ECLI:NL:RBDHA:2025:1234
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek voorlopige voorziening asielaanvraag op grond van Dublinverordening
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 9 januari 2025 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening in het kader van een asielaanvraag. De verzoeker, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde mr. F. Jansen, had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De aanvraag werd door de Minister van Asiel en Migratie, vertegenwoordigd door mr. A. Hadfy-Kovâcs, niet in behandeling genomen, omdat Kroatië volgens de Dublinverordening verantwoordelijk was voor de behandeling van de asielaanvraag.
De verzoeker heeft hiertegen beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 31 december 2024 behandeld, waarbij de verzoeker aanwezig was met een waarnemer en een tolk, dhr. M.L. Barbary. De minister was vertegenwoordigd door zijn gemachtigde.
In de uitspraak van 9 januari 2025 heeft de voorzieningenrechter geoordeeld dat, aangezien er op dezelfde dag uitspraak is gedaan in een andere zaak (NL24.49618) die betrekking heeft op het beroep van de verzoeker, er geen noodzaak meer was voor een voorlopige voorziening. Het verzoek is daarom afgewezen. Tevens is er geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt en er staat geen hoger beroep of verzet open tegen deze beslissing.