ECLI:NL:RBDHA:2025:12016

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
20 juni 2025
Publicatiedatum
8 juli 2025
Zaaknummer
AWB25/6920 e.v.
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet tijdig beslissen op bezwaar tegen stoppen van onderdak en begeleiding in de Landelijke Vreemdelingen Voorziening

In deze zaak hebben meerdere eisers beroep ingesteld tegen de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, vertegenwoordigd door het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam, omdat zij van mening zijn dat er niet tijdig is beslist op hun bezwaar tegen het stoppen van onderdak en begeleiding in de Landelijke Vreemdelingen Voorziening (LVV). De rechtbank heeft de beroepen gevoegd behandeld op basis van artikel 8:14 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank heeft vastgesteld dat de eisers op 26 januari 2025, 27 januari 2025 of 4 februari 2025 in gebreke hebben gesteld, en dat de ingebrekestellingen na ommekomst van de beslistermijnen zijn ingediend. Hierdoor zijn de beroepen gegrond verklaard.

De rechtbank heeft verweerder opgedragen om binnen twee weken na de uitspraak alsnog een besluit bekend te maken. Tevens is er een dwangsom vastgesteld van € 100,- per dag voor elke dag dat de termijn wordt overschreden, met een maximum van € 15.000,-. De rechtbank heeft ook een bestuurlijke dwangsom vastgesteld van € 1.442,-, omdat meer dan 42 dagen zijn verstreken na de dag als bedoeld in artikel 4:17 van de Awb. De eisers zijn vrijgesteld van het betalen van griffierecht en hebben recht op een proceskostenvergoeding van € 680,25. De uitspraak is gedaan door mr. J. de Gans, rechter, en is openbaar uitgesproken op 20 juni 2025.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Rotterdam
Bestuursrecht
zaaknummers: AWB 25/6920, AWB 25/6921, AWB 25/6922, AWB 25/6924, AWB 25/6926, AWB 25/6927, AWB 25/6928, AWB 25/6930, AWB 25/6931, AWB 25/6932, AWB 25/6934, AWB 25/6935, AWB 25/6941, AWB 25/6942, AWB 25/6943, AWB 25/6945, AWB 25/6946, AWB 25/6949, AWB 25/6950, AWB 25/6951, AWB 25/6953, AWB 25/6955, AWB 25/6956 en AWB 25/6957

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaken tussen

[eiser 1], eiser,

V-nummer: [nummer 1]

[eiser 2], eiser,

V-nummer: [nummer 2]

[eiseres 1], eiseres,

V-nummer: [nummer 3]

[eiser 3], eiser,

V-nummer: [nummer 4]

[eiseres 2], eiseres,

V-nummer: [nummer 5]

[eiseres 3], eiseres,

V-nummer: [nummer 6]

[eiseres 4], eiseres,

V-nummer: [nummer 7]

[eiser 4], eiser,

V-nummer: [nummer 8]

[eiser 5], eiser,

V-nummer: [nummer 9]

[eiser 6], eiser,

V-nummer: [nummer 10]

[eiser 7], eiser,

V-nummer: [nummer 11]

[eiser 8], eiser,

V-nummer: [nummer 12]
[eiser 9], eiser,
V-nummer: [nummer 13]

[eiser 10], eiser,

V-nummer: [nummer 14]

[eiser 11], eiser,

V-nummer: [nummer 15]

[eiser 12], eiser,

V-nummer: [nummer 16]

[eiser 13], eiser,

V-nummer: [nummer 17],

[eiser 14], eiser,

V-nummer: [nummer 18]

[eiser 15], eiser,

V-nummer: [nummer 19],

[eiser 16], eiser,

V-nummer: [nummer 20]

[eiser 17], eiser,

V-nummer: [nummer 21]

[eiser 18], eiser,

V-nummer: [nummer 22]

[eiser 19], eiser,

V-nummer: [nummer 23]

[eiseres 5], eiseres,

V-nummer: [nummer 24]
tezamen: eisers,
(gemachtigde: mr. W.G. Fischer),
en
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, vertegenwoordigd door het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam, verweerder.

Inleiding

Deze uitspraak gaat over de beroepen die eisers hebben ingesteld omdat verweerder volgens hen niet op tijd heeft beslist op hun bezwaar tegen het stoppen van het bieden van onderdak en begeleiding in de Landelijke Vreemdelingen Voorziening (LVV).

Beoordeling door de rechtbank

1. Gezien de onderlinge samenhang van de beroepen, behandelt de rechtbank op grond van artikel 8:14 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) de beroepen gevoegd.
2. De rechtbank nodigt partijen niet uit voor een zitting, omdat dat op grond van artikel 8:54 van de Awb in deze zaak niet nodig is.
3. Als een bestuursorgaan niet op tijd beslist op een aanvraag of bezwaarschrift, kan de betrokkene daartegen in beroep gaan. Voordat hij beroep kan instellen, moet de betrokkene per brief aan het bestuursorgaan laten weten dat binnen twee weken alsnog beslist moet worden op zijn aanvraag of bezwaar (de zogenoemde ingebrekestelling). Als er na die twee weken nog steeds geen besluit is, dan kan de betrokkene beroep instellen. Dit staat (onder andere) in artikel 6:12 van de Awb.
4. Eisers hebben bezwaar gemaakt tegen een eensluidende brief van verweerder, in sommige zaken gedateerd op 7 oktober 2024 en andere zaken op 8 oktober 2024. In een e-mail van 11 november 2024 en een brief van 11 december 2024 heeft verweerder aan de gemachtigde van eisers medegedeeld dat de beslistermijn in deze zaken niet zes, maar twaalf weken bedraagt.
5. Bij brief van 4 februari 2025 heeft verweerder de beslistermijn verdaagd met zes weken. Uit vaste rechtspraak, bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 6 augustus 2010 (Uitspraak 201003281/2/M1, te vinden op www.raadvanstate.nl), volgt dat als een verdagingsbeslissing na ommekomst van de beslistermijn is genomen, daaraan geen betekenis toekomt. Dit betekent dat verweerder de beslistermijn niet rechtsgeldig heeft verdaagd.
6. Eisers hebben verweerder op 26 januari 2025, 27 januari 2025 of 4 februari 2025 in gebreke hebben gesteld. Verweerder heeft niet betwist dat de ingebrekestellingen na ommekomst van de beslistermijnen zijn ingediend. Twee weken na indiening van de ingebrekestellingen hebben eisers - vervat in één brief - beroep ingesteld. De beroepen zijn dus gegrond. De rechtbank moet zich uitlaten over de termijn waarbinnen verweerder alsnog op de bezwaren van eisers moet beslissen.
7. Als het beroep gegrond is en er nog geen besluit bekend is gemaakt, draagt de rechtbank het bestuursorgaan op grond van artikel 8:55d, eerste en derde lid, van de Awb, op om binnen twee weken na de dag waarop de uitspraak wordt verzonden alsnog een besluit bekend te maken. Alleen in bijzondere gevallen kan de rechtbank een andere termijn bepalen. Verweerder heeft geen bijzondere omstandigheden naar voren gebracht. Dit betekent dat verweerder uiterlijk binnen twee weken na verzending van de uitspraak een besluit moet nemen.
8. De bezwaarschriften van eiseres hangen inhoudelijk zodanig met elkaar samen, dat een redelijke toepassing van de artikelen 4:17, eerste lid, en 8:55d, tweede lid, van de Awb met zich brengt dat het bestuursorgaan slechts één dwangsom heeft verbeurd of kan verbeuren.
9. De rechtbank ziet aanleiding om met toepassing van artikel 8:55d, tweede lid, van de Awb te bepalen dat verweerder een dwangsom verbeurt als hij de gestelde termijn van twee weken overschrijdt. De rechtbank stelt de hoogte van deze dwangsom vast op € 100,- per dag, met een maximum van € 15.000,-.
10. Op verzoek stelt de rechtbank de hoogte vast van de bestuurlijke dwangsom die verweerder op grond van afdeling 4.1.3 van de Awb verschuldigd is. Eisers hebben verzocht deze dwangsom vast te stellen. Omdat meer dan 42 dagen zijn verstreken na de dag als bedoeld in artikel 4:17 van de Awb, stelt de rechtbank de verbeurde dwangsom vast op € 1.442,-. Op grond van artikel II van de Wet herziening regels niet tijdig beslissen in vreemdelingenzaken (Stb. 2025, 96) is artikel 71b van de Vreemdelingenwet 2000 niet van toepassing op deze zaak.
11. De rechtbank wijst erop dat eisers wegens betalingsonmacht zijn vrijgesteld van het betalen van griffierecht, zodat verweerder niet op grond van artikel 8:74 van de Awb griffierecht hoeft te vergoeden.
12. Eisers krijgen een vergoeding voor de proceskosten die zij hebben gemaakt. Verweerder moet de proceskostenvergoeding betalen. Omdat de rechtbank de zaken als samenhangend beschouwt in de zin van artikel 3 van het Besluit proceskosten bestuursrecht (Brp), blijft de proceskostenveroordeling op grond van paragraaf C2. van de bijlage bij het Brp beperkt tot € 680,25 (1,5 punt voor het indienen van de beroepschriften met een waarde per punt van € 907,-, bij een wegingsfactor 0,5).

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart de beroepen gegrond;
- vernietigt het, met een besluit gelijk te stellen, niet tijdig nemen van de besluiten;
- draagt verweerder op binnen twee weken na de dag van verzending van deze uitspraak alsnog een besluit bekend te maken;
- bepaalt dat verweerder aan eisers gezamenlijk een dwangsom van € 100,- moet betalen voor elke dag waarmee hij de hiervoor genoemde termijn overschrijdt, met een maximum van € 15.000,-;
- stelt de door verweerder aan eisers gezamenlijk te betalen bestuurlijke dwangsom vast op € 1.442,-;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eisers tot een bedrag van € 680,25.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J. de Gans, rechter, in aanwezigheid van mr. A. Duijf, griffier.
Uitgesproken in het openbaar op 20 juni 2025.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over verzet

Als partijen het niet eens zijn met deze uitspraak, kunnen zij een verzetschrift sturen naar de rechtbank waarin zij uitleggen waarom zij het niet eens zijn met deze uitspraak. Het verzetschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Als partijen graag een zitting willen om het verzetschrift toe te lichten, moeten zij dit in het verzetschrift vermelden.