ECLI:NL:RBDHA:2025:1237

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
3 februari 2025
Publicatiedatum
3 februari 2025
Zaaknummer
NL24.49694
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Overdracht van asielzoeker aan Spanje op basis van Dublinverordening

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Groningen, op 3 februari 2025 uitspraak gedaan in het beroep van een Syrische asielzoeker tegen het besluit van de minister van Asiel en Migratie om zijn asielaanvraag niet in behandeling te nemen. De rechtbank oordeelt dat de minister zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat Spanje verantwoordelijk is voor de behandeling van de asielaanvraag van eiser, op basis van de Dublinverordening. Eiser had aangevoerd dat hij in Spanje te maken zou krijgen met onmenselijke detentie- en leefomstandigheden, en dat hij het risico liep op pushbacks naar derde landen. De rechtbank overweegt echter dat de minister er in het algemeen vanuit mag gaan dat Spanje zijn verdragsverplichtingen nakomt, tenzij eiser kan aantonen dat er structurele tekortkomingen zijn in het Spaanse asiel- en opvangsysteem. De rechtbank concludeert dat eiser niet voldoende bewijs heeft geleverd om aan te tonen dat zijn overdracht aan Spanje in strijd zou zijn met zijn mensenrechten. De rechtbank verklaart het beroep kennelijk ongegrond en bevestigt het besluit van de minister om eiser over te dragen aan Spanje. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.49694

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam], eiser,

V-nummer: [nummer],
(gemachtigde: mr. H. Meijerink),
en

de minister van Asiel en Migratie, de minister.

Inleiding

1. Eiser stelt van Syrische nationaliteit te zijn en te zijn geboren op [geboortedatum]. Hij heeft asiel aangevraagd. De minister heeft de aanvraag met het bestreden besluit van 11 december 2024 niet in behandeling genomen omdat Spanje verantwoordelijk is voor de aanvraag. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen het niet in behandeling nemen van de aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd.
1.1.
De rechtbank doet op grond van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak zonder zitting.
1.2.
Het verzoek een voorlopige voorziening te treffen staat geregistreerd onder het zaaknummer NL24.49695. Hierop wordt bij afzonderlijke uitspraak beslist.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt het niet in behandeling nemen van de asielaanvraag van eiser aan de hand van de beroepsgronden die eiser heeft aangevoerd.
3. De rechtbank verklaart het beroep kennelijk ongegrond. Dat betekent dat eiser ongelijk krijgt en het niet in behandeling nemen van zijn aanvraag in stand blijft. Hierna legt de rechtbank uit, hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Totstandkoming van het besluit
4. De Europese Unie heeft gezamenlijke regelgeving over het in behandeling nemen van asielaanvragen, die in de Dublinverordening staat. [1] Op grond van de Dublinverordening neemt de minister een asielaanvraag niet in behandeling als is vastgesteld dat een andere lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan. [2] In dit geval heeft Nederland, op 24 september 2024, bij Spanje een verzoek om terugname gedaan. Spanje heeft dit verzoek, op 11 oktober 2024 op grond van artikel 13 eerste lid van de Dublinverordening, aanvaard.
Verwijzing naar zienswijze
5. De rechtbank overweegt, dat de algemene stelling van eiser in beroep dat de zienswijze als herhaald en ingelast dient te worden beschouwd, onvoldoende is om te kunnen aanmerken als een beroepsgrond waar de rechtbank over moet beslissen. De minister is in het besluit ingegaan op de zienswijze van eiser. De rechtbank zal daarom de stellingen in de zienswijze, waarvan eiser in beroep niet concreet heeft aangegeven waarom de reactie van de minister daarop volgens hem niet juist of niet toereikend is niet bespreken.
Is overdracht in strijd met de internationale verplichtingen?
6. Eiser voert aan, dat in Spanje de detentie- en leefomstandigheden waaraan hij zal worden blootgesteld en de kwaliteit van de asielprocedure in strijd zijn met artikel 3 van het Europees Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) en artikel 4 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie (het Handvest). Hij wijst ter toelichting hiervan op zijn ervaringen in Spanje. Eiser stelt, dat hij twee keer te maken heeft gehad met pushbacks door de Spaanse autoriteiten, doordat hij vlak voor de kust van Spanje is teruggestuurd naar Marokko. Eiser stelt verder, dat hij geen garantie heeft dat hij bij terugkeer niet opnieuw slachtoffer wordt van pushbacks en refoulement. Volgens eiser is de opvang in Spanje zeer slecht en onveilig. Er vonden conflicten en mishandelingen plaats, de vreemdelingen kregen geen eten en mochten alleen onder toezicht naar het toilet. Eiser stelt vier maanden in een gesloten opvang te hebben gezeten in Spanje en heeft daardoor negatieve ervaringen met detentie in Spanje.
6.1.
De beroepsgrond slaagt niet. De rechtbank overweegt dat, gelet op het interstatelijk vertrouwensbeginsel, de minister er in het algemeen vanuit mag gaan, dat Spanje zijn verdragsverplichtingen nakomt. [3] Van dit uitgangspunt wordt slechts afgeweken, wanneer eiser aannemelijk maakt dat het asiel- en opvangsysteem in Spanje dusdanige tekortkomingen vertoont, dat hij bij overdracht aan Spanje een reëel risico loopt op een behandeling, die in strijd is met artikel 3 van het EVRM of 4 van het Handvest. Daarvan is pas sprake, als die tekortkomingen structureel zijn en een bijzonder hoge drempel van zwaarwegendheid bereiken. [4]
6.2.
De rechtbank ziet in wat eiser heeft aangevoerd geen aanleiding voor het oordeel, dat in dit geval niet kan worden uitgegaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel. Verder heeft eiser niet aannemelijk gemaakt, dat Spanje vreemdelingen, die in het kader van de Dublinverordening worden overgedragen, door middel van pushbacks terugstuurt naar derde landen zonder hun asielverzoek te behandelen. Het is daarnaast niet gebleken, dat eiser als Dublinclaimant bij of na zijn overdracht aan Spanje in een vergelijkbare situatie terecht zal komen als vreemdelingen die illegaal de buitengrens van Spanje oversteken. Eiser wordt via een claimakkoord overgedragen, zodat het voor de autoriteiten in Spanje duidelijk is dat eiser een Dublinclaimant is. Eiser heeft verder niet aannemelijk gemaakt dat hij als Dublinclaimant in Spanje in detentie zal worden geplaatst. Uit de verklaringen van eiser blijkt niet, dat sprake is van structurele of herhaalde tekortkomingen in de Spaanse asielprocedure. Het ligt op de weg van eiser, om over een onrechtmatige behandeling te klagen bij de autoriteiten in Spanje of de (hoogste) rechter. Het is niet gebleken dat eiser heeft geprobeerd te klagen, of om hulp te zoeken en het is ook niet gebleken dat klagen niet mogelijk is.
Motivering van het besluit
7. Eiser betoogt verder, dat het besluit onvoldoende is gemotiveerd en onzorgvuldig tot stand is gekomen. De minister is volgens eiser in het besluit niet ingegaan op alle door hem aangedragen bezwaren.
7.1.
De rechtbank volgt eiser niet in zijn betoog, dat het bestreden besluit onzorgvuldig tot stand is gekomen of onvoldoende is gemotiveerd. De minister heeft naar het oordeel van de rechtbank alle relevante door eiser aangedragen bezwaren meegewogen in het besluit en voldoende duidelijk gemotiveerd, waarom geen toepassing wordt gegeven aan artikel 16 of artikel 17 van de Dublinverordening.
Is bij overdracht sprake van een onevenredige hardheid?
8. Eiser betoogt tot slot, dat er sprake is van een onevenredige hardheid als hij wordt overgedragen aan Spanje en daardoor wordt gescheiden van zijn familie in Nederland. Eiser voert aan, dat zijn broer met kinderen in Nederland woont. Eiser stelt, dat hij in Syrië voor de kinderen van zijn broer zorgde, terwijl zijn broer zich in Libië bevond.
8.1.
Uitgaande van de hier van toepassing zijnde terughoudende toets is de rechtbank van oordeel dat de minister zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen, dat geen sprake is van bijzondere, individuele omstandigheden op grond waarvan moet worden afgezien van overdracht aan Spanje. Eiser heeft de individuele omstandigheden niet met stukken of anderszins onderbouwd. De rechtbank ziet in wat eiser aanvoert geen reden op grond waarvan de minister was gehouden de asielaanvraag aan zich te trekken, gelet op artikel 17 van de Dublinverordening.
8.2.
Voor zover eiser een beroep doet op artikel 16 van de Dublinverordening overweegt de rechtbank, dat de lidstaten er normaal gesproken voor zorgen dat iemand kan blijven bij, of wordt verenigd met, zijn kind, broer of zus, of ouder als zij afhankelijk zijn van elkaars hulp. De afhankelijkheid moet zijn gebaseerd op een zwangerschap, een pasgeboren kind, een ernstige ziekte, een zware handicap of een hoge leeftijd. De voorwaarde is verder dat het betreffende familielid wettig verblijft in één van de lidstaten. Ook moeten er al in het land van herkomst familiebanden hebben bestaan en moet het familielid of de verzoeker in staat zijn voor de afhankelijke persoon te zorgen. Ten slotte moeten de betrokkenen schriftelijk hebben verklaard dat zij dit wensen. De rechtbank is van oordeel dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat aan bovenstaande vereisten wordt voldaan, nu eiser geen documenten of anderszins heeft overgelegd ter onderbouwing van zijn stellingen. De rechtbank is van oordeel dat de minister voldoende heeft gemotiveerd dat geen toepassing wordt gegeven aan artikel 16 van de Dublinverordening.

Conclusie en gevolgen

9. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiser mag worden overgedragen aan Spanje. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. F. Sijens, rechter, in aanwezigheid van mr. K.E. Mulder, griffier en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Informatie over verzet
Als partijen het niet eens zijn met deze uitspraak, kunnen zij een verzetschrift sturen naar de rechtbank waarin zij uitleggen waarom zij het niet eens zijn met deze uitspraak. Het verzetschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Als partijen graag een zitting willen om het verzetschrift toe te lichten, moeten zij dit in het verzetschrift vermelden.

Voetnoten

1.Verordening (EU) nr. 604/2013.
2.Dit staat ook in artikel 30, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000.
3.Uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 24 juni 2024, ECLI:NL:RVS:2024:2548.
4.Het arrest van het Hof van Justitie van 19 maart 2019, ECLI:EU:C:2019:218 (Jawo).