ECLI:NL:RBDHA:2025:12016
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen niet tijdig beslissen op bezwaar tegen stoppen van onderdak en begeleiding in de Landelijke Vreemdelingen Voorziening
In deze zaak hebben meerdere eisers beroep ingesteld tegen de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, vertegenwoordigd door het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam, omdat zij van mening zijn dat er niet tijdig is beslist op hun bezwaar tegen het stoppen van onderdak en begeleiding in de Landelijke Vreemdelingen Voorziening (LVV). De rechtbank heeft de beroepen gevoegd behandeld op basis van artikel 8:14 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank heeft vastgesteld dat de eisers op 26 januari 2025, 27 januari 2025 of 4 februari 2025 in gebreke hebben gesteld, en dat de ingebrekestellingen na ommekomst van de beslistermijnen zijn ingediend. Hierdoor zijn de beroepen gegrond verklaard.
De rechtbank heeft verweerder opgedragen om binnen twee weken na de uitspraak alsnog een besluit bekend te maken. Tevens is er een dwangsom vastgesteld van € 100,- per dag voor elke dag dat de termijn wordt overschreden, met een maximum van € 15.000,-. De rechtbank heeft ook een bestuurlijke dwangsom vastgesteld van € 1.442,-, omdat meer dan 42 dagen zijn verstreken na de dag als bedoeld in artikel 4:17 van de Awb. De eisers zijn vrijgesteld van het betalen van griffierecht en hebben recht op een proceskostenvergoeding van € 680,25. De uitspraak is gedaan door mr. J. de Gans, rechter, en is openbaar uitgesproken op 20 juni 2025.