In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedateerd 8 juli 2025, wordt de afwijzing van de asielaanvraag van eiser, afkomstig uit Libië, beoordeeld. Eiser heeft op 5 januari 2023 een asielaanvraag ingediend, die door de minister van Asiel en Migratie op 25 april 2025 als ongegrond is afgewezen. Eiser is van mening dat deze afwijzing onterecht is, omdat hij eerder is blootgesteld aan een behandeling in strijd met artikel 3 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM). De rechtbank oordeelt dat de minister de omkering van de bewijslast, zoals vastgelegd in artikel 31, vijfde lid, van de Vreemdelingenwet 2000, heeft miskend. De rechtbank stelt vast dat eiser, als lid van de Qadhafa stam, onder een risicoprofiel valt en dat de minister onvoldoende heeft gemotiveerd waarom eiser bij terugkeer naar Libië geen reëel risico op ernstige schade loopt. De rechtbank verklaart het beroep gegrond, vernietigt het bestreden besluit en geeft de minister de opdracht om binnen acht weken een nieuw besluit te nemen, rekening houdend met deze uitspraak. Tevens worden de proceskosten van eiser vastgesteld op € 1.814,-.