Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[eiser] , eiser,
de minister van Asiel en Migratie, verweerder,
Procesverloop
Overwegingen
Beslissing
www.rechtspraak.nl.
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 30 januari 2025 uitspraak gedaan in een asielprocedure. Eiser, van Somalische nationaliteit, had op 12 augustus 2024 een asielaanvraag ingediend in Nederland. De minister van Asiel en Migratie, verweerder, heeft deze aanvraag niet in behandeling genomen, omdat Duitsland verantwoordelijk is voor de behandeling op basis van de Dublinverordening. Dit besluit is genomen na onderzoek in Eurodac, waaruit bleek dat eiser eerder in Frankrijk om internationale bescherming had verzocht en Duitsland al akkoord was gegaan met een terugnameverzoek.
Eiser heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit, maar is niet verschenen op de zitting. Zijn gemachtigde heeft de zaak vertegenwoordigd. Eiser betoogde dat de besluitvorming onzorgvuldig was en dat verweerder onvoldoende had gemotiveerd waarom zijn asielaanvraag niet inhoudelijk werd behandeld. De rechtbank oordeelde dat verweerder in beginsel mocht uitgaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel, wat betekent dat Duitsland de asielaanvraag van eiser naar verwachting zal behandelen in overeenstemming met de Europese asielrichtlijnen.
De rechtbank concludeerde dat eiser niet had aangetoond dat hij bij overdracht aan Duitsland een reëel risico liep op een behandeling die in strijd is met artikel 3 van het EVRM of artikel 4 van het Handvest. Eiser had ook geen bijzondere omstandigheden aangevoerd die een overdracht aan Duitsland onredelijk zouden maken. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en oordeelde dat verweerder terecht de asielaanvraag van eiser niet in behandeling had genomen. Er was geen aanleiding voor een proceskostenvergoeding.