In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 5 juni 2025 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de maatregel van bewaring van een Nigeriaanse eiser. De minister van Asiel en Migratie had op 13 mei 2025 een terugkeerbesluit genomen, waarop de maatregel van bewaring was gebaseerd. Eiser heeft beroep ingesteld tegen dit besluit, waarbij hij tevens een verzoek om schadevergoeding indiende. Tijdens de zitting op 2 juni 2025 was eiser aanwezig, bijgestaan door zijn gemachtigde mr. H. Loth, en werd de minister vertegenwoordigd door zijn gemachtigde S. Faddach. De rechtbank heeft vastgesteld dat het terugkeerbesluit van 16 juli 2021 in rechte vaststaat en dat de vraag of dit besluit voldoende is gemotiveerd niet meer ter beoordeling ligt. De rechtbank heeft de beroepsgrond van eiser, dat het terugkeerbesluit niet ten grondslag kan liggen aan de maatregel van bewaring, verworpen. De rechtbank oordeelt dat de minister voldoende heeft gemotiveerd dat de maatregel van bewaring noodzakelijk was, gezien het risico dat eiser zich aan het toezicht zou onttrekken. De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding afgewezen. Tevens is er geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. Tegen deze uitspraak kan binnen één week hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.