ECLI:NL:RBDHA:2025:12182
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen vrijheidsontnemende maatregel in asielprocedure
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 11 juli 2025 uitspraak gedaan in een beroep tegen een vrijheidsontnemende maatregel die aan eiser was opgelegd op basis van artikel 6, derde lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw). Eiser, die een asielaanvraag had ingediend, was op 10 juni 2025 in bewaring gesteld. Het beroep van eiser was tevens een verzoek om schadevergoeding. De rechtbank heeft vastgesteld dat de maatregel op 21 juni 2025 was opgeheven, maar dat de beoordeling zich richtte op de vraag of de tenuitvoerlegging van de maatregel onrechtmatig was geweest. De rechtbank overwoog dat de verweerder voldoende duidelijk had gemaakt dat eiser in bewaring zou blijven gedurende de behandeling van zijn asielaanvraag. Eiser had verklaard geen bezwaar te hebben tegen de oplegging van de maatregel, en de rechtbank oordeelde dat er geen bijzondere omstandigheden waren die de vrijheidsontneming onevenredig bezwarend maakten. De rechtbank concludeerde dat de maatregel niet in strijd was met het motiveringsbeginsel of het zorgvuldigheidsbeginsel. Het beroep werd ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding werd afgewezen. De uitspraak werd gedaan door mr. C.W. Griffioen, rechter, in aanwezigheid van K.A. Klarenbeek, griffier.