ECLI:NL:RBDHA:2025:1209

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
30 januari 2025
Publicatiedatum
3 februari 2025
Zaaknummer
09/318252-24
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Roekeloosheid in het verkeer met zwaar lichamelijk letsel als gevolg

Op 30 januari 2025 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 5 oktober 2024 betrokken was bij een ernstig verkeersongeval in Alphen aan den Rijn. De verdachte, die geen geldig rijbewijs bezat, bestuurde een voertuig onder invloed van alcohol, THC en cocaïne. Tijdens het rijden gebruikte hij zijn telefoon en negeerde hij een rood verkeerslicht, wat leidde tot een aanrijding met een andere auto. De bestuurder van die auto, [naam 1], liep zwaar lichamelijk letsel op, waaronder een breuk in het borstbeen en een afgescheurde pees in de duim. De rechtbank oordeelde dat de verdachte roekeloos had gehandeld, wat resulteerde in de vaststelling van schuld aan het ongeval. De rechtbank achtte het bewezen dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan meerdere overtredingen van de Wegenverkeerswet, waaronder het rijden zonder rijbewijs en het veroorzaken van een verkeersongeval door roekeloos gedrag. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van vijftien maanden, waarvan vijf maanden voorwaardelijk, en kreeg een ontzegging van de rijbevoegdheid voor vijf jaar. Daarnaast werd de verdachte verplicht om een schadevergoeding van €500,00 te betalen aan de benadeelde partij, [naam 3].

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Strafrecht
Meervoudige kamer
Parketnummer: 09/318252-24
Datum uitspraak: 30 januari 2025
Tegenspraak
De rechtbank Den Haag heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[de verdachte],
geboren op [geboortedag] 1994 te [geboorteplaats] (Polen),
BRP-adres: [adres 1] , [postcode] [woonplaats] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden op de terechtzitting van 16 januari 2025.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. J. Roosma en van hetgeen door de verdachte en zijn raadsman mr. J. Verbeeke naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
1
hij op of omstreeks 5 oktober 2024 te Alphen aan den Rijn, in elk geval in Nederland,
als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig
(personenauto), daarmede rijdende over de weg, de President Kennedylaan
en/of de Burgemeester Bruinslotsingel, zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door roekeloos, in elk geval zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend, als volgt te handelen:
- deel te nemen aan het verkeer zonder dat aan hem door de daartoe bevoegde
autoriteit een rijbewijs was afgegeven voor de categorie van motorrijtuigen, waartoe zijn motorrijtuig behoorde, en/of
- tijdens het rijden een telefoon te gebruiken en/of te bedienen en/of vast te
houden, althans zijn aandacht niet voortdurend en/of voldoende op die weg en/of die zich aldaar bevindende verkeersdeelnemers te houden, en/of
- een voor zijn rijrichting bestemd rood licht uitstralend verkeerslicht niet (tijdig) op te merken en/of te negeren, en/of
- zijn snelheid niet zodanig te regelen dat hij, verdachte, in staat was zijn voertuig
tot stilstand te brengen binnen de afstand waarover hij de weg kon overzien,
ten gevolge waarvan een aanrijding is ontstaan met de aldaar rijdende auto van [naam 1] , waardoor een ander (genaamd [naam 1] ) zwaar lichamelijk letsel, te weten een afgescheurde pees in de duim en/of een breuk in het borstbeen, of zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan,
terwijl hij, verdachte, verkeerde in de toestand als bedoeld in artikel 8, eerste,
tweede, derde, vierde of vijfde lid van de Wegenverkeerswet 1994;
2
hij, als degene die al dan niet als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto)
betrokken was geweest bij een verkeersongeval dat had plaatsgevonden in Alphen aan den Rijn op/aan President Kennedylaan en/of Burgemeester Bruinslotsingel, op of omstreeks 5 oktober 2024
de (voornoemde) plaats van vorenbedoeld ongeval heeft verlaten,
terwijl bij dat ongeval, naar hij wist of redelijkerwijs moest vermoeden, aan een
ander (te weten [naam 1] en/of [naam 2] ) letsel en/of schade was toegebracht;
3
hij op of omstreeks 5 oktober 2024 te Alphen aan den Rijn [naam 3] heeft mishandeld door tegen het hoofd van die [naam 3] te slaan;
4
hij op of omstreeks 5 oktober 2024 te Alphen aan den Rijn
een voertuig, te weten een personenauto, heeft bestuurd of als bestuurder heeft
doen besturen, na gebruik van een in artikel 2 van het Besluit alcohol, drugs en
geneesmiddelen in het verkeer aangewezen stof(fen) als bedoeld in artikel 8, eerste lid van de Wegenverkeerswet 1994, te weten Alcohol en/of cannabis en/of alcohol, terwijl ingevolge een onderzoek in de zin van artikel 8 van de genoemde Wet, het gehalte in zijn bloed (of adem) bij iedere aangewezen stof en/of alcohol 18 microgram cocaïne per liter bloed en/of 9 microgram THC per liter bloed en/of 1,52 milligram ethanol per milliliter bloed bedroeg,
in elk geval (telkens) een hoger gehalte dan de in artikel 3 van het genoemd Besluit, bij die aangewezen stof en/of alcohol afzonderlijk vermelde grenswaarde;
5
hij op of omstreeks 5 oktober 2024 te Alphen aan den Rijn, althans in Nederland,
opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 69,8 gram, in elk geval een hoeveelheid een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.

3.De bewijsbeslissing

3.1.
Opgave van bewijsmiddelen feit 2 tot en met feit 5
De rechtbank zal voor de onder 2, 3, 4 en 5 ten laste gelegde feiten met een opgave van bewijsmiddelen, als genoemd in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering volstaan. De verdachte heeft deze feiten namelijk bekend en daarna niet anders verklaard. Daarnaast heeft de raadsman geen vrijspraak bepleit.
De officier van justitie heeft met betrekking tot deze feiten eveneens gerekwireerd tot bewezenverklaring.
Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van het proces-verbaal met de nummers PL1500-2024323250 en PL1500-2024323082, van de politie eenheid Den Haag, met bijlagen, doorgenummerd pagina 1 t/m 80 (proces-verbaal voorgeleiding) dan wel pagina 1 t/m 39 (proces-verbaal raadkamer) dan wel pagina 1 t/m 23 (eind proces-verbaal).
De rechtbank gebruikt de volgende bewijsmiddelen:
Ten aanzien van feit 2 (verlaten plaats ongeval):
1. het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 6 oktober 2024 (p. 5-6 proces-verbaal voorgeleiding);
2. het proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige] , opgemaakt op 5 oktober 2024 (p. 28 en p. 29 proces-verbaal voorgeleiding);
3. het proces-verbaal van aangifte door [naam 3] , opgemaakt op 5 oktober 2024, (p. 39 en p. 40 proces-verbaal voorgeleiding).
Ten aanzien van feit 3 (mishandeling [naam 3] ):
1. het proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige] , opgemaakt op 5 oktober 2024 (p. 28 en p. 29 proces-verbaal voorgeleiding);
2. het proces-verbaal van aangifte door [naam 3] , opgemaakt op 5 oktober 2024, (p. 39 en p. 40 proces-verbaal voorgeleiding);
3. het proces-verbaal van aanhouding van de verdachte, opgemaakt op 5 oktober 2024 (p. 59 en p. 60 proces-verbaal voorgeleiding).
Ten aanzien van feit 4 (rijden onder invloed):
1. de bekennende verklaring van de verdachte, afgelegd op de terechtzitting van 16 januari 2025;
2. het proces-verbaal rijden onder invloed, opgemaakt op 22 oktober 2024 (p. 18 tot en met p. 21 proces-verbaal raadkamer);
3. het geschrift, te weten een rapport alcohol en drugs in het verkeer d.d. 15-10-2024 (p. 23 tot en met p. 27 proces-verbaal raadkamer).
Ten aanzien van feit 5 (aanwezig hebben cocaïne):
1. de bekennende verklaring van de verdachte, afgelegd op de terechtzitting van 16 januari 2025;
2. het proces-verbaal onderzoek verdovende middelen, opgemaakt op 7 oktober 2024, (p. 47);
3. het proces-verbaal onderzoek verdovende middelen, opgemaakt op 24 oktober 2024 (p. 37 en p. 38 proces-verbaal raadkamer);
4. het deskundigenverslag, opgemaakt op 22 oktober 2024 door ing. C.M.M. Diever-Heezen, NFI-deskundige forensische drugsanalyse van het Nederlands Forensisch Instituut (p. 39 proces-verbaal raadkamer).
3.2.
Het standpunt van de officier van justitie met betrekking tot feit 1
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het onder 1 tenlastegelegde. De officier van justitie heeft zich hierbij op het standpunt gesteld dat de verdachte, door te handelen als ten laste gelegd, roekeloos heeft gehandeld.
3.3.
Het standpunt van de verdediging met betrekking tot feit 1
De raadsman heeft zich met betrekking tot het onder 1 tenlastegelegde op het standpunt gesteld dat niet kan worden bewezen dat de verdachte tijdens het rijden zijn telefoon gebruikte en ook niet dat hij het rode verkeerslicht heeft genegeerd. De raadsman heeft bepleit dat geen sprake is van roekeloos handelen. Wel kan worden bewezen dat de verdachte aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend heeft gehandeld. De raadsman heeft verder bepleit dat niet kan worden bewezen dat sprake is van zwaar lichamelijk letsel.
3.4.
Gebruikte bewijsmiddelen feit 1
De rechtbank heeft hierna opgenomen de wettige bewijsmiddelen met de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden.
Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van het proces-verbaal met de nummers PL1500-2024323250 en PL1500-2024323082, van de politie eenheid Den Haag, met bijlagen, doorgenummerd pagina 1 t/m 80 (proces-verbaal voorgeleiding) dan wel pagina 1 t/m 39 (proces-verbaal raadkamer) dan wel pagina 1 t/m 23 (eind proces-verbaal).
1. Het proces-verbaal van verhoor van [naam 1] , opgemaakt op 6 oktober 2024, voor zover inhoudende (p. 16 en p. 17 proces-verbaal voorgeleiding):
Zaterdag 5 oktober 2024 omstreeks 20:35 uur reed ik in mijn Volkswagen Golf over de rijbaan van de President Kennedylaan te Alphen aan den Rijn. Gekomen op de kruising van de wegen President Kennedylaan met de Burgemeester Bruin Slotsingel zag ik dat het verkeerslicht voor mij op groen stond. Op het moment dat ik de kruising op reed zag ik links van mij een auto met hoge snelheid aankomen rijden. Dit voertuig reed over de rijbaan van de Burgemeester Bruins Slotsingel. Ik kon deze auto niet meer ontwijken. Ik voelde en hoorde een zeer harde klap. Ik zag dat mijn auto en de auto die mij had aangereden onherstelbaar beschadigd waren. Ook weet ik 100% zeker dat ik groen licht had. Ik had verwondingen aan mijn beiden armen. Verder heb ik een nare snee in mijn hand. Ook had ik pijn in mijn buik en borst.
2. Het geschrift, te weten letselbeschrijving [naam 1] , voor zover inhoudende (p. 12 en 13 proces-verbaal raadkamer):
Naar aanleiding van uw aanvraag medische informatie zijn gegevens ontvangen van [naam 1] .
Betrokkene is op 6 oktober 2024 op de spoedeisende hulp van het Groene Hart Ziekenhuis herbeoordeeld na een hoogenergetisch trauma de nacht ervoor.
Op 6 oktober 2024 werd op de spoedeisende hulp bij het lichamelijk en aanvullend radiologisch onderzoek de volgende letsels geconstateerd:
- Een botbreuk van het borstbeen;
- Letsel van de strekpezen van de linkerduim.
Op 10 oktober 2024 is betrokkene geopereerd door de afdeling plastische chirurgie waarbij de strekpezen van de linkerduim zijn gehecht en een gipsverband is aangelegd.
Over het herstel van het strekpeesletsel van de duim kan ondergetekende op basis van de aangeleverde informatie geen uitspraak doen. Een ongecompliceerde breuk van het borstbeen herstelt in algemene zin volledig binnen 8 tot 12 weken.
3. Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 27 december 2024, voor zover inhoudende (p. 2 en p. 3 eind proces-verbaal):
Op 20 december 2024 heb ik, verbalisant, telefonisch contact opgenomen met [naam 1] . Ik, verbalisant, vroeg hem hoe het nu was met hem en zijn gezin na het ongeval op 5 oktober 2024 en of ze nog veel last hadden gehad van de aanrijding.
[naam 1] verklaarde mij het volgende:
Kort na de aanrijding ben ik zelf geopereerd aan een doorgesneden pees in mijn duim. De operatie is goed gegaan, maar ik ben nog wel elke week aan het revalideren. Ik ben onder behandeling bij het Hand en pols centrum in Gouda. Hier krijg ik de ene week fysiotherapie en de andere week heb ik ergotherapie. Het is nu af en toe nog lastig om mijn dochter op te tillen, zeker als ze een onverwachte beweging maakt. Ik had na de aanrijding ook een scheurtje in mijn borstbeen, hier heb ik ongeveer 6 weken last van gehad met ademen.
4. Het proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige] , opgemaakt op 5 oktober 2024, voor zover inhoudende (p. 28 en p. 29 proces-verbaal voorgeleiding):
Ik ben op 5 oktober 2024 omstreeks 20:30, getuige geweest van een
verkeersongeval op de het kruispunt van de President Kennedylaan met de Burgemeester Bruinsslotsingel in Alphen aan den Rijn.
Ik stond samen met mijn man voor het rode verkeerslicht te wachten. Wij stonden op de Burgemeester Bruinslotsingel. Ik zag in mijn ooghoek een grijze auto voorbij komen, deze kwam vanaf de Burgemeester Bruinsslotsingel. Deze reed het kruispunt op. Ik zag dat er tegelijkertijd een blauw voertuig kwam vanuit de President Kennedy. Ik zag dat het blauwe voertuig door het groene verkeerslicht reed en ook het kruispunt op reed. Ik had direct zicht op het verkeerslicht. Ik zag dat beide voertuig tegen elkaar aankwamen, dit gebeurde met hoge snelheid.
5. Het proces-verbaal van aangifte door [naam 3] , opgemaakt op 5 oktober 2024, voor zover inhoudende (p. 39 en p. 40 proces-verbaal voorgeleiding):
Op 5 oktober 2024, omstreeks 20.35 uur, stond ik voor het verkeerslicht voor fietsers op de Burgemeester Bruins Slotsingel, kruising met de Kennedylaan in Alphen aan den Rijn. Ik zag, vanaf de Kennedylaan, uit de richting van de Troubadourweg, een donkergrijze Volkswagen Golf komen. Ik zag dat deze Golf een groen verkeerslicht had en het verkeerslicht passeerde met ongeveer 50 kilometer per uur. Ik had op zowel het verkeerslicht, als de grijze Volkswagen Golf goed zicht. Ik zag uit de richting van de Zegersloot, op de Burgemeester Bruins Slotsingel, een zilvergrijze Opel station komen aanrijden met hoge snelheid. Ik vermoed dat de zilvergrijze Opel station door het rode verkeerslicht reed, zonder zijn snelheid te minderen. Ik zag dat de zilvergrijze Opel met hoge snelheid in botsing kwam met de donkergrijze Volkswagen Golf op de kruising van de Burgemeester Bruinsslotsingel en de Kennedylaan in Alphen aan den Rijn. Ik zag dat de zilvergrijze Opel met hoge snelheid tegen de linker zijkant botste van de Grijze Volkswagen Golf.
6. Het proces-verbaal rijden onder invloed, opgemaakt op 22 oktober 2024, voor zover inhoudende (p. 18 tot en met p. 21 proces-verbaal raadkamer):
Wij, verbalisanten, verklaren het volgende.
De verdachte gaf op te zijn genaamd: [de verdachte] , geboren [geboortedag] 1994.
Op 5 oktober 2024 om 22:15 uur, heeft de arts in aanwezigheid van ons de verdachte bloed afgenomen conform Besluit alcohol, drugs en geneesmiddelen in het verkeer. Tevens heb ik het opdrachtformulier Toxicologisch onderzoek voorzien van een genummerde en op naam gestelde SIN-sticker "Analyse" met het nummer TACU7255NL en SIN-sticker "Tegen Onderzoek" met het nummer TACU7256NL.
7. Het geschrift, te weten een rapport alcohol en drugs in het verkeer d.d. 15-10-2024, voor zover inhoudende (p. 23 tot en met p. 27 proces-verbaal raadkamer):
SIN TACU7255NL
Resultaten onderzoek in bloed van [de verdachte] :
Aangewezen stof: Alcohol. Meetbare stof: Ethanol. Grenswaarde indien in combinatie gebruikt: 0,20. Eindresultaat in bloed: 1,52 milligram per milliliter.
Aangewezen stof: Cannabis. Meetbare stof: THC. Grenswaarde indien in combinatie gebruikt: 1,0. Eindresultaat in bloed: 9,0 microgram per liter.
Aangewezen stof: Cocaïne. Meetbare stof: Cocaïne. Grenswaarde indien in combinatie gebruikt: 10. Eindresultaat in bloed: 18 microgram per liter.
8. Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 6 oktober 2024, voor zover inhoudende (p. 56 proces-verbaal voorgeleiding):
Op 6 oktober 2024 was ik verbalisant belast met het onderzoek naar een verlaten plaats ongeval. Ik zocht in de politiesystemen naar de verdachte, [de verdachte] geboren op [geboortedag] 1994. Ik keek bij 'RDW'. Ik zag staan: 'Geen registratie in Rijbewijzenregister'. Hieruit kan ik concluderen dat verdachte [de verdachte] geen geldig rijbewijs in bezit heeft.
9. Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 6 november 2024, voor zover inhoudende (p. 14 proces-verbaal raadkamer):
Op 6 november 2024 was ik, verbalisant, belast met het onderzoek naar verdachte [de verdachte] . In het kader van dit onderzoek werd de mobiele telefoon van [de verdachte] in beslag genomen teneinde vast te stellen of hij zijn mobiele telefoon heeft gebruikt ten tijde van de aanrijding. Ik, verbalisant, heb alvorens ik verder ging met het onderzoek aan de veiliggestelde data gekeken wanneer de exacte datum en tijdstip was van de melding. Dit betreft 5 oktober 2024 te 20.39 uur. Daarom heb ik in de tijdlijn van de veiliggestelde data gekeken rond dit tijdstip. Hieruit bleek het volgende:
Op diezelfde dag te 20.35.00 uur vindt er een telefoongesprek plaats van 10 seconden.
Op diezelfde dag te 20.35.54 uur wordt er een SMS bericht gelezen op de telefoon.
Op diezelfde dag te 20.37.05 uur vindt er een telefoongesprek plaats van 7 seconden.
10. De verklaring van de verdachte, afgelegd op de terechtzitting van 16 januari 2025, voor zover inhoudende:
Ik reed op 5 oktober 2024 als bestuurder in de Opel Astra van een vriend. Ik heb geen rijbewijs en had niet eerder in die auto gereden. Toen ik de auto instapte was ik onder invloed van alcohol. In de ochtend had ik ook geblowd en ik had die dag cocaïne gebruikt. Ik naderde de kruising, het stoplicht stond op oranje. Ik keek naar mijn telefoon en herinner mij dat de airbag ontplofte. Waarschijnlijk is oranje dus in rood veranderd. Ik heb niet geremd toen ik het oranje licht zag. U vraagt mij wat ik deed op mijn telefoon. Ik was van plan om een vriend te bellen.
3.5.
Bewijsoverwegingen ten aanzien van het onder 1 tenlastegelegde
Juridisch kader
Om tot een bewezenverklaring van overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994 (hierna: WVW) te kunnen komen, moet worden bewezen dat de verdachte zich in het verkeer zodanig heeft gedragen dat het aan zijn schuld is te wijten dat een verkeersongeval heeft plaatsgevonden, met als gevolg dat iemand is overleden, dan wel zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen of zodanig lichamelijk letsel dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden ontstaat. Het juridische begrip ‘schuld’ houdt daarbij in dat minimaal sprake moet zijn van een aanmerkelijke mate van verwijtbare onvoorzichtigheid en/of onoplettendheid.
Naar vaste jurisprudentie van de Hoge Raad komt het bij de beantwoording van de vraag of sprake is van schuld aan op het geheel van gedragingen van de verdachte, de aard en de ernst daarvan en de overige omstandigheden van het geval.
Schuld aan het ongeval
De rechtbank stelt op basis van de bewijsmiddelen het volgende vast. [naam 1] reed op 5 oktober 2024 met zijn Volkswagen Golf over de President Kennedylaan te Alphen aan den Rijn. Terwijl het stoplicht groen licht uitstraalde, reed hij de kruising met de Burgemeester Bruinsslotslingel op. De verdachte, die die genoemd kruispunt naderde vanaf de Burgemeester Bruinsslotsingel, bestuurde de Opel Astra waarin hij reed, terwijl hij niet beschikte over een geldig rijbewijs en terwijl hij verkeerde onder invloed van alcohol, THC en cocaïne. Op de kruising van de President Kennedylaan met de Burgemeester Bruinsslotsingel is de verdachte in aanrijding gekomen met het voertuig dat werd bestuurd door [naam 1] .
De verdachte heeft verklaard dat het stoplicht, op het moment dat hij de kruising naderde, oranje uitstraalde, dat hij vervolgens op zijn telefoon keek en dat hierna de aanrijding heeft plaatsgevonden. Op basis van voornoemde verklaring van de verdachte, de verklaringen van [naam 1] , getuige [getuige] en getuige [naam 3] inhoudende dat het stoplicht voor [naam 1] groen licht uitstraalde en de algemeen bekende wijze waarop stoplichten op een kruispunt werken, acht de rechtbank, anders dan de raadsman, bewezen dat de verdachte op het moment van het passeren van het stoplicht door rood reed. De verdachte heeft verklaard dat hij, nadat hij zag dat het stoplicht oranje uitstraalde, bezig was met zijn telefoon. Dit vindt bevestiging in het proces-verbaal van bevindingen, waaruit blijkt dat de telefoon van de verdachte is onderzocht en dat hierin voorafgaande aan de aanrijding, meerdere activiteiten zijn aangetroffen. De rechtbank acht - anders dan de raadsman - dan ook bewezen dat de verdachte tijdens het rijden zijn telefoon heeft gebruikt.
Ook stelt de rechtbank vast dat de verdachte zijn snelheid niet zodanig heeft geregeld dat hij in staat was om zijn voertuig tot stilstand te brengen binnen de afstand waarover hij de weg kon overzien, waardoor een aanrijding is ontstaan tussen de verdachte en [naam 1] .
Dit alles maakt dat de rechtbank van oordeel is dat, gelet op de gedragingen van de verdachte en de omstandigheden waaronder het ongeval heeft plaatsgevonden, de verdachte schuld heeft gehad aan het verkeersongeval, in de zin van artikel 6 WVW. De vraag is welke mate van schuld kan worden vastgesteld.
Mate van schuld
De wetgever heeft met de ‘Wet aanscherping strafrechtelijke aansprakelijkheid ernstige verkeersdelicten’ het begrip roekeloosheid nader ingevuld en zo het toepassingsbereik daarvan willen verbreden. Daartoe is in artikel 175 WVW, de toepasselijke strafbepaling bij een overtreding van artikel 6 WVW, aan het tweede lid toegevoegd dat van roekeloosheid in elk geval sprake is als het gedrag tevens als een overtreding van artikel 5a, eerste lid, WVW kan worden aangemerkt. De rechtbank moet daarom beoordelen of het gedrag van de verdachte dat heeft geleid tot het aan zijn schuld te wijten ongeval ook voldoet aan de delictsomschrijving van artikel 5a, eerste lid, WVW. Is dat het geval, dan bestaat de schuld daarmee in roekeloosheid. Van overtreding van artikel 5a WVW is sprake als een verkeersdeelnemer zich zodanig in het verkeer gedragen heeft dat dit een ernstige schending van de verkeersregels oplevert. Als zodanige verkeersgedragingen kunnen bijvoorbeeld worden aangemerkt het rijden door een rood verkeerslicht. Het verkeren in een toestand als bedoeld in artikel 8, vijfde lid WVW wordt hierbij tevens in aanmerking genomen.
Artikel 5a WVW1994 / roekeloosheid
De rechtbank moet beoordelen of de verdachte met het hiervoor vastgestelde verkeersgedrag dat heeft geleid tot het ongeval (a) de verkeersregels heeft geschonden, (b) of hij dat in ernstige mate heeft gedaan, (c) of hij dat opzettelijk heeft gedaan en (d) of daardoor gevaar was te duchten voor zwaar lichamelijk letsel of het leven van anderen.
De verdachte bestuurde het voertuig terwijl hij niet beschikte over een rijbewijs en terwijl hij verkeerde onder invloed van alcohol, THC en cocaïne. De verdachte, die zag dat het stoplicht dat hij naderde oranje uitstraalde, heeft zich vervolgens bezig gehouden met zijn telefoon, is door rood gereden en is met aanzienlijke snelheid tegen het voertuig van [naam 1] gereden.
De rechtbank is van oordeel dat de verdachte aldus meerdere verkeersregels in ernstige mate heeft geschonden. Gelet op de aard en de ernst van deze verkeersovertredingen is de rechtbank van oordeel dat bij de verdachte ook het dubbel opzet aanwezig was om (zowel) die verkeersregels te schenden als om dit in ernstige mate te doen.
Tot slot overweegt de rechtbank dat in zijn algemeenheid het voorzienbaar is dat er een zeer gevaarlijke situatie ontstaat door het vertonen van de hiervoor beschreven verkeersgedragingen. Dat er in deze situatie gevaar te duchten was zoals hiervoor onder ‘d’ bedoeld, blijkt wel uit het feit dat de verdachte een verkeersongeval heeft veroorzaakt, waarbij er letsel is ontstaan bij de slachtoffers.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat het gedrag van de verdachte als overtreding van artikel 5a WVW is aan te merken. De rechtbank oordeelt dan ook dat op grond van artikel 6 jo. 175 WVW sprake is van roekeloosheid, de zwaarste vorm van schuld aan dat ongeval.
Zwaar lichamelijk letsel en/of tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden
Door het handelen van de verdachte heeft [naam 1] enige tijd hinder ondervonden in zijn normale dagelijkse bezigheden. Dat blijkt uit de medische informatie en uit zijn verklaring inhoudende dat hij ruim 2,5 maand na het ongeval nog steeds fysiotherapie en ergotherapie ondergaat en – als vader van een jong kind – nog geregeld moeite heeft met het optillen van zijn dochter.
Niet is gebleken dat hij zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen. Uit de letselbeschrijving blijkt weliswaar dat [naam 1] een botbreuk in zijn borstbeen en letsel in de strekpezen van zijn duim heeft opgelopen, waaraan hij is geopereerd, maar dit letsel kan niet zondermeer als zwaar lichamelijk letsel worden aangemerkt. Gemeld wordt dat [naam 1] onder behandeling is bij het Hand en pols centrum in Gouda en dat hij om de week fysiotherapie dan wel ergotherapie ondergaat. Nadere (medische) stukken die de genezingsduur ondersteunen en waaruit de ernst van de beperkingen kan worden afgeleid ontbreken echter.
De rechtbank acht niet bewezen dat de aanrijding zwaar lichamelijk letsel tot gevolg heeft gehad Wel acht de rechtbank bewezen dat uit de aanrijding verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan.
Conclusie
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank het onder 1 tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen met dien verstande dat de verdachte roekeloos is geweest en dat ten gevolge van zijn gedrag verhindering in de normale bezigheden is ontstaan bij [naam 1] .
3.6.
De bewezenverklaring
De rechtbank is met betrekking tot de onder 1 tot en met 5 ten laste gelegde feiten van oordeel dat deze feiten wettig en overtuigend zijn bewezen.
De rechtbank verklaart ten laste van de verdachte bewezen dat:
1
hij op 5 oktober 2024 te Alphen aan den Rijn, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto), daarmede rijdende over de weg, de President Kennedylaan en/of de Burgemeester Bruinslotsingel, zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door roekeloos als volgt te handelen:
- deel te nemen aan het verkeer zonder dat aan hem door de daartoe bevoegde
autoriteit een rijbewijs was afgegeven voor de categorie van motorrijtuigen, waartoe zijn motorrijtuig behoorde, en
- tijdens het rijden een telefoon te gebruiken en
- een voor zijn rijrichting bestemd rood licht uitstralend verkeerslicht niet op te merken en
- zijn snelheid niet zodanig te regelen dat hij, verdachte, in staat was zijn voertuig
tot stilstand te brengen binnen de afstand waarover hij de weg kon overzien,
ten gevolge waarvan een aanrijding is ontstaan met de aldaar rijdende auto van [naam 1] , waardoor een ander (genaamd [naam 1] ) zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan,
terwijl hij, verdachte, verkeerde in de toestand als bedoeld in artikel 8, vijfde lid van de Wegenverkeerswet 1994;
2
hij, als degene die al dan niet als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto)
betrokken was geweest bij een verkeersongeval dat had plaatsgevonden in Alphen aan den Rijn op
de kruising van dePresident Kennedylaan
met deBurgemeester Bruinslotsingel, op 5 oktober 2024 de (voornoemde) plaats van vorenbedoeld ongeval heeft verlaten,
terwijl bij dat ongeval, naar hij wist of redelijkerwijs moest vermoeden, aan een ander (te weten [naam 1] en [naam 2] ) letsel en schade was toegebracht;
3
hij op 5 oktober 2024 te Alphen aan den Rijn [naam 3] heeft mishandeld door tegen het hoofd van die [naam 3] te slaan;
4
hij op 5 oktober 2024 te Alphen aan den Rijn een voertuig, te weten een personenauto, heeft bestuurd, na gebruik van een in artikel 2 van het Besluit alcohol, drugs en
geneesmiddelen in het verkeer aangewezen stoffen als bedoeld in artikel 8, eerste lid van de Wegenverkeerswet 1994, te weten
cocaïneen cannabis en alcohol, terwijl ingevolge een onderzoek in de zin van artikel 8 van de genoemde Wet, het gehalte in zijn bloed 18 microgram cocaïne per liter bloed en 9 microgram THC per liter bloed en 1,52 milligram ethanol per milliliter bloed bedroeg;
5
hij op 5 oktober 2024 te Alphen aan den Rijn, opzettelijk aanwezig heeft gehad 69,8 gram,
vaneen materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I.
Voor zover in de tenlastelegging type- en taalfouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd en gecursiveerd weergegeven, zonder dat de verdachte daardoor in de verdediging is geschaad.

4.De strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is eveneens strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De strafoplegging

6.1.
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van zesendertig maanden, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht, waarvan zes maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren en als bijzondere voorwaarden een meldplicht, ambulante behandeling en het meewerken aan middelencontrole. Ook vordert de officier van justitie een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van vijf jaar.
6.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht te volstaan met een gevangenisstraf gelijk aan de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht, aangevuld met een forse voorwaardelijke gevangenisstraf met daaraan verbonden de geadviseerde bijzondere voorwaarden, eventueel aangevuld met een forse geldboete of taakstraf.
6.3.
Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straffen zijn in overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek op de terechtzitting is gebleken. De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
Ernst van de feiten
De verdachte heeft op 5 oktober 2024 een ernstig verkeersongeval veroorzaakt. Onder invloed van alcohol, THC en cocaïne bestuurde hij, terwijl hij niet in het bezit was van een rijbewijs, de auto van een vriend en is hij op de kruising van de Burgemeester Bruinsslotlaan met de President Kennedylaan in Alphen aan den Rijn, tegen een auto gebotst waarin bestuurder [naam 1] en diens vrouw en jonge kind zaten. De verdachte, die terwijl hij de auto bestuurde bezig was met zijn telefoon, heeft niet gezien dat het stoplicht op voornoemde kruising, voor hem rood licht uitstraalde en is met een zodanig hoge snelheid de kruising opgereden, dat hij niet in staat was (tijdig) te remmen om een botsing te voorkomen.
[naam 1] heeft bij de botsing lichamelijk letsel opgelopen, te weten een breuk in het borstbeen en een afgescheurde pees in zijn duim, waaraan hij moest worden geopereerd. De vrouw en het jonge kind van [naam 1] zijn ook gewond geraakt, maar in minder ernstige mate dan [naam 1] . De aanrijding heeft een grote impact gehad op [naam 1] en zijn gezin, zoals ook blijkt uit de slachtofferverklaringen die zij op de terechtzitting naar voren hebben gebracht.
Beide bij de botsing betrokken voertuigen zijn fors beschadigd. Na de botsing is de verdachte uit zijn auto gestapt en heeft zich uit de voeten gemaakt. De verdachte heeft de slachtoffers achtergelaten, terwijl hij wist dat hij hen letsel en/of schade had toegebracht. Vervolgens probeerde hij nog zijn achtervolger, [naam 3] , van zich af te schudden door hem tegen het hoofd te slaan. In de auto van de verdachte werd een hoeveelheid van bijna 70 gram cocaïne aangetroffen.
De verdachte heeft de slachtoffers en andere weggebruikers ernstig in gevaar gebracht door te handelen zoals hiervoor omschreven en onaanvaardbare risico’s in het verkeer te nemen. De rechtbank benadrukt daarbij dat gezien de ernst van de overtredingen alle betrokkenen van geluk mogen spreken dat het niet erger is afgelopen. Dat het niet erger is afgelopen, is in ieder geval niet aan het handelen van de verdachte te danken. De rechtbank rekent hem dit zwaar aan.
Strafblad
De rechtbank heeft kennisgenomen van het strafblad van de verdachte van 11 december 2024, waaruit volgt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld.
Persoon van de verdachte
De rechtbank heeft kennisgenomen van een reclasseringsadvies over de verdachte van 13 januari 2024, waaruit volgt dat alcoholgebruik en het psychosociaal functioneren direct in verband stonden met het strafbare gedrag van de verdachte. De verdachte gebruikte in de betreffende periode veelvuldig drugs en alcohol wegens een verbroken relatie. Het risico op recidive wordt als gemiddeld ingeschat. De reclassering adviseert bij veroordeling van de verdachte hem een (deels) voorwaardelijke straf met als bijzondere voorwaarden een meldplicht, ambulante behandeling door Fivoor of een soortgelijke zorgverlener en het meewerken aan middelencontrole op te leggen. De verdachte heeft op de terechtzitting verklaard het nut van deze voorwaarden in te zien en hieraan te willen meewerken.
De straffen
Gelet op wat hiervoor is overwogen, is de rechtbank van oordeel dat niet kan worden volstaan met een lichtere of andere sanctie dan een straf die deels onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming van na te melden duur met zich brengt.
De rechtbank acht, alles afwegende, een gevangenisstraf van vijftien maanden met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht, waarvan vijf maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren, passend en geboden. De rechtbank zal daaraan de door de reclassering geadviseerde voorwaarden verbinden, om de verdachte ervan te weerhouden zich in de toekomst opnieuw aan strafbare feiten schuldig te maken.
Deze straf is lager dan door de officier van justitie gevorderd, omdat de rechtbank anders dan de officier van justitie niet komt tot een bewezenverklaring van het veroorzaken van zwaar lichamelijk letsel.
De verdachte is naar het oordeel van de rechtbank een gevaar op de weg en daarom acht de rechtbank het noodzakelijk dat de verdachte gedurende een lange periode niet mag deelnemen aan het gemotoriseerd verkeer. Een ontzegging van de rijbevoegdheid als bijkomende straf is daarom passend en geboden. Aan de verdachte zal een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen worden opgelegd voor de duur van 5 jaren.

7.De vordering van de benadeelde partij/de schadevergoedingsmaatregel

[naam 3] heeft zich als benadeelde partij gevoegd in het strafproces en vordert een schadevergoeding van € 500,00, te vermeerderen met de wettelijke rente. Dit bedrag bestaat uit immateriële schade.
7.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich voor wat de vordering van de benadeelde partij gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich eveneens gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
7.3
Het oordeel van de rechtbank
Op grond van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting kan worden vastgesteld dat de benadeelde partij rechtstreeks immateriële schade heeft geleden door het onder 3 bewezenverklaarde feit. Gelet op wat door de benadeelde partij ter toelichting op zijn vordering is aangevoerd en met inachtneming van wat in vergelijkbare zaken wordt toegekend, zal de rechtbank de geleden immateriële schade naar billijkheid vaststellen op een bedrag van € 500,00.
De rechtbank zal - gelet op het voorgaande - de vordering toewijzen tot een bedrag van
€ 500,00, bestaande uit immateriële schade.
De rechtbank zal de gevorderde wettelijke rente toewijzen met ingang van 5 oktober 2024, omdat vast is komen te staan dat de schade vanaf die datum is ontstaan.
Nu de vordering wordt toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt. De rechtbank begroot deze kosten tot op heden op nihil. Daarnaast wordt de verdachte veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
De verdachte zal voor het onder 3 bewezenverklaarde strafbare feit worden veroordeeld en hij is daarom tegenover de benadeelde partij aansprakelijk voor schade die door dit feit aan hem is toegebracht. De rechtbank zal aan de verdachte de verplichting opleggen om aan de Staat te betalen een bedrag van € 500,00, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 5 oktober 2024 tot aan de dag dat dit bedrag is betaald, ten behoeve van [naam 3] .

8.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straffen en maatregel zijn gegrond op de artikelen:
- 14 a, 14b, 14c, 36f, 55, 57 en 300 van het Wetboek van Strafrecht;
- 6, 7, 8, 175, 176 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994;
- 2 en 10 van de Opiumwet, en de daarbij behorende lijst I.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak rechtens gelden.

9.De beslissing

De rechtbank:
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte de onder 1, 2, 3, 4 en 5 ten laste gelegde feiten heeft begaan, zoals hierboven onder 3.6 bewezen is verklaard en dat het bewezen verklaarde uitmaakt;
ten aanzien van feit 1 en feit 4:
de eendaadse samenloop van:
overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl de schuld bestaat in roekeloosheid en het een ongeval betreft waardoor een ander lichamelijk letsel wordt toegebracht en terwijl de schuldige verkeerde in de toestand, bedoeld in artikel 8, vijfde lid, van deze wet;
en
overtreding van artikel 8, vijfde lid, van de Wegenverkeerswet 1994 (18 microgram cocaïne en 9 microgram THC en 1,52 milligram ethanol);
ten aanzien van feit 2:
overtreding van artikel 7, eerste lid, onderdeel a en b van de Wegenverkeerswet 1994;
ten aanzien van feit 3:
mishandeling;
ten aanzien van feit 5:
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart het bewezen verklaarde en de verdachte daarvoor strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot:
een gevangenisstraf voor de duur van 15 (vijftien) MAANDEN;
bepaalt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijk gedeelte van de hem opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
bepaalt dat een gedeelte van die straf, groot
5 (vijf) MAANDEN, niet zal worden tenuitvoergelegd onder de algemene voorwaarde dat de veroordeelde zich voor het einde van de hierbij op twee jaren vastgestelde proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
en onder de bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:
- zich gedurende de proeftijd meldt bij GGZ Reclassering Fivoor op het adres [adres 2] te Leiden op door de reclassering te bepalen tijdstippen, zo frequent en zolang de reclassering dat noodzakelijk acht;
- zich gedurende de proeftijd onder behandeling stelt van de forensische polikliniek van Fivoor of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorgverlener dat nodig vindt;
- meewerkt aan controle van het gebruik van alcohol en drugs om het middelengebruik te beheersen. De reclassering kan urineonderzoek en ademonderzoek (blaastest) gebruiken voor de controle. De reclassering bepaalt hoe vaak de veroordeelde wordt gecontroleerd.
geeft opdracht aan GGZ Reclassering Fivoor tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd:
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht daaronder begrepen;
veroordeelt de verdachte voorts tot:
ontzegging van de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen voor 5 (vijf)
JAREN;
wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij toe tot een bedrag van
€ 500,00 en veroordeelt de verdachte om dit bedrag, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente daarover vanaf 5 oktober 2024 tot de dag waarop deze vordering is betaald, te betalen aan [naam 3] ;
veroordeelt de verdachte tevens in de proceskosten van de benadeelde partij, begroot op nihil, en de kosten die ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog gemaakt moeten worden;
legt aan de verdachte de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 500,00 vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 5 oktober 2024 tot de dag waarop dit bedrag is betaald ten behoeve van [naam 3] ;
bepaalt dat, als de verdachte niet het volledige bedrag betaalt en/of niet het volledige bedrag op hem kan worden verhaald, gijzeling zal worden toegepast voor de duur van 10 dagen. Het toepassen van gijzeling ontslaat de verdachte niet van zijn betalingsverplichting aan de Staat;
bepaalt dat als de verdachte de toegewezen schadevergoeding deels of geheel aan de benadeelde partij heeft betaald, de verdachte niet verplicht is om dat deel te betalen aan de Staat en dat als de verdachte het toegewezen bedrag deels of geheel aan de Staat heeft betaald, de verdachte niet verplicht is om dat deel aan de benadeelde partij te betalen.
Dit vonnis is gewezen door
mr. M. de Kock-Molendijk, voorzitter,
mr. L.K. van Zaltbommel, rechter,
mr. R. Wieringa, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. N. de Jong, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 30 januari 2025.