In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedaan op 10 juli 2025, beslist de voorzieningenrechter op het verzoek om een voorlopige voorziening van de verzoeker, die in deze zaak wordt vertegenwoordigd door mr. F. Zeven. De minister van Asiel en Migratie, vertegenwoordigd door mr. M.J.C. van der Woning, heeft eerder het EU-verblijfsrecht van verzoeker beëindigd en hem als ongewenst vreemdeling verklaard. Verzoeker heeft hiertegen beroep ingesteld. De voorzieningenrechter heeft de minister gevraagd of zij zich verzet tegen het toewijzen van het verzoek om een voorlopige voorziening. De minister heeft op 9 juli 2025 aangegeven zich niet te verzetten tegen de toewijzing van de gevraagde voorziening. Gezien het feit dat de minister geen bezwaren heeft en de voorzieningenrechter geen andere beletselen ziet, wordt het verzoek toegewezen. De voorzieningenrechter heeft de minister ook veroordeeld in de proceskosten, die zijn vastgesteld op € 907,-. De uitspraak is openbaar gemaakt en er staat geen hoger beroep of verzet open tegen deze beslissing. De voorzieningenrechter gebiedt de minister om zich te onthouden van iedere maatregel tot verwijdering of uitzetting van verzoeker totdat de hoorzitting heeft plaatsgevonden en het aanvullende besluit op bezwaar is genomen.