ECLI:NL:RBDHA:2025:12267

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
10 juli 2025
Publicatiedatum
10 juli 2025
Zaaknummer
NL25.16299
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening in asielzaak

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 10 juli 2025 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening. Verzoekster, bijgestaan door haar gemachtigde mr. K. Janssen, had een aanvraag ingediend bij de Minister van Asiel en Migratie, welke op 2 april 2025 was afgewezen als kennelijk ongegrond. Hiertegen heeft verzoekster beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening. De zitting vond plaats op 3 juli 2025, waarbij verzoekster en haar partner, bijgestaan door een tolk, aanwezig waren, evenals de gemachtigden van beide partijen.

De voorzieningenrechter heeft in zijn overwegingen aangegeven dat er op dezelfde dag een uitspraak is gedaan in een gerelateerde zaak (zaaknummer NL25.16298), waardoor de noodzaak voor een voorlopige voorziening niet meer aanwezig was. Om deze reden heeft de voorzieningenrechter het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen. Tevens is er geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. A.G.D. Overmars, in aanwezigheid van griffier mr. S. Derks, en is openbaar gemaakt via rechtspraak.nl. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: NL25.16299

uitspraak van de voorzieningenrechter in de zaak tussen

[eiseres] , verzoekster,

v-nummer: [v-nummer 1]
mede namens haar minderjarige kinderen
[eiseressen] ,
v-nummers
:[v-nummer 2] ,
(gemachtigde: mr. H.J. Janse),
en

de Minister van Asiel en Migratie,

(gemachtigde: mr. K. Janssen).

Procesverloop

1. De minister heeft met het besluit van 2 april 2025 de aanvraag van verzoekster afgewezen als kennelijk ongegrond.
2. Verzoekster heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Zij heeft verder de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
2.1.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 3 juli 2025, tegelijk met het verzoek van haar partner [1] op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: verzoekster en de partner van verzoekster (bijgestaan door een tolk), de gemachtigde van verzoekster en de gemachtigde van de minister.

Overwegingen

3. Bij uitspraak van vandaag, zaaknummer NL25.16298, heeft de rechtbank uitspraak gedaan op het beroep. Een voorlopige voorziening is daarom niet meer nodig. De voorzieningenrechter wijst het verzoek om die reden af.
4. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.G.D. Overmars, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. S. Derks, griffier en openbaar gemaakt door middel van gepseudonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
De uitspraak is openbaar gemaakt en bekendgemaakt op:
Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Voetnoten

1.Zaak NL25.16306.