ECLI:NL:RBDHA:2025:1213

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
30 januari 2025
Publicatiedatum
3 februari 2025
Zaaknummer
C/09/654441 / HA RK 23-384
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot voorlopig deskundigenonderzoek na ongeval met Nationale-Nederlanden

In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 30 januari 2025 uitspraak gedaan in een verzoekschrift van [verzoeker] tot het bevelen van een voorlopig deskundigenonderzoek naar de gevolgen van een ongeval dat plaatsvond op 9 januari 2016. [verzoeker] was betrokken bij een frontale aanrijding met een verzekerde van Nationale-Nederlanden (NN). De rechtbank had eerder een mondelinge behandeling gepland, maar deze werd uitgesteld vanwege onderhandelingen tussen partijen. Uiteindelijk werd het verzoek behandeld op 19 december 2024, waarbij NN verweer voerde tegen het verzoek. NN erkende de aansprakelijkheid, maar betwistte de schade die [verzoeker] zou hebben geleden. De rechtbank oordeelde dat [verzoeker] niet eerlijk had verklaard over zijn mogelijkheden om te werken en zijn financiële situatie. Dit leidde tot de conclusie dat het verzoek tot deskundigenonderzoek niet ter zake dienend was. De rechtbank wees het verzoek af en veroordeelde [verzoeker] in de proceskosten van NN, die in totaal zijn begroot op € 3.653,51. De beslissing werd openbaar uitgesproken door mr. P. Dondorp.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK DEN HAAG
Team handel
Zittingsplaats Den Haag
zaaknummer / rekestnummer: C/09/654441 / HA RK 23-384
Beschikking van 30 januari 2025
in de zaak van
[verzoeker]te [woonplaats],
verzoeker,
advocaat: voorheen mr. M.J.E.C. Camps, thans zonder advocaat,
tegen
NATIONALE-NEDERLANDEN SCHADEVERZEKERING MAATSCHAPPIJ N.V.te Den Haag,
verweerster,
advocaat mr. H. van Katwijk te Ermelo.
Partijen zullen hierna [verzoeker] en NN worden genoemd.
1. De procedure
1.1. Namens [verzoeker] is op 27 september 2023 een verzoekschrift ingediend tot het bevelen van een voorlopig deskundigenonderzoek, met producties 1 tot en met 7. De rechtbank plande een mondelinge behandeling maar die ging niet door vanwege onderhandelingen tussen partijen. De behandeling van het verzoek werd op verzoek van partijen aangehouden.
1.2. Op 7 november 2024 berichtte mr. Camps dat de onderhandelingen waren gestaakt en verzocht hij om voortzetting van de behandeling van het verzoek. De mondelinge behandeling werd vervolgens bepaald op 19 december 2024.
1.3. Op 28 november 2024 berichtte mr. Camps dat hij niet langer als advocaat voor [verzoeker] optreedt en niet bij de zitting aanwezig zal zijn.
1.4. Op 11 december 2024 heeft NN een verweerschrift ingediend, met producties 1 tot en met 14. Uit de door NN indiende stukken blijkt dat het verweerschrift ook aan [verzoeker] is gestuurd, per e-mail en per aangetekende brief.
1.5. Op 19 december 2024 vond de mondelinge behandeling van het verzoek plaats. Via een videoverbinding verschenen de heer Onan namens NN en mr. Van Katwijk voornoemd. Aansluitend aan de mondelinge behandeling volgt deze beslissing.
2. De feiten
2.1. [verzoeker] was op 9 januari 2016 als bestuurder van een personenauto betrokken bij een frontale aanrijding tegen een andere personenauto (hierna: het ongeval). De andere auto werd bestuurd door een verzekerde van NN.
2.2. NN heeft de aansprakelijkheid erkend. Op grond van de Wet aansprakelijkheidsverzekering Motorrijtuigen (WAM) heeft [verzoeker] een rechtstreeks vorderingsrecht jegens NN.
3. Het geschil
3.1. Het verzoek strekt tot het bevelen van een voorlopig deskundigenbericht door een orthopedisch chirurg en een psychiater, en daarbij:
dr. P.A.L. Blokzeijl (Oude Rijssenseweg 18, 7475 SN Markelo) tot deskundige te benoemen;
dr. H.N. Sno (postbus 201, 1500 EE Zaandam) tot deskundige te benoemen;
de standaard IWMD-vraagstelling aan de deskundigen voor te leggen;
Nationale-Nederlanden in de kosten van het deskundigenbericht te veroordelen.
3.2. Aan zijn verzoek tot het houden van een voorlopig deskundigenonderzoek legt [verzoeker] ten grondslag dat het voor de begroting van zijn schade en een juiste schadeafwikkeling nodig is dat (verder) wordt onderzocht welke gevolgen het ongeval voor hem heeft gehad. Hij verwijst onder meer naar het advies van zijn medisch adviseur en een rapport van dr. W.I.M. Verhagen en stelt dat hij aanzienlijke schade heeft geleden en nog lijdt, met name arbeidsvermogensschade, omdat hij door het ongeval (gedeeltelijk) arbeidsongeschikt is.
3.3. NN voert verweer en concludeert primair tot afwijzing van het verzoek met veroordeling van [verzoeker] in de daadwerkelijk gemaakte kosten. NN voert aan dat uit onderzoek blijkt dat [verzoeker] herhaaldelijk in strijd met de waarheid heeft verklaard over zijn mogelijkheden om te werken, zijn dagelijks leven en zijn vermogen, met als kennelijk oogmerk een schadevergoeding te verkrijgen waarop geen recht bestaat. Het verzoek is volgens NN in strijd met de goede procesorde en [verzoeker] heeft ook onvoldoende belang bij het deskundigenonderzoek dat hij wil laten uitvoeren omdat hij [verzoeker] fulltime werkzaam is en er dus geen sprake is van beperkingen die hem daarbij hinderen. [verzoeker] is met de onderzoeksbevindingen geconfronteerd en NN heeft hem voorgesteld het verzoekschrift in te trekken zodat geen verdere kosten werden gemaakt. Hij heeft de procedure niettemin doorgezet en NN heeft vervolgens een verweerschrift laten opstellen en de zitting bij moeten wonen. Dat was onnodig.
3.4. [verzoeker] is door NN op de hoogte gesteld van de bevindingen van haar onderzoek en van het verweerschrift in deze procedure. Hij heeft daarop in deze procedure niet gereageerd. Er heeft zich geen opvolgend advocaat gemeld en [verzoeker] is ook niet naar de zitting gekomen. De door NN aangedragen feiten en omstandigheden zijn door [verzoeker] niet weersproken.
4. De beoordeling
4.1. De rechtbank stelt voorop dat niet in geschil is dat [verzoeker] in 2016 een ongeluk heeft gehad waarbij een verzekerde van NN betrokken was. Ook is niet in geschil dat NN als WAM-verzekeraar de eventuele schade die [verzoeker] leed en lijdt als gevolg van het ongeval moet vergoeden. Tussen partijen is wel in geschil dat [verzoeker] schade heeft geleden en/of nog lijdt door het ongeval en dat het gaat om meer dan al door NN aan hem is uitgekeerd.
4.2. In het verzoekschrift staat over de gevolgen van het ongeval voor [verzoeker] het volgende:
[verzoeker] is beperkt in tillen, dragen, duwen of trekken. Lopen was beperkt tot vijf minuten en nu tot maximaal 20 minuten op goede dagen. Zitten, lopen en staan is beperkt. Verder energetisch flink beperkt; aandacht, concentratie en zelfstandig reizen lukt niet door bovenmatige spierspanningen. Informatie verwerken is beperkt en hij is snel overprikkeld en slecht in het omgaan met emoties.
Als gevolg van pijnklachten slaapt [verzoeker] al jaren zeer slecht hetgeen niet bijdroeg aan verbetering van zijn gezondheid. [verzoeker] heeft geen enkel inkomen meer sinds 2020 en is aangewezen op de voorschotten van NN vanaf datum ongeval. Hij werkte voor het ongeval fulltime als manager bij [bedrijfsnaam 1]. Op het werk en thuis functioneerde [verzoeker] nauwelijks meer in de jaren 2018, 2019 en tot nu als gevolg van zijn lichamelijke en geestelijke toestand. Hij is vermoedelijk duurzaam en blijvend (gedeeltelijk) arbeidsongeschikt.
4.3. NN heeft een verslag overgelegd van een huisbezoek van de advocaat van NN aan [verzoeker] op 12 februari 2024. Daarbij was de advocaat van [verzoeker] aanwezig. In het verslag staat het volgende:
Voordat aan het daadwerkelijke gesprek kan worden begonnen, wordt ook duidelijk dat er de afgelopen tijd belangrijke wijzigingen zijn geweest. Betrokkene heeft sinds augustus 2023 een Fulltimebaan met een bruto-inkomen van ongeveer € 3800,-. Hij heeft de functie supervisor\allround medewerker bij [bedrijfsnaam 1], (…) Formeel heeft hij een arbeidscontract van 38 uur per week, maar in de praktijk probeert hij 40 uur te werken. Het gaat om een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd.
(…)
3Sociale gegevens betrokkene
3.1 Gezinssituatie:
Betrokkene woont op dit moment bij zijn ouders. Hij woont hij sinds oktober 2023. Hij is de oudste van drie zoons. Met de jongste broer heeft hij nog wel contact. Met de middelste broer niet.
Betrokkene geeft aan dat hij op het moment van het ongeval woonde op het adres [adres 1] te [woonplaats]. Daar huurde hij een kamer van een kennis. Enkele maanden na het ongeval is hij verhuisd naar het adres van zijn ouders. Vervolgens is hij verhuisd naar de [adres 2] te [woonplaats]. Dat zou ongeveer in de periode maart — mei 2020 zijn geweest. De huur bedroeg daar ongeveer € 700,- per maand. In oktober 2023 is zijn vervolgens weer naar zijn ouders verhuisd. Desgevraagd geeft hij aan dat de reden van de verhuizing het gebrek aan geld was. Hoewel betrokkene juist vanaf augustus 2023, dus enkele maanden voor de verhuizing, weer een vaste baan had en ook een ruimschoots voldoende inkomen, geeft hij toch aan dat geldgebrek de reden van verhuizing was. Hij stelt dat hij vóór dat moment de huur en dergelijke nog wel kon betalen. Hij heeft een eenvoudige levensstijl en houdt niet van luxeproducten. Voorheen werden bovendien voorschotten betaald die plots stopten toen de geldkraan werd dichtgedraaid. Van die voorschotten (samen met uitkeringen, die hierna worden besproken) was het mogelijk om zelfstandig te wonen.
(…)
Op andere adressen dan hierboven genoemd heeft betrokkene niet gewoond sinds de datum van het ongeval.
Betrokkene benoemt nog even het feit dat hij op het moment van het ongeval van plan was om een huis te kopen. Dat is niet gelukt als gevolg van het ongeval en de sinds het ongeval heeft hij geen huis kunnen kopen, maar alleen bij zijn ouders kunnen wonen en een periode in een huurappartement.
(…)

5.Medisch

5.1
Medische info bekend:
Er is sprake geweest van een nacht opname na het ongeval.
Betrokkene is aanvankelijk in februari 2016 weer gaan werken.
Uit het dossier blijkt dat het begin april 2016 een stuk beter ging met de eerdere rugklachten. Nog wel af en toe hoofdpijn. Wellicht in samenhang met angst om verlies van baan.
Uit het advies van 21 december 2016 blijkt dat er dan nauwelijks meer rugklachten zijn. Betrokkene (en zijn advocaat) geven aan dat er toch nog wel rugklachten zijn.
5.2
Beloop sinds laatste bezoek
We bespreken dat er geen artsenbezoek is geweest tussen oktober 2016 en september 2018 en 5-4-2019 tot 20-9-2019. De achtergrond daarvan wordt niet duidelijk. Betrokkene is verder de afgelopen jaren niet bij zijn huisarts geweest.
5.3 (
Para)Medische behandelaars:
Psychiater:
In mei/juni 2023 is betrokkene voor de laatste keer bij de psychiater (Cynthia) Liesdek geweest. Zij zou hebben gezegd dat Neurofeedback nuttig zou kunnen zijn omdat dan wellicht EMDR alsnog zou kunnen aanslaan. Betrokkene vertelt dat EMDR is geprobeerd, maar dat er sprake is van dissociatie als hij moet focussen. Desgevraagd vertelt hij dat hij op zon moment helemaal niet meer reageert. Het blijft dan op de bank liggen en geeft geen reactie meer. Hij vertelt dat hij zo ook wel is blijven liggen bij de psychiater, terwijl deze verder ging met een andere patiënt.
Fysiotherapeut:
In maart 2023 heeft hij de laatste behandeling gehad bij een fysiotherapeut. Dat is de fysiotherapeut Ural, werkzaam bij Fysiotherapie Fysiek, Enschede.
Betrokkene geeft aan dat het maximale pakket heeft bij Menzis. Om die reden komt hij in aanmerking voor 20 fysiotherapeutische behandelingen. Die heeft hij allemaal in 2023 gebruikt. Toch heeft hij daarnaast nog € 1000,- schuld vanwege behandelingen die bovenop dit pakket zijn gebruikt. De fysiotherapeut hield zich vooral bezig met conditie verbeterende oefeningen.
Chiropractor:
Hij is voor het laatst bij de chiropractor geweest in 2022 (of wellicht 2021). Deze zou nu met pensioen zijn. Het is in ieder geval altijd dezelfde persoon geweest.
5.4
Huidige klachten/beperkingen:
Betrokkene uit op dit moment de volgende klachten/beperkingen:
Betrokkene geeft aan dat hij vooral depressief is. Desgevraagd geeft hij aan dat hij niet blij is met zijn leven. De geldkraan moet openen en dan kan hij behandeld worden en weer doorgaan met zijn leven.
Hij heeft geen relatie meer, die is kort na het ongeval verbroken. Er wordt ook op je neergekeken, zeker binnen zijn cultuur, omdat hij geen baan had en geen relatie had. Ook het feit dat zijn voornemen om een huis te kopen niet gerealiseerd kon worden is een negatief aspect.
Hij heeft verder geen goede nachtrust. Fysiek heeft hij nog steeds last van rugklachten. In verband daarmee loopt hij op zijn tenen. Door op zijn tenen te lopen worden de rugklachten minder. Er zijn wel mensen die daarover opmerkingen maken hij loopt als een pinguïn’. Dat is wel vervelend, maar het is in ieder geval zo dat de rugklachten daardoor minder worden.
5.5
Medicatie:
In de afgelopen jaren heeft betrokkene geen medicijnen gebruikt.
5.6
Voorgeschiedenis
Desgevraagd geeft betrokkene aan dat er geen enkel medisch probleem was in de voorgeschiedenis. Met name is er nooit sprake geweest van depressieve klachten of klachten van neerslachtigheid.
5.7
Gebeurtenissen na voorval:
Betrokkene geeft aan dat na het ons bezighoudende voorval geen sprake is geweest van:
- andere ongevallen/voorvallen
- ziekten
- ingrijpende gebeurtenissen
- andere claims bij of conflicten met verzekeraars
Apart bespreken we nog even het incident dat is beschreven op 30-6-20 18. Uit de medische gegevens blijkt dat er toen sprake was van een aanrijding met een scooter. Betrokkene ontkent dat uitdrukkelijk. Het was zomer en hij had alleen slippers aan. Hij had zijn grote teen verbrand aan de uitlaat van zijn eigen scooter. Hoewel in de medische gegevens uitdrukkelijk staat dat er sprake was van een aanrijding met de scooter en van een schaafwond (en dus niet van een brandwond) blijft betrokkene volharden dat er geen sprake is geweest van een aanrijding, maar uitsluitend van een brandwond. Hij is direct na het voorval, op dezelfde dag, naar de huisarts geweest.

6.Arbeid

6.1
Arbeidsongeschiktheid:
Op het moment van het ongeval was betrokkene werkzaam in een fastfoodrestaurant. Hij werkte daar vanaf december 2013. Het dienstverband werd formeel beëindigd per 1 juni 2016.
6.2
Huidige arbeid:
Zoals hiervoor aangegeven heeft hij sinds augustus een vaste baan die op zich goed gaat.
We nemen toch de historie even door.
Op het moment van het ongeval werkte betrokkene bij [bedrijfsnaam 1] Hengelo. Dat was een franchiseonderneming die werd geleid door de heer [naam]. Hij is aanvankelijk arbeidsongeschikt geweest, maar is in de loop van de maanden daarna zijn werkzaamheden gaan hervatten tot 20 30 uur per week in mei. Zijn contract voor bepaalde tijd verliep op 1 juni 2016. Betrokkene had toen uit de wandelgangen al begrepen dat de eigenaar van het bedrijf wilde uitbreiden en geen vaste lasten (in de vorm van vast personeel) zou willen. Zijn arbeidsongeschiktheid hielp daar verder ook niet aan mee.
Vervolgens betrokkene in de ziektewet terechtgekomen. Die ziektewetuitkering is uiteindelijk twee jaar na 1 juni beëindigd. Er was dus een ziekmelding vanaf 1 juni 2016. Einde ziektewet 1 juni 2018. (…)
Na ommekomst van die twee jaar heeft betrokkene een WIA-uitkering willen aanvragen, maar die is afgewezen vanwege een onvoldoende mate van arbeidsongeschiktheid. Betrokkene heeft toen een WW uitkering ontvangen. Die WW uitkering is in de loop van 2019 geëindigd, waarna betrokkene een uitkering is gaan ontvangen vanuit de participatiewet. Onder begeleiding van de participatiewet is er nog wel op enig moment een poging tot werkhervatting geweest, te weten twee maanden bij een Griliroom “[bedrijfsnaam 2]”. Het zou daar gaan om bezorgwerkzaamheden. Volgens betrokkene was dat voor hem niet vol te houden, zodat dat na twee maanden is gestaakt. In die twee maanden heeft hij wel gewoon salaris ontvangen. Het liep volgens betrokkene mis op mentaal en conventioneel gebied. Vervolgens is de uitkering vanuit de participatiewet weer hervat tot september 2020. Toen is de uitkering vanuit de participatie werd gestaakt, waarna betrokkene geen enkel inkomen meer ontving. (…)
6.3
Re-integratie(activiteiten):
Er is inzet geweest van een arbeidsdeskundige, die onder meer in december 2016 aangeeft dat reactivering mogelijk lijkt en dat er geen reden is om te veronderstellen dat er voortdurende arbeidsongeschiktheid is. Er is een goed perspectief op de arbeidsmarkt. Besproken wordt op dat moment een zogenaamde proefplaatsing. Een poging tot proefplaatsing mislukt omdat betrokkene niet te pakken te krijgen was.
Betrokkene geeft aan dat die proefplaatsing ver weg (in een andere gemeente) was en dat hij geen duidelijkheid kreeg over de wijze waarop hij dan bij die bedrijven zou moeten komen. Ik geef aan dat uit het dossier blijkt dat er helemaal geen contact meer gekregen kon worden. Het is niet zo dat betrokkene tegenover de arbeidsdeskundige dit probleem heeft aangegeven. Betrokkene kan hier niet goed duidelijkheid over geven en lijkt een en ander aan zijn destijds depressieve toestand te wijten.
6.4
Beoordeling UWV
Ook wat dit betreft wordt een nieuw feit door mr. Camps gepresenteerd. Hij heeft zojuist te horen gekregen dat door de Centrale Raad van Beroep een verzekeringsarts zouden zijn aangesteld om de mate van arbeidsongeschiktheid (…) vast te stellen, althans de juistheid van de eerdere beoordeling te toetsen. Het is kennelijk zo dat door de rechtbank is beslist dat betrokkene niet arbeidsongeschikt is in de zin van de WIA. Tegen die beslissing is beroep ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep. (…)
(…)
8.1
Fiscaal niet verantwoorde verdiensten:
Desgevraagd geeft betrokkene aan sinds het ongeval tot augustus 2023 in het geheel niet gewerkt hebben, behoudens dan de twee maanden bij [bedrijfsnaam 2]. Met name is er dus ook niet gewerkt op een fiscaal niet verantwoorde wijze (zwart werk).
8.2
Mobiliteit:
Vanuit het dossier blijkt dat er enige probleem waren als het gaat om de mobiliteit. Zo werd in mei 2019 aangegeven dat betrokkene angstig wordt tijdens het rijden. De psychiater gaf in november 2020 zelfs aan dat betrokkene in het geheel niet meer kon rijden, maar wel lopend aan het verkeer kon deelnemen. Betrokkene geeft aan dat hij op dit moment wel in staat is tot korte stukken (auto)rijden. Hij gaat naar het werk met de auto van zijn ouders. Langere stukken rijden is voor hem niet mogelijk, ook niet meerijden met anderen. Sinds het ongeval is de langste afstand die hij heeft afgelegd een keer een rit naar Nijmegen (in verband met het onderzoek door de neuroloog Verhagen). Voor het overige rijdt hij wellicht naar Hengelo maar komt hij eigenlijk nooit verder dan Enschede. Sinds het ongeval heeft hij geen eigen auto meer. Hij had destijds wel een scooter. Die kon hij (tweedehands) aanschaffen voor 2000 € 3000. Kort na het voorval dat hiervoor is beschreven (de verbrande teen) heeft hij dat voertuig verkocht. Hij heeft sindsdien geen andere scooter of auto gehad.
Betrokkene geeft ook aan dat hij sinds het ongeval niet op vakantie is geweest, zelfs niet in Nederland. Hij is ook niet in het buitenland geweest, bijvoorbeeld voor familiebezoek. Dat is ook niet gebeurd samen met andere familie, bijvoorbeeld zijn ouders.
Dit verslag is aan [verzoeker] en zijn advocaat toegestuurd met de opmerking dat hij het verslag kan aanvullen of wijzigen. De advocaat van [verzoeker] heeft in reactie daarop bericht dat [verzoeker] per oktober 2022 weer bij zijn ouders woont. Verder is ingegaan op medische (vervolg)stappen en het inkomen van [verzoeker].
4.4.
NN heeft geconstateerd dat op de dag van het huisbezoek een notariële akte is gepasseerd (overgelegd bij verweerschrift) waaruit blijkt dat [verzoeker] op 2 januari 2024 een huis heeft gekocht voor € 222.000. Dat huis is hem op 12 februari 2024 geleverd. Verder is gebleken dat [verzoeker] op 24 september 2000 een huis kocht voor € 215.000, waarop een recht van hypotheek werd gevestigd voor € 213.000. Dat huis is geleverd op 2 november 2020. Het huis is volgens NN aanzienlijk verbouwd. Verder is NN gebleken dat [verzoeker] een verzekeringsuitkering heeft gevraagd voor het verlies van kostbare merkartikelen in Thailand in 2019 en voor een scooter die € 4.000 à € 5.000 waard was en die hij dagelijks gebruikte. [verzoeker] had in 2020 nog een bijstandsuitkering die eindigde omdat hij aangaf dat hij een dienstverband aanging. NN wijst er verder op dat [verzoeker] op 31 juli 2023 een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd is aangegaan met een bruto salaris van € 3.920 per maand. Dat was twee maanden voor het indienen van het verzoekschrift.
4.5.
NN heeft [verzoeker] met de onder 4.4 beschreven feiten geconfronteerd tijdens een gesprek op 19 juni 2024. Hij heeft toen verteld dat hij inderdaad in 2018 of 2017 in Thailand is geweest en daar een tas van Louis Vuitton is kwijtgeraakt, dat hij na het ongeval een periode een scooter en die gebruikte als hij ergens heenging. Hij kocht die scooter in 2017 of 2018 en in 2018 of 2019 werd de scooter gestolen. Voor de diefstal is een claim ingediend bij Allianz en daarbij heeft [verzoeker] gezegd dat hij de scooter dagelijks gebruikte. Het klopt ook dat hij in 2000 een huis heeft gekocht in Enschede en een hypothecaire geldlening heeft gekregen. Volgens de werkgeversverklaring had hij destijds een jaarcontract met uitzicht op een vaste baan en op basis daarvan kreeg hij een lening. Dat huis is opgeknapt door zijn broer en hemzelf en uiteindelijk verkocht. In februari 2024 ging het volgens [verzoeker] om een huurhuis.
4.6.
[verzoeker] heeft de door NN in het verweerschrift aangedragen feiten en omstandigheden niet betwist. De rechtbank gaat daarom uit van de juistheid daarvan. Uit die feiten en omstandigheden volgt dat [verzoeker] NN, eerdere behandelaars en de rechtbank onjuist heeft voorgelicht over de ongevalsgevolgen. [verzoeker] was in de jaren na het ongeval kennelijk wel in staat om te werken en had kennelijk wel een inkomen, hij kocht twee keer een huis en hij maakte een buitenlandse reis, terwijl uit zijn eerdere beschrijvingen tegenover zowel de artsen die hem onderzochten, als NN het beeld naar voren komt dat hij nauwelijks tot iets in staat was, de deur niet meer uitkwam en al jaren geen inkomsten had. Op het moment dat hij het verzoek indiende had hij een fulltime baan.
4.7.
De rechtbank ziet hierin aanleiding om het verzoek van [verzoeker] af te wijzen. Daarbij is van belang dat het – zeker bij een psychiater – gaat om onderzoek waarbij veel afhangt van het medische dossier en van wat door de patiënt zelf over zijn klachten en beperkingen en het verloop daarvan wordt verteld. Bij lichamelijk onderzoek zijn – ook door neuroloog Verhagen – tot nu toe geen beperkingen naar voren gekomen die het gevolg zijn van het ongeval. Onderzoek zoals door [verzoeker] nu verzocht biedt geen houvast voor vervolgbeslissingen over de omvang van de schade als [verzoeker] niet eerlijk is over wat hij voelt, kan en niet kan en als hij niet eerlijk is over zijn financiële situatie. Dat betekent dat het onderzoek dat door [verzoeker] nu is verzocht naar het oordeel van de rechtbank bij deze stand van zaken niet kan bijdragen aan de beoordeling van de geschilpunten over de causaliteit en de omvang van de schade en daarmee niet ter zake dienend is, en/of dat er sprake is van een zwaarwichtig belang dat zich tegen toewijzing van het verzoek verzet.
4.8.
[verzoeker] zal worden veroordeeld om de proceskosten die NN maakte in deze procedure te vergoeden omdat het verzoek nodeloos werd ingediend. [verzoeker] wist dat wat in het verzoekschrift werd aangevoerd over zijn mogelijkheden om te werken en (daarmee) over zijn inkomen en schade niet juist was en hij zette de NN en de wederpartij daarbij op het verkeerde been. NN heeft hem – voordat het verweerschrift werd opgesteld – nog voorgesteld om de kwestie met gesloten beurzen af te ronden, waarbij hij het verzoek zou intrekken, maar daarop is hij niet ingegaan. Hij heeft daarmee NN onnodig – en naar moet worden aangenomen tegen beter weten in – op kosten gejaagd en dat rechtvaardigt dat in deze zaak niet wordt uitgegaan van de gebruikelijke forfaitaire tarieven voor het salaris van een advocaat, maar van de daadwerkelijke kosten. [verzoeker] heeft ook, hoewel NN hem had aangekondigd vergoeding te zullen vorderen van haar kosten en het verweerschrift aan hem heeft gezonde, geen verweer gevoerd tegen het verzoek van NN om hem in de kosten te veroordelen en/of tegen de hoogte daarvan. NN heeft in het verweerschrift toegelicht dat het gaat om € 2.887,06 (inclusief btw) voor 9,2 uur, waarbij nog 15 minuten moet worden opgeteld voor het (online) bijwonen van de zitting. Dat zijn naar het oordeel van de rechtbank redelijke kosten die ook in redelijkheid zijn gemaakt.
De rechtbank begroot de kosten van NN op € 688 aan griffierecht en € 2.965,51 voor het salaris van haar advocaat, dus in totaal € 3.653,51.
5. De beslissing
De rechtbank
5.1.
wijst het verzoek van [verzoeker] af,
5.2.
veroordeelt [verzoeker] in de proceskosten van NN, tot op heden begroot op € 3.653,51.
Deze beschikking is gegeven door mr. P. Dondorp en in het openbaar uitgesproken op 30 januari 2025. [1]

Voetnoten

1.type: 3416