ECLI:NL:RBDHA:2025:12269

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
10 juli 2025
Publicatiedatum
10 juli 2025
Zaaknummer
NL25.29106
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening in vreemdelingenrechtelijke zaak met beëindiging EU-verblijfsrecht

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedaan op 10 juli 2025, beslist de voorzieningenrechter op het verzoek om een voorlopige voorziening van de verzoeker, die in deze zaak wordt vertegenwoordigd door mr. F. Zeven. De minister van Asiel en Migratie, vertegenwoordigd door mr. M.J.C. van der Woning, heeft eerder het EU-verblijfsrecht van verzoeker beëindigd en hem als ongewenst vreemdeling verklaard. Verzoeker heeft hiertegen beroep ingesteld. De voorzieningenrechter heeft de minister gevraagd of zij zich verzet tegen het toewijzen van het verzoek om een voorlopige voorziening. De minister heeft op 9 juli 2025 aangegeven zich niet te verzetten tegen de toewijzing van de gevraagde voorziening. Gezien het feit dat de minister geen bezwaren heeft en de voorzieningenrechter geen andere beletselen ziet, wordt het verzoek toegewezen. De voorzieningenrechter heeft de minister ook veroordeeld in de proceskosten, die zijn vastgesteld op € 907,-. De uitspraak is openbaar gemaakt en er staat geen hoger beroep of verzet open tegen deze beslissing. De voorzieningenrechter gebiedt de minister om zich te onthouden van iedere maatregel tot verwijdering of uitzetting van verzoeker totdat de hoorzitting heeft plaatsgevonden en het aanvullende besluit op bezwaar is genomen.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: NL25.29106

uitspraak van de voorzieningenrechter in de zaak tussen

[naam] , V-nummer: [nummer] , verzoeker

(gemachtigde: mr. F. Zeven),
en

de minister van Asiel en Migratie,

(gemachtigde: mr. M.J.C. van der Woning).

Inleiding

1. In deze uitspraak beslist de voorzieningenrechter op het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoeker.
1.1.
Omdat het verzoek kennelijk gegrond is, doet de voorzieningenrechter uitspraak zonder zitting. Artikel 8:83, derde lid, van de Awb [1] maakt dat mogelijk. De voorzieningenrechter legt hierna uit waarom het verzoek kennelijk gegrond is.
1.2.
De minister heeft met het besluit van 10 augustus 2023 het EU-verblijfsrecht van verzoeker beëindigd dan wel ontzegd en hem ongewenst vreemdeling verklaard. Met het bestreden besluit van 15 april 2025 op het bezwaar van verzoeker is de minister bij dit besluit gebleven. Verzoeker heeft hiertegen beroep ingesteld. [2]

Beoordeling door de voorzieningenrechter

2. De voorzieningenrechter heeft de minister gevraagd of zij zich wel of niet verzet tegen het toewijzen van het verzoek om een voorlopige voorziening. In de reactie hierop van 9 juli 2025 heeft de minister aangegeven zich niet te verzetten tegen toewijzing van de voorlopige voorziening.
2.1.
Omdat de minister zich niet verzet tegen toewijzing van de gevraagde voorziening en de voorzieningenrechter ook overigens geen beletselen ziet om deze toe te wijzen, zal met toepassing van artikel 8:83, derde lid, van de Awb het verzoek worden toegewezen.
2.2.
De voorzieningenrechter veroordeelt de minister in de door verzoeker gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 907,- (één punt voor het indienen van het verzoekschrift, met een waarde per punt van € 907,- en een wegingsfactor 1).

Beslissing

De voorzieningenrechter:
  • wijst het verzoek toe;
  • gebiedt de minister om zich te onthouden van iedere maatregel tot verwijdering of uitzetting buiten het grondgebied van Nederland van verzoeker totdat de geplande hoorzitting heeft plaatsgevonden en het aanvullende besluit op bezwaar is genomen;
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten ad € 907,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.G.D. Overmars, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van A.P. Kuiters, griffier, en openbaar gemaakt door geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Voetnoten

1.Algemene wet bestuursrecht.
2.Dit beroep is bekend onder nummer NL25.21279.