ECLI:NL:RBDHA:2025:12054

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
8 juli 2025
Publicatiedatum
8 juli 2025
Zaaknummer
AWB 25/6466
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening in vreemdelingenzaak met betrekking tot verblijfsvergunning

Op 8 juli 2025 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaak tussen een verzoekster en de minister van Asiel en Migratie. De verzoekster had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd, met als verblijfsdoel 'privéleven' zoals bedoeld in artikel 8 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM). Deze aanvraag werd op 17 maart 2025 door de minister afgewezen, wat leidde tot het indienen van beroep door de verzoekster. Tevens verzocht zij om een voorlopige voorziening. De zitting vond plaats op 1 juli 2025, waarbij de verzoekster en haar gemachtigden, alsook de gemachtigde van de minister aanwezig waren.

De voorzieningenrechter heeft op dezelfde dag uitspraak gedaan in een gerelateerde zaak (AWB 25/6465) en geconcludeerd dat een voorlopige voorziening niet meer nodig was, aangezien er al een uitspraak was gedaan op het beroep. Daarom werd het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen. De voorzieningenrechter heeft ook aangegeven dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt en er staat geen hoger beroep of verzet open tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 25/6466

uitspraak van de voorzieningenrechter van 8 juli 2025 in de zaak tussen

[naam], V-nummer: [nummer], verzoekster

(gemachtigde: mr. N.B. Swart),
en

de minister van Asiel en Migratie, de minister

(gemachtigde: mr. B.W. Zagers).

Procesverloop

Bij besluit van 17 maart 2025 (het bestreden besluit) is de minister bij de afwijzing van de aanvraag van verzoekster voor een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd met het verblijfsdoel ‘privéleven in de zin van artikel 8 van het EVRM [1] ’ gebleven.
Verzoekster heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Zij heeft verder de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek, samen met de zaak AWB 25/6465, op 1 juli 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: verzoekster, de gemachtigde van verzoekster en de gemachtigde van de minister.

Overwegingen

Bij uitspraak van vandaag, zaaknummer AWB 25/6465, heeft de rechtbank uitspraak gedaan op het beroep. Een voorlopige voorziening is daarom niet meer nodig. De voorzieningenrechter wijst het verzoek om die reden af.
Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.G.D. Overmars, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. J.A. Hessels, griffier, en openbaar gemaakt door middel van gepseudonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
De uitspraak is openbaar en bekendgemaakt op 8 juli 2025.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Voetnoten

1.Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden.