ECLI:NL:RBDHA:2025:1240
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van het beroep tegen het niet in behandeling nemen van een asielaanvraag op basis van de Dublinverordening
In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Utrecht, wordt het beroep van eiser tegen het niet in behandeling nemen van zijn asielaanvraag beoordeeld. De minister van Asiel en Migratie heeft de aanvraag op 12 december 2024 afgewezen, omdat Spanje verantwoordelijk is voor de behandeling van de aanvraag. De rechtbank heeft op 31 december 2024 de zaak behandeld, waarbij eiser, zijn gemachtigde, een tolk en de gemachtigde van de minister aanwezig waren.
De rechtbank oordeelt dat de minister terecht heeft besloten de aanvraag niet in behandeling te nemen, op basis van de Dublinverordening. Eiser heeft aangevoerd dat hij geen toegang heeft tot de asielprocedure in Spanje, maar de rechtbank stelt vast dat de minister mag uitgaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel. Dit betekent dat de minister ervan uit kan gaan dat Spanje zijn internationale verplichtingen nakomt. Eiser heeft niet voldoende bewijs geleverd dat er sprake is van structurele tekortkomingen in het Spaanse asiel- en opvangsysteem.
De rechtbank concludeert dat de minister geen aanleiding had om het asielverzoek van eiser op grond van artikel 17 van de Dublinverordening aan zich te trekken. De enkele aanwezigheid van familieleden in Nederland is niet voldoende om te concluderen dat de overdracht van eiser aan Spanje zou leiden tot onevenredige hardheid. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, wat betekent dat de beslissing van de minister in stand blijft. De uitspraak is gedaan door mr. P.J.M. Mol en bekendgemaakt op 9 januari 2025.