Op 10 juli 2025 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een zaak betreffende een eerste beroep tegen vreemdelingenbewaring. Eiser, een Oezbeekse nationaliteit, had beroep ingesteld tegen een besluit van de minister van Asiel en Migratie, die op 20 juni 2025 de maatregel van bewaring had opgelegd. Tijdens de zitting op 2 juli 2025 werd het onderzoek geschorst vanwege problemen met de verstaanbaarheid van de telefonische tolk. De rechtbank besloot het onderzoek voort te zetten op 9 juli 2025, nadat de maatregel van bewaring op 5 juli 2025 was opgeheven. De rechtbank beoordeelde of eiser recht had op schadevergoeding, nu de bewaring was opgeheven voordat het verzoek om opheffing was behandeld. Eiser voerde aan dat hij onterecht was opgehouden en dat er problemen waren met de tolk tijdens het gehoor. De rechtbank oordeelde dat de gronden voor de bewaring feitelijk juist waren en dat er geen schending van de rechten van eiser had plaatsgevonden. Het beroep werd ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding werd afgewezen. De uitspraak werd gedaan door mr. M.L. Weerkamp, in aanwezigheid van griffier mr. W. van Loon.