ECLI:NL:RBDHA:2025:12323

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
10 juli 2025
Publicatiedatum
10 juli 2025
Zaaknummer
NL25.16397
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag van een Gambiaanse homoseksuele man met betrekking tot zijn seksuele gerichtheid en de beoordeling door de minister van Asiel en Migratie

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedateerd 10 juli 2025, wordt de afwijzing van de asielaanvraag van eiser, een Gambiaanse man, behandeld. Eiser heeft op 7 januari 2023 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel, die door de minister van Asiel en Migratie op 11 maart 2025 als ongegrond is afgewezen. De rechtbank heeft op 3 juli 2025 de zaak behandeld, waarbij eiser, zijn gemachtigde, een tolk en de gemachtigde van de minister aanwezig waren. De rechtbank oordeelt dat de minister voldoende rekening heeft gehouden met het referentiekader van eiser, die homoseksueel is en in Gambia is opgegroeid, waar homoseksualiteit verboden is. Eiser heeft verklaard dat hij op jonge leeftijd zijn seksuele geaardheid ontdekte, maar de minister heeft geoordeeld dat hij onvoldoende inzicht heeft gegeven in zijn persoonlijke beleving van deze geaardheid. De rechtbank concludeert dat de afwijzing van de asielaanvraag in stand kan blijven, omdat eiser niet overtuigend heeft aangetoond dat hij gevaar loopt bij terugkeer naar Gambia. De rechtbank wijst erop dat eiser onvoldoende heeft verklaard over zijn ervaringen en de betekenis van zijn homoseksualiteit in de context van de Gambiaanse cultuur. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en er wordt geen proceskostenvergoeding toegekend.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: NL25.16397

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam 1] , V-nummer: [v-nummer], eiser,

(gemachtigde: mr. V.L. van Wieringen),
en

de minister van Asiel en Migratie,

(gemachtigde: mr. O. Sari).

Samenvatting

1. Deze uitspraak gaat over de afwijzing van de asielaanvraag van eiser als bedoeld in artikel 28 van de Vw 2000 [1] . Eiser is het hier niet mee eens. Hij voert daartoe een aantal beroepsgronden aan. Aan de hand van deze beroepsgronden beoordeelt de rechtbank de afwijzing van de asielaanvraag.
1.1.
De rechtbank komt in deze uitspraak tot het oordeel dat de afwijzing van de asielaanvraag in stand kan blijven. Hieronder legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.

Procesverloop

2. Eiser heeft op 7 januari 2023 een aanvraag om verlening van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. De minister heeft met het bestreden besluit van 11 maart 2025 deze aanvraag in de verlengde procedure afgewezen als ongegrond. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld.
2.1.
De rechtbank heeft het beroep op 3 juli 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigde van eiser, een tolk en de gemachtigde van de minister. Ook was aanwezig A.T.G.A. Kortekaas van LGBT Asylum Support.

Beoordeling door de rechtbank

Het asielrelaas
3. Eiser legt aan zijn asielaanvraag ten grondslag dat hij de Gambiaanse nationaliteit heeft en tot de Mandinka bevolkingsgroep hoort. Eiser is in Gambia door zijn buurman, [naam 2] betrapt toen hij met een Engelsman genaamd [naam 3] zoende. Eiser ontmoette [naam 3] ’s-avonds in een lodge na een eerdere kennismaking op het strand. Eiser kan niet terugkeren naar Gambia omdat hij homoseksueel is.
Het bestreden besluit
4. Het asielrelaas van eiser bevat volgens de minister de volgende relevante elementen:
Identiteit, nationaliteit en herkomst;
Homoseksuele gerichtheid en problemen daaromtrent.
De minister heeft de identiteit, nationaliteit en herkomst van eiser deels geloofwaardig geacht. Op basis van de taal en het beantwoorden van vragen in het kader van herkomstonderzoek wordt wel uitgegaan van eisers nationaliteit en herkomst. Eisers homoseksuele gerichtheid en problemen daaromtrent zijn volgens de minister niet geloofwaardig. Volgens de minister vormen eisers verklaringen geen samenhangend en aannemelijk geheel. De minister overweegt hierbij, onder andere, dat eiser niet gevolgd wordt in zijn verklaring dat hij op twaalf- of dertienjarige leeftijd erachter kwam dat hij homoseksueel is, maar hier verder nooit iets mee heeft gedaan tot aan een moment kort voor vertrek uit Gambia. Eiser weet bovendien slechts weinig te verklaren over [naam 3] . Dat [naam 2] of iemand anders eiser iets aan ging doen nadat hij betrapt was met de Engelsman, is evenmin aangetoond met het relaas. De minister overweegt tot slot dat eiser minimaal heeft verklaard over zijn bezoeken aan het COC en de ervaren vrijheid in Nederland, zodat deze verklaringen niet leiden tot een ander oordeel.
Standpunten van partijen
5. Eiser stelt zich op het standpunt dat zijn verklaringen over hij hoe zijn homoseksuele gerichtheid ontdekte aannemelijk en authentiek zijn. Deze verklaringen zijn gelet op zijn geringe ervaring met relaties, seksualiteit en zijn eigen ontwikkeling geloofwaardig. De minister heeft naar de mening van eiser onvoldoende rekening gehouden met het referentiekader van eiser. In dat kader betoogt eiser dat de minister onvoldoende rekening heeft gehouden met zijn jonge leeftijd, de Gambiaanse cultuur en eisers ervaringen.
5.1.
Eiser meent bovendien dat het aannemelijk is dat iemand die vanaf zijn 12e /13e jaar homoseksueel is of homoseksuele gedachten heeft, daar een aantal jaren niets mee doet. Dat eiser op enig moment wel een spannend avontuur aangaat past wel bij de leeftijd die hij dan heeft. Dat eiser op de avances en de uitnodiging inging en daarmee iets gevaarlijk deed is niet rationeel te noemen, maar maakt het relaas op zich niet ongeloofwaardig. Mensen doen voor liefde en lust immers allerlei dingen die niet rationeel zijn. Dat eiser ook nu nog enigszins terughoudend is waar het gaat om het aangaan van relaties maakt zijn geaardheid niet bij voorbaat ongeloofwaardig. Eiser is nog jong en durft zich nog niet makkelijk te uiten. Daarnaast had het op de weg van de minister gelegen om door te vragen, wanneer de minister de antwoorden van eiser ontoereikend achtte. Eiser stelt tot slot dat de deelname aan de activiteiten van COC zijn homoseksuele gerichtheid verder aannemelijk maken.
6. Volgens de minister zijn de homoseksuele gerichtheid van eiser en de problemen daaromtrent ongeloofwaardig geacht omdat eiser geen, althans onvoldoende, inzicht heeft gegeven in de wijze waarop hij zich van zijn seksuele geaardheid bewust is geworden. Het blijft volgens de minister bij oppervlakkige verklaringen die geen duidelijkheid scheppen over, bijvoorbeeld, wat de gestelde bewustwording voor hem betekende tegen de achtergrond dat homoseksualiteit in zijn land niet wordt geaccepteerd. Waarom eiser daar – gelet op zijn referentiekader – niet overtuigend over kon verklaren, licht eiser niet toe. Eiser is als volwassene, op eenentwintigjarige leeftijd, naar Nederland gekomen en heeft tot zijn achttiende jaar educatie gehad. In het bestreden besluit is reeds overwogen dat eiser een goede taalontwikkeling heeft en over meerdere onderwerpen goed kan spreken. Ook stelt de minister dat eiser al twee jaar in Nederland verblijft en daarom verwacht mag worden dat hij - in samenhang bezien met de verklaring zich vrij te voelen in Nederland en naar het COC te gaan om zichzelf te ontdekken – meer kan verklaren over zijn ervaringen.
6.1.
Voorts is de minister van mening dat de ervaring met [naam 3] in sterk contrast staat met de geschetste terughoudendheid en geringe ervaring van eiser op het moment van het incident. Eiser stelt zelf nog nooit op enig ander moment uiting te hebben gegeven aan zijn homoseksuele geaardheid. Dat eiser dan bereid is om ineens zo’n groot risico te nemen, enkel omdat op het strand blikken van aantrekking zijn uitgewisseld, is niet te volgen. De minister heeft daarbij ook gewezen op de tijd die er tussen de ontmoeting op het strand en de latere ontmoeting in de lodge zat, waarin eiser nog kon bedenken of hij ook daadwerkelijk gehoor zou geven aan de uitnodiging. De minister heeft er ook op gewezen dat eiser in Nederland wederom een terughoudende houding aanneemt die in sterk contrast staat met het gedrag tijdens het incident. De uitleg van eiser dat dit irrationele besluit is te wijten aan de puberteit is onvoldoende en kan niet worden gevolgd.
Heeft de minister voldoende rekening gehouden met het referentiekader van eiser?
7. De rechtbank is van oordeel dat de minister voldoende rekening heeft gehouden met het referentiekader van eiser. In het besluit is overwogen dat eiser op volwassen leeftijd van Gambia naar Nederland gereisd, 22 jaar is en sinds januari 2023 in Nederland is. Ook is overwogen dat eiser scholing in het Engels heeft genoten en dat daarom betere verklaringen van eiser verwacht mogen worden. Er is in het voornemen verder overwogen dat eiser een goede taalontwikkeling heeft en over meerdere onderwerpen goed kan spreken. Door eiser is niet nader onderbouwd waarom het referentiekader op deze punten niet zou kloppen dan wel op welke punten eiser onvoldoende heeft kunnen verklaren als gevolg van het referentiekader. Eisers stelling dat het gegeven dat hij goed kan verklaren over bepaalde onderwerpen niet per se maakt dat hij ook goed over zijn gevoelens kan spreken, leidt niet tot een ander oordeel. In dit kader heeft de minister kunnen overwegen dat eiser inmiddels al enige jaren in Nederland verblijft en heeft verklaard dat hij vrijheid ervaart bij het COC en eveneens de vrijheid voelt om te zeggen dat hij homoseksueel is.
Heeft de minister niet ten onrechte geoordeeld dat eiser zijn geaardheid niet aannemelijk heeft gemaakt?
8. De rechtbank is van oordeel dat de minister niet ten onrechte heeft geoordeeld dat eiser zijn geaardheid niet aannemelijk heeft gemaakt. De minister heeft hierbij kunnen overwegen dat eiser weinig inzicht heeft gegeven over zijn persoonlijke beleving van zijn seksuele gerichtheid. De minister heeft in dit kader van eiser mogen verwachten dat hij meer inzicht geeft in zijn gevoelens toen hij op 12/13e jarige leeftijd ontdekte dat hij homoseksueel was maar hier niets mee kon doen, omdat homoseksualiteit in Gambia verboden is. Verder heeft de minister kunnen overwegen dat van eiser mag worden verwacht dat hij een goede uitleg geeft voor het na een korte ontmoeting zoenen in de deuropening en openbaarheid van de lodge met iemand die hij die middag had ontmoet. Dit te meer nu eiser heeft verklaard niet eerder te hebben gehandeld naar zijn geaardheid, zijn handelen volgens hem erg gevaarlijk is geweest en hij hierdoor heeft moeten vluchten. De minister heeft tot slot kunnen tegenwerpen dat het incident bovendien niet strookt met de verklaringen van eiser dat hij terughoudend is met het aangaan van relaties en daarom in Nederland een passieve houding aanneemt. Dat er onvoldoende zou zijn doorgevraagd, is de rechtbank niet gebleken. Uit het gehoor blijkt immers dat eiser over de verschillende onderwerpen is bevraagd en dat er in het kader van de ontdekking van zijn gestelde geaardheid als ook in het kader van zijn beleving bij zijn geaardheid is doorgevraagd.
8.1.
De rechtbank is verder van oordeel dat de minister voldoende heeft gemotiveerd dat eisers activiteiten in Nederland niet maken dat het asielmotief alsnog geloofwaardig moet worden geacht. Hierbij heeft de minister kunnen overwegen dat eiser in Nederland de kans heeft gehad zich te ontplooien, o.a. bij het COC, maar nog altijd onvoldoende inzicht heeft geboden in zijn ervaringen en beleving van zijn gerichtheid geeft. In dit licht heeft de minister ook kunnen overwegen dat eiser ondanks zijn bezoeken aan COC weinig kan vertellen over waarom dit voor hem belangrijk is en dat eiser slechts weinig invulling geeft aan de door hem genoemde vrijheid in Nederland, ondanks dat hij hier al enkele jaren verblijft.
8.2.
Ten aanzien van de door eiser daags voor de zitting overgelegde stukken is de rechtbank van oordeel dat de minister ter zitting voldoende heeft gemotiveerd dat deze stukken er evenmin toe leiden dat het asielmotief alsnog geloofwaardig moet worden geacht. De minister heeft kunnen overwegen dat de verklaring van het COC weliswaar ondersteunt dat eiser deelneemt aan verschillende activiteiten, maar dat de deelname aan deze activiteiten nog niet maakt dat eiser gevolgd moet worden in zijn gestelde homoseksuele geaardheid. De minister heeft in dat kader kunnen concluderen dat eiser slechts in algemeenheden heeft verklaard over wat de bijeenkomsten voor hem betekenen. De minister heeft daarom in de ingebrachte stukken geen aanleiding hoeven zien om de gestelde seksuele geaardheid van eiser alsnog geloofwaardig te achten.

Conclusie en gevolgen

9. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat de afwijzing van de aanvraag in stand blijft. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R. Tesfai, rechter, in aanwezigheid van mr. D.G. van den Berg, griffier, en openbaar gemaakt door middel van gepseudonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
De uitspraak is openbaar gemaakt en bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 4 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Vreemdelingenwet 2000