Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
uitspraak van de voorzieningenrechter in de zaak tussen
[eiseres] , verzoekster,
[eiseressen] ,
:[v-nummer 2] ,
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 10 juli 2025 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening. Verzoekster, bijgestaan door haar gemachtigde mr. K. Janssen, had een aanvraag ingediend bij de Minister van Asiel en Migratie, welke op 2 april 2025 was afgewezen als kennelijk ongegrond. Hiertegen heeft verzoekster beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening. De zitting vond plaats op 3 juli 2025, waarbij verzoekster en haar partner, bijgestaan door een tolk, aanwezig waren, evenals de gemachtigden van beide partijen.
De voorzieningenrechter heeft in zijn overwegingen aangegeven dat er op dezelfde dag een uitspraak is gedaan in een gerelateerde zaak (zaaknummer NL25.16298), waardoor de noodzaak voor een voorlopige voorziening niet meer aanwezig was. Om deze reden heeft de voorzieningenrechter het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen. Tevens is er geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. A.G.D. Overmars, in aanwezigheid van griffier mr. S. Derks, en is openbaar gemaakt via rechtspraak.nl. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.