ECLI:NL:RBDHA:2025:12054
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening in vreemdelingenzaak met betrekking tot verblijfsvergunning
Op 8 juli 2025 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaak tussen een verzoekster en de minister van Asiel en Migratie. De verzoekster had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd, met als verblijfsdoel 'privéleven' zoals bedoeld in artikel 8 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM). Deze aanvraag werd op 17 maart 2025 door de minister afgewezen, wat leidde tot het indienen van beroep door de verzoekster. Tevens verzocht zij om een voorlopige voorziening. De zitting vond plaats op 1 juli 2025, waarbij de verzoekster en haar gemachtigden, alsook de gemachtigde van de minister aanwezig waren.
De voorzieningenrechter heeft op dezelfde dag uitspraak gedaan in een gerelateerde zaak (AWB 25/6465) en geconcludeerd dat een voorlopige voorziening niet meer nodig was, aangezien er al een uitspraak was gedaan op het beroep. Daarom werd het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen. De voorzieningenrechter heeft ook aangegeven dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt en er staat geen hoger beroep of verzet open tegen deze beslissing.