ECLI:NL:RBDHA:2025:1208

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
30 januari 2025
Publicatiedatum
3 februari 2025
Zaaknummer
09/125549-23
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot zware mishandeling tijdens Halloweenfeest; vrijspraak poging tot doodslag

Op 30 januari 2025 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, geboren op [geboortedag] 2001 te [geboorteplaats], met parketnummer 09/125549-23. De zaak betreft een incident dat plaatsvond op 5 november 2022 tijdens een Halloweenfeest bij studentenvereniging Minerva in Leiden. De verdachte heeft de aangever, [naam 1], in een wurggreep vastgehouden, waardoor deze buiten bewustzijn raakte. De rechtbank heeft het primair ten laste gelegde feit, poging tot doodslag, niet bewezen geacht en de verdachte daarvan vrijgesproken. Echter, de rechtbank heeft de verdachte wel schuldig bevonden aan poging tot zware mishandeling. De officier van justitie had vrijspraak van het primair ten laste gelegde en bewezenverklaring van het subsidiair ten laste gelegde gevorderd. De verdediging pleitte voor integrale vrijspraak. De rechtbank oordeelde dat de verdachte met zijn handelen bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard om [naam 1] zwaar lichamelijk letsel toe te brengen. De verdachte heeft de keel van [naam 1] dichtgeknepen, wat leidde tot bewusteloosheid. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van 240 uren, met een vervangende hechtenis van 120 dagen, en een voorwaardelijke gevangenisstraf van 6 maanden met bijzondere voorwaarden, waaronder deelname aan een gedragsinterventie.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Strafrecht
Meervoudige kamer
Parketnummer: 09/125549-23
Datum uitspraak: 30 januari 2025
Tegenspraak
De rechtbank Den Haag heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[de verdachte],
geboren op [geboortedag] 2001 te [geboorteplaats] ,
BRP-adres: [adres 1] te [woonplaats] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden op de terechtzitting van 16 januari 2025.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. I. Oostrom en van hetgeen door de verdachte en zijn raadsman mr. G.J. van Oosten naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 5 november 2022 te Leiden ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [naam 1] opzettelijk van het leven te beroven die [naam 1] om/bij de nek en/of keel heeft vastgeklemd en/of vastgehouden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij op of omstreeks 5 november 2022 te Leiden ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [naam 1] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, die [naam 1] om/bij de nek en/of keel heeft vastgeklemd en/of vastgehouden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of
zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 5 november 2022 te Leiden [naam 1] heeft mishandeld door die [naam 1] om/bij de nek en/of keel vast te klemmen en/of vast te houden.
3. De bewijsbeslissing
3.1.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot vrijspraak van het primair tenlastegelegde en tot bewezenverklaring van het subsidiair tenlastegelegde.
3.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft namens de verdachte integrale vrijspraak bepleit.
3.3.
Vrijspraak
De rechtbank is met betrekking tot de primair ten laste gelegde poging tot doodslag, in overeenstemming met de standpunten van de officier van justitie en de raadsman, van oordeel dat dit niet wettig en overtuigend is bewezen, zodat de verdachte daarvan zal worden vrijgesproken.
3.4.
Gebruikte bewijsmiddelen
De rechtbank heeft hierna opgenomen de wettige bewijsmiddelen met de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden.
Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van het proces-verbaal met het nummer PL1500-2022360210, van de politie eenheid Den Haag, district Leiden/Bollenstreek, met bijlagen (doorgenummerd pagina 1 t/m 85).
1. Het proces-verbaal van aangifte door [naam 1] , opgemaakt op 30 november 2022, voor zover inhoudende (p. 28-29):
Op 4 november 2022 was er een Halloween party bij studentenvereniging Minerva welke is gevestigd aan [adres 2] te Leiden. Dit feest begon in de avond maar zelf was ik er pas op 5 november 2022 omstreeks 00.30 uur.
Omstreeks 03.00 uur wilde ik voor mijzelf en voor vrienden van mij, wat biertjes tappen. Ik ben daarop naar "OUD" gegaan, dit is een plek in de feestzaal, waar bij een bar drie vaste taps staan, waar normaal oudejaars hun biertje gaan tappen.
Vanaf dit moment heb ik zelf geen idee meer wat er is gebeurd.
Op een gegeven moment, ik bevond mij toen bij de trap bij de nooduitgang, kwam ik weer bij. Ik lag op mijn rug op de grond en zag [naam 2] die over mij heen hing. Al vrij snel begreep dat ik buiten bewust zijn was geweest. Ik probeerde weer aanstalten te maken om weg te lopen, maar werd tegengehouden. Ik hoorde toen dat ik een gat in mijn achterhoofd had en dat ik moest blijven zitten. Ik hoorde toen dat ik gechoked was, ofwel dat iemand mij had proberen te wurgen. Ik begreep dat dit was gedaan door [de verdachte] .
2. De verklaring van de verdachte, afgelegd ter terechtzitting d.d. 16 januari 2025:
Op 4 november 2022 was ik aanwezig op het Halloweenfeest van Minerva. Ik stond op een gegeven moment bij bar OUD. Ik pakte een biertje van de bar, waarop iemand, naar ik later begreep: [naam 1] , een bier naar mij toe gooide. Dit raakte mij in mijn gezicht. Ik ben daarop naar hem toe gelopen omdat ik verhaal wilde halen.
3. Het proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 1] , opgemaakt op 31 januari 2023, voor zover inhoudende (p. 52 en p. 53):
Ik ben getuige geweest van een zware mishandeling op het Halloween feest bij studentenvereniging Minerva op 4 november 2022 in het clubgebouw te Leiden. Ik stond bij de bar OUD. Ik heb gezien dat op een gegeven moment [de verdachte] , [naam 1] aanviel en in een wurggreep pakte.
Ik zag dat [de verdachte] naar [naam 1] rende en hem met kracht en duw gaf. Er ontstond een soort van duw en trekwerk, maar dat was echt kort. Ik stond op een meter of 2 a 3 van hun af. Ik had vrij zicht. Ik keek in de richting van [de verdachte] en [naam 1] . [de verdachte] stond met zijn rug naar de bar toe en met zijn gezicht in mijn richting. Ik zag dat [de verdachte] , [naam 1] in een nekgreep beetpakte. Ik zag dat [de verdachte] dat met zijn rechterarm deed. Ik zag dat hij dat met kracht deed en meteen met zijn bovenlichaam [naam 1] in een nekgreep naar beneden drukte in de richting van de buik van [de verdachte] . Ik zag dat [de verdachte] het hoofd en de nek van [naam 1] stevig tegen zijn lichaam aan drukte. De manier hoe [de verdachte] [naam 1] vasthield gaf bij mij het gevoel dat het heftig was. Ik zag dat [de verdachte] , [naam 1] gewoon niet los liet. Ik zag [naam 2] aan komen rennen. Ik zag dat [naam 2] probeerde [de verdachte] los te maken van [naam 1] , maar dat lukte niet. Omdat het niet lukte zag ik dat [naam 2] , [de verdachte] begon te slaan. [naam 2] stond heel dicht op [de verdachte] en probeerde hem los te krijgen en omdat dat niet lukte stompte hij [de verdachte] . Ik zag [de verdachte] zijn gezicht niet omdat zijn gezicht naar beneden hield omdat hij [naam 1] nog steeds in een wurggreep had. Ik vond het toen echt beangstigend, want [naam 2] is echt sterk en het lukte hem niet om [de verdachte] los te krijgen van [naam 1] . Ik keek naar het gezicht van [naam 1] en zag dat deze slap werd en naar de zijkant zakte. Ook zag ik dat de ogen van [naam 1] wegdraaide. Ik zag dat [de verdachte] , [naam 1] los liet. Ik zag dat [naam 1] hierdoor op de grond viel en bleef liggen. Ik zag dat [naam 1] nergens op reageerde en dat hij buiten bewustzijn was.
4. Het proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 2] , opgemaakt op 15 maart 2023, voor zover inhoudende (p. 58 en p. 59):
Op 5 november 2022 ben ik getuige geweest van een heftig incident tijdens het Halloweenfeest bij onze studentenvereniging Minerva. Ik was daar tussen 03.00 en 03.15 uur. Ik kwam aangelopen en zag direct bij het oudbuffet dat een lid een ander lid in een nekklem hield. Ik herkende het lid, welke de nekklem toepaste, als [de verdachte] . De persoon die in de nekklem zat, was [naam 1] . Ik zag dat [naam 1] tegenstribbelde en probeerde los te komen van de greep van [de verdachte] . Toen ik aan kwam lopen stond [de verdachte] naast [naam 1] . Ik zag dat [de verdachte] zijn greep van een nekklem naar een wurggreep veranderde door achter [naam 1] te gaan staan en met beide armen om de keel van [naam 1] deed. Ik wist direct dat dit foute boel was en rende meteen naar hun toe. Toen ik bij [naam 1] en [de verdachte] kwam, probeerde ik met beide handen hun te scheiden van elkaar. Dat lukte niet doordat [de verdachte] zo gefocust was op zijn greep dat hij totaal mij niet in de gaten had en dus ook niet los liet. Ik vond dat best beangstigend, mede omdat ik zag dat [naam 1] niet meer tegenstribbelde en stil viel. Ik heb dingen geroepen zoals “Los laten nu”. Omdat [de verdachte] niet los liet, heb ik met mijn vlakke hand hem 2 klappen in zijn gezicht gegeven. Dat werkte want [de verdachte] liet zijn greep los. Ik zag dat [naam 1] , nadat [de verdachte] hem losliet, direct op de grond viel. Later bleek [naam 1] met zijn achterhoofd ergens opgevallen te zijn waardoor hij een gat in zijn hoofd had. Ik zag dat [naam 1] knockout op de grond lag. Terwijl [naam 1] op de grond lag, begon ik tegen hem aan te praten, maar daar reageerde [naam 1] niet op. Ik heb toen een paar keer met mijn hand op zijn gezicht getikt. Uit eindelijk kwam [naam 1] bij. Ik hoorde een diepe zucht alsof [naam 1] naar adem snakte.
Ik zag dat [naam 1] niet meer tegenstribbelde en knockout ging, terwijl [de verdachte] gewoon door ging met zijn greep.
3.5.
Bewijsoverwegingen
Op grond van voornoemde bewijsmiddelen stelt de rechtbank het volgende vast.
Op 5 november 2022 bevonden zowel de verdachte als aangever [naam 1] (hierna: [naam 1] ) zich op een feest bij studentenvereniging Minerva te Leiden. De verdachte heeft zonder dit te hebben gevraagd een bier gepakt van de bar die aan [naam 1] toebehoorde, waarop [naam 1] een plastic beker met bier naar de verdachte heeft gegooid.
Hierop is de verdachte naar [naam 1] toe gelopen om – naar eigen zeggen – verhaal te halen en heeft hij hem in een greep om zijn nek vastgepakt. Getuige [getuige 2] zag dit gebeuren, is naar de verdachte en [naam 1] gelopen en heeft getracht om beide te scheiden (zowel met beide handen als door te roepen dat de verdachte [naam 1] moest loslaten). De verdachte liet [naam 1] echter niet los. Toen [naam 1] niet meer tegenstribbelde en stil viel, heeft [getuige 2] de verdachte twee klappen in zijn gezicht gegeven, waarop de verdachte [naam 1] heeft losgelaten. [naam 1] is bewusteloos met zijn hoofd op de grond gevallen.
De raadsman heeft verweer gevoerd inhoudende dat de verdachte op [naam 1] een judo houdgreep toepaste, waarmee hij goed bekend was en die hij vaker gebruikte tijdens het stoeien met vrienden of familieleden. De verdachte is zich niet bewust geweest van het feit dat [naam 1] op een gegeven moment zijn bewustzijn verloor en heeft niets gemerkt van de klappen die hij kreeg van getuige [getuige 2] . Gelet hierop kan volgens de raadsman niet worden gesproken over een situatie waar uit uiterlijke verschijningsvorm het bewust aanvaarden van een aanmerkelijke kans op zwaar lichamelijk letsel of pijn volgt, waardoor de verdachte ook dient te worden vrijgesproken van het subsidiair en meer subsidiair tenlastegelegde.
De rechtbank verwerpt dit verweer en komt tot een bewezenverklaring van een poging tot zware mishandeling. De rechtbank overweegt hiertoe als volgt.
Voor een bewezenverklaring van een poging tot zware mishandeling moet de rechtbank vaststellen dat de verdachte met zijn handelen bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard zwaar lichamelijk letsel toe te brengen.
Op grond van de hiervoor vastgestelde feiten en omstandigheden heeft de verdachte de keel van [naam 1] dichtgeknepen en dichtgehouden. Dit heeft hij met zodanige kracht gedaan dat [naam 1] het bewustzijn heeft verloren: zowel getuige [getuige 2] als [getuige 1] hebben gezien dat hij stopte met tegenstribbelen, slap werd en wegviel. Van een judogreep, waarin de verdachte een ander uren kon vasthouden zonder dat er iets zou gebeuren, is gelet op de vastgestelde gedragingen geen sprake geweest.
Gelet op het feit dat [naam 1] buiten bewust raakte, is bij hem kennelijk ademnood ontstaan. Door aldus te handelen heeft de verdachte zich willens en wetens blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat hij [naam 1] zwaar lichamelijk letsel zou kunnen toebrengen. Het is immers een feit van algemene bekendheid dat zich in de keel kwetsbare, vitale delen – waaronder het strottenhoofd – bevinden en dat de kans aanmerkelijk is dat deze bij krachtig samendrukken beschadigd raken. Voorts is het een feit van algemene bekendheid dat de kans op het optreden van (ernstig) hersenletsel ten gevolge van zuurstoftekort aanmerkelijk is. De rechtbank is van oordeel dat de gedragingen van de verdachte naar hun uiterlijke verschijningsvorm kunnen worden aangemerkt als zozeer te zijn gericht op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel dat het, behoudens aanwijzingen voor het tegendeel, niet anders kan zijn geweest dan dat de verdachte willens en wetens de aanmerkelijke kans op dat gevolg heeft aanvaard. Van dergelijke aanwijzingen is de rechtbank niet gebleken.
Integendeel, ondanks dat [getuige 2] naar de verdachte riep dat hij moest loslaten en dat hij geprobeerd heeft de verdachte en [naam 1] te scheiden, bleef de verdachte de keel van [naam 1] dichtknijpen, ook nadat [naam 1] bewusteloos was geraakt. Pas nadat [getuige 2] hem meerdere keren in het gezicht had geslagen, heeft de verdachte [naam 1] losgelaten, die hierdoor met zijn hoofd op de grond is gevallen. De verklaring van de verdachte dat hij niet heeft losgelaten door de klappen van [getuige 2] , maar dat hij dat uit zichzelf zou hebben gedaan, acht de rechtbank – gelet op de verklaringen van [getuige 2] en [getuige 1] over de intensiteit en de focus van de verdachte terwijl hij de keel van [naam 1] dichtkneep en dat hij nergens meer op reageerde – ongeloofwaardig.
De rechtbank acht bewezen dat de verdachte opzet had, in voorwaardelijke zin, op zware mishandeling van [naam 1] . Omdat de handelingen van de verdachte niet daadwerkelijk tot zwaar letsel bij [naam 1] hebben geleid, is sprake van een poging.
Op grond van het voorgaande komt de rechtbank tot een bewezenverklaring van de subsidiair ten laste gelegde poging tot zware mishandeling.
3.6.
De bewezenverklaring
De rechtbank is met betrekking tot het subsidiair ten laste gelegde feit van oordeel dat dit feit wettig en overtuigend is bewezen. De rechtbank verklaart ten laste van de verdachte bewezen dat:
hij op 5 november 2022 te Leiden ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [naam 1] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, die [naam 1] om/bij de nek heeft vastgeklemd en vastgehouden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.

4.De strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is eveneens strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De strafoplegging

6.1.
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte wordt veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 240 uren, subsidiair 120 dagen hechtenis en een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden met een proeftijd van twee jaren en als bijzondere voorwaarden een meldplicht bij de reclassering en deelname aan de gedragsinterventie alcohol en geweld.
6.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft de rechtbank verzocht om, indien een bewezenverklaring volgt, rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, het advies van de reclassering en het feit dat de schade van het slachtoffer reeds is vergoed.
6.3.
Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straffen zijn in overeenstemming met de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek op de terechtzitting is gebleken. De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
Ernst van het feit
De verdachte heeft zich tijdens een feest bij studentenvereniging Minerva schuldig gemaakt aan een poging tot zware mishandeling. Nadat [naam 1] een plastic beker met bier naar zijn hoofd had gegooid, omdat de verdachte een bier van hem had gestolen, heeft de verdachte verhaal gehaald bij [naam 1] en hem in een greep om zijn hals genomen, waardoor [naam 1] uiteindelijk zijn bewustzijn heeft verloren. Toen de verdachte hem uiteindelijk losliet is [naam 1] hard met zijn hoofd op de grond terechtgekomen.
Aan de greep van de verdachte is slechts een einde gekomen door ingrijpen van een ander.
Het is een feit van algemene bekendheid dat slachtoffers van dergelijke geweldsdelicten zich nog gedurende langere tijd angstig en onveilig kunnen voelen en/of psychische gevolgen van het gepleegde geweld kunnen ondervinden. Dat het incident een grote impact op [naam 1] heeft gehad, blijkt ook uit het door hem ter zitting uitgeoefende spreekrecht.
De rechtbank neemt het de verdachte kwalijk dat hij zich - terwijl sprake was van een onbeduidende aanleiding - schuldig heeft gemaakt aan deze disproportionele reactie, waardoor [naam 1] tijdens wat een gezellige avond had moeten zijn, werd geconfronteerd met een grove schending van zijn lichamelijke integriteit.
Strafblad
De rechtbank heeft kennisgenomen van het strafblad van de verdachte van 11 december 2024, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke feiten.
Persoon van de verdachte
De rechtbank heeft kennisgenomen van een reclasseringsadvies over de verdachte van 24 december 2024, waaruit volgt dat alcoholgebruik in direct verband staat tot het strafbare gedrag van de verdachte. Het recidiverisico wordt ingeschat als laag en het risico op letsel wordt ingeschat als gemiddeld.
Ondanks dat de verdachte naar eigen zeggen zijn alcoholgebruik heeft gereduceerd en overige factoren (zoals verandering in het sociaal netwerk, verhuizen naar een andere plaats, serieuzer bezig zijn met de toekomst en studie), lijkt het hem nog te ontbreken aan vaardigheden hoe hij in de toekomst om kan gaan met vergelijkbare situaties. Het verband tussen zijn alcoholgebruik en de mogelijk ontremmende werking op zijn handelen ziet de verdachte in beperkte mate in. Een gedragsinterventie gericht op alcoholgebruik en geweld acht de reclassering geïndiceerd.
Geadviseerd wordt een deels voorwaardelijke straf op te leggen met daaraan verbonden de bijzondere voorwaarden van een meldplicht en deelname aan de gedragsinterventie Alcohol en Geweld of een andere gedragsinterventie die gericht is op verslaving en middelengebruik.
Strafoplegging
De rechtbank acht, alles afwegende en gelet op wat in vergelijkbare gevallen doorgaans wordt opgelegd, een straf zoals door de officier van justitie geëist passend en geboden. De rechtbank zal de verdachte veroordelen tot een taakstraf van 240 uren, te vervangen door 120 dagen hechtenis indien de taakstraf niet of niet naar behoren wordt verricht.
De rechtbank zal daarnaast, om de ernst van het feit mede tot uitdrukking te brengen en de verdachte ervan te weerhouden zich in de toekomst opnieuw aan dergelijke strafbare feiten schuldig te maken, een voorwaardelijke gevangenisstraf opleggen voor de duur van 6 maanden met een proeftijd van 2 jaren, met daaraan verbonden de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden. De rechtbank acht het aangewezen dat de verdachte een realistisch inzicht krijgt in zijn alcoholgebruik en de invloed daarvan op zijn handelen.

7.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 45 en 302 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak rechtens gelden.

8.De beslissing

De rechtbank:
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het primair ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte het subsidiair ten laste gelegde feit heeft begaan, zoals hierboven onder 3.6 bewezen is verklaard en dat het bewezen verklaarde uitmaakt:
ten aanzien van het subsidiair tenlastegelegde:
poging tot zware mishandeling;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart het bewezenverklaarde en de verdachte daarvoor strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot:
een taakstraf voor de tijd van
240 (tweehonderdveertig) UREN;
beveelt, voor het geval dat de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de tijd van
120 (honderdtwintig) DAGEN;
veroordeelt de verdachte voorts tot:
een gevangenisstraf voor de duur van
6 (zes) MAANDEN;
bepaalt dat die straf niet zal worden tenuitvoergelegd onder de algemene voorwaarde dat de veroordeelde zich voor het einde van de hierbij op twee jaren vastgestelde proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
en onder de bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:
- zich gedurende de proeftijd meldt bij GGZ Reclassering Fivoor, [adres 3] te Leiden en zich blijft melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt.;
- gedurende de proeftijd deelneemt aan de gedragsinterventie Alcohol en Geweld of een andere gedragsinterventie die gericht is op verslaving en middelengebruik. De reclassering bepaalt welke training het precies wordt. De veroordeelde houdt zich aan de afspraken en aanwijzingen van de trainer/begeleider;
geeft opdracht aan GGZ Reclassering Fivoor tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd:
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht daaronder begrepen.
Dit vonnis is gewezen door
mr. L.K. van Zaltbommel, voorzitter,
mr. R. Wieringa, rechter,
mr. M. de Kock-Molendijk, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. N. de Jong, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 30 januari 2025.