ECLI:NL:RBDHA:2025:12303

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
10 juni 2025
Publicatiedatum
10 juli 2025
Zaaknummer
C/09/683734 / FA RK 25-2878
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek voorlopige voorzieningen voor alimentatie wegens gebrek aan spoedeisend belang

Op 10 juni 2025 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een zaak betreffende een verzoek om voorlopige voorzieningen in het kader van alimentatie. De vrouw, bijgestaan door haar advocaat mr. G.B. van de Bunt, verzocht om een voorlopige voorziening op grond van artikel 223 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv). De man, vertegenwoordigd door zijn advocaat mr. J.T.R.J. Bracke, voerde verweer tegen dit verzoek. De rechtbank, onder leiding van kinderrechter mr. C. de Jong-Kwestro, heeft vastgesteld dat de partijen ouders zijn van een minderjarige, geboren in 2016, en dat zij gezamenlijk gezag uitoefenen. De vrouw verzocht om een voorlopige voorziening voor alimentatie, maar de rechtbank oordeelde dat er geen sprake was van een spoedeisend belang. De man betaalt sinds 2021 de hypotheeklasten van de voormalige echtelijke woning en doet maandelijks een bijdrage op een rekening voor de minderjarige. De rechtbank concludeerde dat de vrouw geen spoedeisend belang had, vooral gezien de hoge kosten van de internationale school van de minderjarige, die zij zelf had gekozen. De rechtbank wees het verzoek van de vrouw af, waardoor de zelfstandige verzoeken van de man niet meer aan de orde kwamen. De uitspraak werd mondeling gedaan en is op 17 juni 2025 verzonden.

Uitspraak

Rechtbank den haag

Enkelvoudige kamer
Rekestnummer: FA RK 25-2878
Zaaknummer: C/09/683734

Voorlopige voorzieningen ex 223 Rv (alimentatie)

Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak

gedaan op de zitting van 10 juni 2025 – met gesloten deuren gehouden – van het op
15 april 2025 ingediende verzoekschrift van:

[de vrouw] ,

de vrouw,
wonende op een bij de rechtbank bekend adres,
advocaat: mr. G.B. van de Bunt in Putten.
Als belanghebbende wordt aangemerkt:

[de man] ,

de man,
wonende op een bij de rechtbank bekend adres,
advocaat: mr. J.T.R.J. Bracke in Den Haag.
Zitting heeft mr. C. de Jong-Kwestro, kinderrechter, bijgestaan door mr. P.M.A. van Oosten als griffier.
Verschenen zijn:
  • de vrouw, bijgestaan door haar advocaat en tolk C. Mutiu;
  • de man, bijgestaan door zijn advocaat en tolk J.W. Bos.
De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat er op de zitting is besproken.
Na afloop van de mondelinge behandeling heeft de rechtbank met toepassing van artikel 29a van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) op de zitting onmiddellijk mondeling uitspraak gedaan
.Deze luidt als volgt.

De gronden van de beslissing

De rechtbank stelt vast dat partijen de ouders zijn van [minderjarige] , geboren op
[geboortedatum] 2016 in [geboorteplaats] . De ouders oefenen het gezamenlijk gezag over [minderjarige] uit. [minderjarige] verblijft bij de moeder.
De vrouw verzoekt om bij wijze van voorlopige voorzieningen op grond van artikel 223 Rv te bepalen dat:
  • de man met ingang van de datum van het verzoekschrift een voorlopige kinderalimentatie voor [minderjarige] van € 1.292,- per maand zal betalen, bij vooruitbetaling aan de vrouw te voldoen, te vermeerderen met het bedrag van iedere uitkering die de man op grond van geldende wetten of regeling voor [minderjarige] kan of zal worden verstrekt;
  • de man met ingang van de datum van het verzoekschrift een voorlopige partneralimentatie van € 281,- netto per maand aan de vrouw zal betalen, telkens bij vooruitbetaling te voldoen,
voor zover mogelijk met uitvoerbaarverklaring bij voorraad.
De man voert verweer dat hierna – voor zover nodig – zal worden besproken.
Daarnaast verzoekt de man zelfstandig te bepalen dat:
  • indien en zodra in de gezagsgeschilprocedure lopende onder zaaknr. C/09/683562 bij beschikking wordt toegewezen het zelfstandige verzoek van de man om vervangende toestemming te verlenen om [minderjarige] uit te schrijven van de huidige privéschool [schoolnaam] en in te schrijven op een openbare Nederlandse school voor het volgend schooljaar 2025-2026, de man met ingang van de datum van de te nemen beschikking een voorlopige kinderalimentatie voor [minderjarige] van € 421,- per maand en een voorlopige partneralimentatie van € 143,- per maand aan de vrouw zal betalen, althans een zodanig bedrag en met ingang van een datum als de rechtbank in goede justitie acht;
  • zolang [minderjarige] op de privéschool [schoolnaam] blijft de man met ingang van de datum van de te nemen beschikking een voorlopige kinderalimentatie voor [minderjarige] van € 892,- per maand zal betalen en de door de man aan de vrouw te betalen partneralimentatie op nihil wordt gesteld, althans een zodanig bedrag en met ingang van een datum als de rechtbank in goede justitie acht.
Op grond van artikel 223 lid 1 Rv kan iedere partij tijdens een aanhangig geding vorderen dat de rechter een voorlopige voorziening zal treffen voor de duur van het geding. Vooropgesteld wordt dat voor vaststelling van een door de man aan de vrouw te betalen kinderalimentatie en partneralimentatie voor de duur van de bodemprocedure in het kader van artikel 223 Rv alleen plaats is, als naar het oordeel van de rechtbank een (spoedeisend) belang bestaat, in die zin dat van de vrouw niet gevergd kan worden dat zij de afloop van de bodemprocedure afwacht.
De rechtbank is, gelet op wat uit het dossier en op de zitting naar voren is gekomen, van oordeel dat er geen sprake is van een (spoedeisend) belang. Gebleken is dat de man sinds 2021 de volledige hypotheeklasten van de voormalige echtelijke woning betaalt, naast zijn eigen huur, terwijl de vrouw met [minderjarige] in de voormalige echtelijke woning verblijft. Daarnaast maakt de man maandelijks een bedrag van € 750,- over op een rekening op naam van [minderjarige] , waarvan de vrouw over de bankpas beschikt. Hoewel dit bedrag niet wordt overgemaakt op de manier waarop de vrouw dat wil, heeft zij wel de beschikking hierover. De vrouw heeft op de zitting aangegeven dat zij geen inzage heeft in de bankrekening op naam van [minderjarige] , maar gebleken is dat zij hiervoor een app op haar telefoon kan installeren. Verder overweegt de rechtbank dat het spoedeisend belang van de vrouw met name ziet op de hoge kosten voor de internationale school van [minderjarige] . Partijen hebben een keuze gemaakt voor die school toen zij nog samen waren. Hun financiële situatie is sinds de echtscheiding veranderd. Het is de keuze van de vrouw om [minderjarige] op die school te laten, ondanks de hoge schoolkosten. Op 16 juni 2025 vindt een zitting plaats in een andere procedure waarin de man (onder meer) verzoekt om vervangende toestemming voor inschrijving van [minderjarige] op een andere school. Aangezien de hoge schoolkosten mogelijk op korte termijn komen te vervallen ziet de rechtbank daarin ook geen spoedeisend belang. De rechtbank wijst daarom het verzoek van de vrouw tot het treffen van een voorlopige voorziening af. Daarmee komt de rechtbank niet meer toe aan een beoordeling van de zelfstandige verzoeken van de man.

De beslissing

De rechtbank:
wijst af het verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening.
Deze mondelinge uitspraak is gedaan door mr. C. de Jong-Kwestro, kinderrechter, en in het openbaar uitgesproken in de aanwezigheid van de griffier, waarvan is opgemaakt dit proces-verbaal dat is verzonden op 17 juni 2025.
Waarvan proces-verbaal.