ECLI:NL:RBDHA:2025:12292
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Eerste beroep vreemdelingenbewaring met ontbrekend zicht op uitzetting
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 10 juli 2025 uitspraak gedaan in een beroep tegen een maatregel van bewaring die aan eiser was opgelegd door de minister van Asiel en Migratie. Eiser, een Nigeriaanse nationaliteit, had op 20 juni 2025 een maatregel van bewaring opgelegd gekregen, maar stelde dat er geen zicht op uitzetting was. Tijdens de zitting op 2 juli 2025 werd het onderzoek geschorst vanwege problemen met de verstaanbaarheid van de tolk. De zitting werd voortgezet op 9 juli 2025, waar de rechtbank vernam dat de geplande uitzetting op 9 juli 2025 was geannuleerd. De rechtbank oordeelde dat er geen zicht op uitzetting was, omdat de aanvraag van eiser om toepassing van artikel 64 van de Vreemdelingenwet niet tijdig was afgehandeld. De rechtbank verklaarde het beroep gegrond, beval de opheffing van de maatregel van bewaring en kende eiser een schadevergoeding toe van € 2.100 voor de onrechtmatige vrijheidsontneming. Tevens werden de proceskosten van eiser vergoed tot een bedrag van € 2.267,50.