ECLI:NL:RBDHA:2025:12236
Rechtbank Den Haag
- Bodemzaak
- Rechtspraak.nl
Afwijzing asielaanvraag van Nigeriaanse eiser op basis van politieke overtuiging en activiteiten voor de Biafra-beweging
In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag wordt de afwijzing van de asielaanvraag van een Nigeriaanse eiser behandeld. De eiser, die van Nigeriaanse nationaliteit is, heeft op 23 augustus 2022 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel. De aanvraag werd op 26 juni 2024 door de Minister van Asiel en Migratie afgewezen, met de stelling dat de asielaanvraag ongegrond was. De eiser heeft beroep ingesteld tegen deze afwijzing, waarbij hij verschillende beroepsgronden aanvoert. De rechtbank heeft de zaak op 3 juli 2025 behandeld, waarbij de eiser werd bijgestaan door een gemachtigde en een tolk.
De rechtbank oordeelt dat de afwijzing van de asielaanvraag in stand kan blijven. De eiser heeft aangevoerd dat hij tot de Igbo behoort en dat hij in 2020 uit Nigeria is gevlucht vanwege bedreigingen van zijn ex-vrouw en oom, alsook vanwege zijn politieke activiteiten voor de Biafra-beweging. De rechtbank heeft de argumenten van de eiser beoordeeld en geconcludeerd dat de minister terecht heeft vastgesteld dat de asielaanvraag ongegrond is. De rechtbank heeft vastgesteld dat de minister de motieven van de eiser niet geloofwaardig achtte, met name de bedreigingen en de politieke activiteiten. De rechtbank heeft de beroepsgronden van de eiser verworpen en het beroep ongegrond verklaard, wat betekent dat de eiser geen recht heeft op een verblijfsvergunning asiel.
De uitspraak is openbaar gemaakt en kan worden aangevochten bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen vier weken na verzending van de uitspraak. De rechtbank heeft ook opgemerkt dat de eiser geen recht heeft op vergoeding van proceskosten.