorgregeling voor minderjarigen in het kader van jeugdbescherming

In deze zaak heeft de kinderrechter op 25 juni 2025 een beschikking gegeven met betrekking tot de wijziging van de zorgregeling voor de minderjarigen [minderjarige 2] en [minderjarige 3]. De kinderrechter heeft vastgesteld dat er zorgen zijn over de omgangsmomenten tussen de moeder en de kinderen, vooral door de onvoorspelbare houding van de moeder en haar psychische toestand. De moeder heeft recentelijk een psychose gehad en er zijn meerdere keren gevaarlijke voorwerpen bij haar gezien tijdens de bezoeken. De kinderrechter heeft besloten de zorgregeling tijdelijk op te schorten tot 12 augustus 2025, om de veiligheid van de kinderen te waarborgen. De gecertificeerde instelling, Stichting Jeugdbescherming West Haaglanden, heeft verzocht om deze wijziging, en de kinderrechter heeft dit verzoek toegewezen. De moeder heeft verweer gevoerd tegen de opschorting van de zorgregeling, maar de kinderrechter oordeelt dat de veiligheid van de kinderen voorop staat. De kinderrechter heeft ook bepaald dat de gecertificeerde instelling uiterlijk een week voor de volgende zitting een schriftelijke update moet geven over de situatie van de moeder en de kinderen, en wat het plan is om de bezoeken weer te hervatten.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Jeugd- en Zorgrecht
Zaaknummers: C/09/675477 / JE RK 24-2027 en C/09/686855 / JE RK 25-1066
Datum uitspraak: 25 juni 2025
Beschikking van de kinderrechter
Wijziging zorgregeling ( [minderjarige 2] en [minderjarige 3] )
in de zaken van
Stichting Jeugdbescherming west Haaglanden,
hierna te noemen: de gecertificeerde instelling,
over
- [minderjarige 1]geboren op [geboortedatum 1] 2012 in [geboorteplaats 1] ,
hierna te noemen: [minderjarige 1] ,
- [minderjarige 2]geboren op [geboortedatum 2] 2016 in [geboorteplaats 2] ,
hierna te noemen: [minderjarige 2] ,
- [minderjarige 3]geboren op [geboortedatum 3] 2019 in [geboorteplaats 2] ,
hierna te noemen: [minderjarige 3] ,
hierna tezamen ook te noemen: de kinderen.
De kinderrechter merkt als belanghebbende aan:
[de moeder],
hierna te noemen: de moeder,
in de Basisregistratie Personen (BRP) geregistreerd als geëmigreerd,
advocaat: mr. A.L. Witteveen te Rotterdam.
De kinderrechter merkt ten aanzien van [minderjarige 2] en [minderjarige 3] ook als belanghebbenden aan:
[pleegouder 1]en
[pleegouder 2],
hierna te noemen: de pleegouders van [minderjarige 2] en [minderjarige 3] ,
wonende in [woonplaats] .
De kinderrechter merkt als informant aan:
[naam 1], namens Jeugdformaat.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De kinderrechter heeft bij beschikking van 5 december 2024 de volgende omgangsregeling (lees: zorgregeling) vastgesteld:
  • de moeder heeft eens in de drie weken een omgangsmoment voor de duur van twee uur met [minderjarige 2] en [minderjarige 3] ;
  • het verzoek tot bepaling van de omgangsregeling van [minderjarige 1] wordt aangehouden tot een nader te bepalen datum, in afwachting van het bericht van de gecertificeerde instelling.
1.2.
Bij beschikking van 17 juni 2025 heeft de kinderrechter in deze rechtbank het verzoek om toepassing te geven aan het bepaalde in artikel 800, derde lid, en artikel 809, derde lid, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering ten aanzien van [minderjarige 1] afgewezen. Daarnaast heeft de kinderrechter bepaald dat de bij beschikking van 5 december 2024 vastgestelde zorgregeling voor [minderjarige 2] en [minderjarige 3] wordt opgeschort tot 1 juli 2025. De behandeling van het verzoek is voor het overige aangehouden, voor een gecombineerde behandeling met het bij beschikking van 5 december 2024 met zaaknummer C/09/675477 / JE RK 24-2027 aangehouden deel van het verzoek tot vaststelling van de zorgregeling.
1.3.
De kinderrechter neemt de volgende stukken mee in de beoordeling:
  • verzoekschrift I met bijlagen, ontvangen op 11 november 2024;
  • de beschikking van 5 december 2024;
  • verzoekschrift II met bijlagen, ontvangen op 17 juni 2025;
  • de beschikking van 17 juni 2025;
  • het bericht van de pleegouders van [minderjarige 2] en [minderjarige 3] van 23 juni 2025.
1.4.
De zitting met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 25 juni 2025. Daarbij waren aanwezig:
  • [naam 2] en [naam 3] namens de gecertificeerde instelling;
  • de moeder, bijgestaan door mr. F. Pool (waarnemend voor mr. A.L. Witteveen);
  • [naam 1] .
De pleegouders van [minderjarige 2] en [minderjarige 3] hebben zich bij bericht van 23 juni 2025 afgemeld voor de zitting.
1.5.
De kinderrechter heeft [minderjarige 1] en [minderjarige 2] naar hun mening gevraagd. [minderjarige 1] heeft geen mening gegeven. [minderjarige 2] heeft een brief gestuurd.

2.De feiten

2.1.
Voor de feiten verwijst de kinderrechter naar de beschikking van 17 juni 2025.

3.De verzoeken

3.1.
Het aangehouden verzoek van de gecertificeerde instelling strekt ertoe een zorgregeling vast te stellen, in die zin dat wordt bepaald dat de moeder eens in de drie weken een bezoek van twee uur heeft met [minderjarige 1] . De gecertificeerde instelling verzoekt de beslissing uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
3.2.
De gecertificeerde instelling heeft daarnaast verzocht om de door de kinderrechter bij beschikking van 5 december 2024 vastgestelde zorgregeling te wijzigen, in die zin dat de zorgregeling wordt opgeschort voor de duur van drie maanden. De gecertificeerde instelling verzoekt de zorgregeling in eerste instantie op te schorten voor de duur van zes weken en het verzoek voor het overige aan te houden. De gecertificeerde instelling verzoekt dit – zo begrijpt de kinderrechter – ook ten aanzien van [minderjarige 1] , waarbij het kennelijk de bedoeling is dat voor [minderjarige 1] dezelfde regeling geldt als voor de andere twee kinderen.
3.3.
De gecertificeerde instelling heeft de verzoeken als volgt gemotiveerd. Bij beschikking van 5 december 2024 is er een zorgregeling vastgesteld ten aanzien van [minderjarige 2] en [minderjarige 3] , inhoudende dat de moeder eens in de drie weken een omgangsmoment heeft met [minderjarige 2] en [minderjarige 3] voor de duur van twee uur. Het verzoek ten aanzien van [minderjarige 1] is geheel aangehouden tot een nader te bepalen datum, in afwachting van een bericht van de gecertificeerde instelling. Het verzoek tot het opschorten van de zorgregeling ten aanzien van alle drie de kinderen kan opgevat worden als bericht zoals bedoeld in de beschikking van 5 december 2024. Hoewel er voor [minderjarige 1] geen zorgregeling is vastgelegd, heeft hij de afgelopen periode volgens dezelfde frequentie als [minderjarige 2] en [minderjarige 3] omgang met de moeder gehad. De gecertificeerde instelling verzoekt wijziging van de vastgestelde zorgregeling omdat er sprake is van gewijzigde omstandigheden. Daartoe voert de gecertificeerde instelling aan dat de bezoeken de afgelopen periode niet goed zijn verlopen. Al langere tijd uiten de begeleiders van Jeugdformaat zorgen over het verloop van de bezoeken. De moeder komt erg onrustig over, is verbaal meer aan het mopperen en vloeken, heeft het over beestjes in haar hoofd, rookt in het bijzijn van de kinderen en heeft meerdere keren een mes of schaar bij zich gehad. De moeder heeft ook zelf tegen de begeleiding gezegd niet goed in haar vel te zitten. Op 30 mei 2025 heeft de moeder telefonisch tegen de jeugdbeschermer gezegd dat zij op 27 mei 2025 een psychose heeft gehad. Het lukt de moeder tijdens de bezoeken niet om zich aan de (verscherpte) veiligheidsafspraken te houden. Ook lukt het de moeder onvoldoende om tijdens de bezoeken aan te sluiten bij de kinderen. De afgelopen periode is er veelvuldig overleg geweest tussen de gecertificeerde instelling en Jeugdformaat, de instantie die de bezoeken begeleidt. Jeugdformaat heeft aangegeven de begeleiding niet meer te kunnen faciliteren. Jeugdformaat geeft aan dat de huidige situatie bij de moeder niet veilig en voorspelbaar genoeg is om de bezoeken voort te zetten zonder risico’s voor het welzijn van de kinderen en de veiligheid van de medewerkers. Volgens Jeugdformaat is GGZ-expertise aangewezen. Daarnaast is het belangrijk dat de moeder zich conformeert aan de veiligheidsafspraken. Het is alleen de vraag in hoeverre haar dit zal lukken aangezien zij de zorgen niet herkent. Gelet op de bovenstaande zorgen meent de gecertificeerde instelling dat de zorgregeling tijdelijk opgeschort dient te worden. Aangezien Jeugdformaat niet langer bereid is de bezoeken te begeleiden, zal de gecertificeerde instelling op zoek gaan naar een andere organisatie die de omgang kan begeleiden. Gelet op de hoge veiligheidseisen waaronder de omgang voorheen plaatsvond, zal dit niet makkelijk worden en is op dit moment niet te voorzien of het de gecertificeerde instelling gaat lukken om binnen de voorgestelde termijn een passende organisatie te vinden. Daarnaast kan er sprake zijn van wachtlijsten. De gecertificeerde instelling wenst de opschorting zo kort mogelijk te laten duren, maar ziet zich wel genoodzaakt om pas na het treffen van passende veiligheidsafspraken en -voorwaarden de omgang te laten hervatten.

4.De standpunten

4.1.
Door en namens de moeder is verweer gevoerd tegen het verzoek tot het wijzigen (lees: opschorten) van de zorgregeling. Daartoe heeft de moeder aangevoerd dat het stopzetten van de omgang een verstrekkend middel is. Volgens de moeder is dit niet noodzakelijk noch proportioneel. De moeder beaamt dat er aandachtspunten volgen uit de omgangsverslagen, maar zij benadrukt dat er ook veel dingen goed gaan. Het klopt dat de moeder recent een psychose heeft gehad. Zij slikt nu medicatie, waardoor het al een stuk beter met haar gaat. Het is belangrijk dat er regelmatig contact plaatsvindt tussen de moeder en de kinderen en de kinderen willen dit zelf ook graag. De moeder zou dan ook graag zien dat er nieuwe afspraken worden gemaakt over de omgang, zodat de veiligheid van de kinderen en de omgangsbegeleiders gewaarborgd kan worden. Zij staat er ook voor open om urinecontroles of andere controles te doen voor de omgangsmomenten. Ook zal zij toestemming verlenen om de gecertificeerde instelling contact op te laten nemen met haar behandelaars. Als Jeugdformaat de omgang niet meer wil begeleiden en er is nog geen andere organisatie beschikbaar, dan kan de gecertificeerde instelling de bezoeken ook (tijdelijk) zelf begeleiden. Ook zal de moeder meewerken aan alternatieven, bijvoorbeeld (begeleide) belmomenten, als dat nodig wordt geacht. Voor [minderjarige 2] en [minderjarige 3] is alleen eerder besproken dat de belmomenten spanning bij hen opleveren. Ten aanzien van [minderjarige 1] merkt de moeder op dat een omgangsregeling ook middels een schriftelijke aanwijzing opgelegd kan worden.
4.2.
De pleegouders van [minderjarige 2] en [minderjarige 3] hebben in hun bericht van 23 juni 2025 naar voren gebracht dat zij het belangrijk vinden dat [minderjarige 2] en [minderjarige 3] contact hebben met de moeder. [minderjarige 2] geeft ook aan dat graag te willen. De pleegouders zijn wel met de gecertificeerde instelling eens dat de veiligheid en het welzijn van de kinderen niet in gevaar mag komen tijdens de omgangsmomenten. De afgelopen periode zijn de bezoeken niet goed verlopen. [minderjarige 2] en [minderjarige 3] hebben zichtbaar last van het onrustige gedrag van de moeder tijdens de bezoeken. Ook neemt de spanning bij beide kinderen de afgelopen periode zichtbaar toe rondom de bezoeken. Dit uit zich onder meer in boosheid, verdriet en prikkelbaarheid. De gecertificeerde instelling heeft geopperd om belmomenten te laten plaatsvinden zolang de fysieke omgang niet door kan gaan. Eerder hebben belmomenten voor veel onrust en spanningen gezorgd en de pleegouders menen daarom dat de moeder fysieke begeleiding moet krijgen tijdens het bellen.

5.De beoordeling

Ten aanzien van [minderjarige 1]
5.1.
De kinderrechter overweegt dat er ten aanzien van [minderjarige 1] op dit moment geen zorgregeling is vastgesteld op grond van artikel 1:265g Burgerlijk Wetboek (BW). De gecertificeerde instelling wil dat de omgang tussen de moeder en [minderjarige 1] voorlopig wordt opgeschort. Voor vaststelling van een zorgregeling waarbij wordt bepaald dat de moeder eens in de drie weken een bezoek van twee uur heeft met [minderjarige 1] is dan ook geen plaats. De kinderrechter wijst het aangehouden verzoek tot het vaststellen van een zorgregeling dan ook af (
C/09/675477 / JE RK 24-2027). Nu er geen vastgestelde zorgregeling ligt, komt aan de gecertificeerde instelling de bevoegdheid toe om de contacten tussen een met het gezag belaste ouder en de minderjarige te beperken voor zover dat in verband met de uithuisplaatsing van de minderjarige noodzakelijk is. De gecertificeerde instelling kan dus zelf beslissen om de omgang tussen de moeder en [minderjarige 1] voorlopig niet door te laten gaan. De kinderrechter is daarom van oordeel dat het verzoek tot wijziging van de zorgregeling ten aanzien van [minderjarige 1] afgewezen moet worden.
Ten aanzien van [minderjarige 2] en [minderjarige 3]
5.2.
Op grond van artikel 1:265g, tweede lid, BW kan de kinderrechter de vastgestelde regeling wijzigen op de grond dat nadien de omstandigheden zijn gewijzigd, of dat bij het nemen van de beslissing van onjuiste of onvolledige gegevens is uitgegaan. Naar het oordeel van de kinderrechter is er in deze zaak sprake van gewijzigde omstandigheden die maken dat de wijziging van de zorgregeling tussen de moeder en [minderjarige 2] en [minderjarige 3] noodzakelijk is in hun belang.
5.3.
Daartoe overweegt de kinderrechter als volgt. De afgelopen periode zijn er in toenemende mate zorgen over de omgangsmomenten. De zorgen zijn gelegen in de onvoorspelbare houding van de moeder en haar psychische toestand. Daarnaast zijn er meerdere keren gevaarlijke voorwerpen (een mes en een schaar) bij de moeder gezien. Hoewel de zorgen meermaals met de moeder zijn besproken en er verscherpte afspraken zijn gemaakt over de bezoeken, lukt het haar onvoldoende om zich aan de veiligheidsafspraken te houden. Op dit moment geeft Jeugdformaat, de organisatie die de bezoeken begeleidt, aan de begeleiding niet meer te kunnen faciliteren. Jeugdformaat adviseert de begeleiding neer te leggen bij een organisatie die GGZ-expertise heeft. De kinderrechter vindt het - net als alle betrokkenen - van belang dat het contact tussen de moeder en de kinderen zo snel mogelijk wordt hervat. In de huidige situatie is het echter onvoldoende veilig en voorspelbaar om de bezoeken zonder begeleiding voort te zetten. De kinderrechter zal daarom de vastgestelde zorgregeling tijdelijk opschorten, zijnde voor de duur van zes weken, en het verzoek voor het overige aanhouden. Dat betekent dat de zorgregeling tussen de moeder en [minderjarige 2] en [minderjarige 3] wordt opgeschort tot 12 augustus 2025. Over zes weken zal opnieuw naar de situatie worden gekeken en moet blijken of de fysieke contactmomenten weer hervat kunnen worden. In dat kader verzoekt de kinderrechter de gecertificeerde instelling om uiterlijk een week voorafgaand aan de nieuwe zitting een schriftelijke update aan de rechtbank en de belanghebbenden te zenden. Daarin dient in ieder geval opgenomen te worden of het resterende deel van het verzoek wordt gehandhaafd of niet, hoe het met de moeder en de kinderen gaat en wat het plan is om de bezoeken weer te kunnen hervatten.
5.4.
De kinderrechter verklaart de beslissing uitvoerbaar bij voorraad, zoals is verzocht. Dat wil zeggen dat de beslissing direct geldt, ook als iemand in hoger beroep gaat.

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1.
bepaalt dat de bij beschikking van 5 december 2024 vastgestelde zorgregeling voor [minderjarige 2] en [minderjarige 3] wordt opgeschort tot 12 augustus 2025;
6.2.
houdt de behandeling van het verzoek ten aanzien van [minderjarige 2] en [minderjarige 3] voor het overige aan tot een nader te bepalen zitting,
gelegen voor 12 augustus 2025;
6.3.
gelast de griffier tegen voornoemde zitting op te roepen;
  • de gecertificeerde instelling;
  • de moeder:
  • de advocaat van de moeder: mr. A.L. Witteveen;
  • de pleegouders van [minderjarige 2] en [minderjarige 3] ;
  • [minderjarige 2] voor een kindgesprek;
6.4.
bepaalt dat de gecertificeerde instelling
uiterlijk een weekvoorafgaand aan de voornoemde zitting een schriftelijke update als bedoeld in 5.3 aan de rechtbank en de belanghebbenden zendt;
6.5.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
6.6.
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beslissing is gegeven en in het openbaar uitgesproken op 25 juni 2025 door mr. M. de Kleine, kinderrechter, in aanwezigheid van mr. J.M. Dreef als griffier, en op schrift gesteld op 9 juli 2025.
Tegen eindbeslissingen in deze beschikking is hoger beroep mogelijk bij het gerechtshof Den Haag. Hiervoor is een advocaat nodig. Wie kunnen hoger beroep instellen:
  • degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • andere belanghebbenden, binnen drie maanden na de betekening van deze beschikking of binnen drie maanden nadat zij op andere wijze daarvan kennis hebben genomen.