ECLI:NL:RBDHA:2025:11962

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
2 juli 2025
Publicatiedatum
7 juli 2025
Zaaknummer
09/070592-25
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Oplegging van gevangenisstraf en voorwaardelijke ISD-maatregel wegens meerdere winkeldiefstallen

Op 18 juni 2025 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van vier winkeldiefstallen. De verdachte, geboren in 1979, heeft op verschillende data in 2024 en 2025 vlees en koffie gestolen uit winkels in Leiden. De rechtbank heeft de feiten wettig en overtuigend bewezen verklaard op basis van de bekennende verklaring van de verdachte en verschillende proces-verbaal van aangifte. De officier van justitie heeft een voorwaardelijke ISD-maatregel van twee jaar geëist, met bijzondere voorwaarden, en een gevangenisstraf van 75 dagen. De verdediging heeft gepleit voor een voorwaardelijke ISD-maatregel en een gevangenisstraf van 75 dagen, met aftrek van de tijd in voorarrest. De rechtbank heeft geoordeeld dat de verdachte een stelselmatige dader is en dat de ISD-maatregel noodzakelijk is voor de bescherming van de maatschappij en om de verdachte te helpen bij het doorbreken van zijn delictgedrag. De rechtbank heeft de ISD-maatregel voorwaardelijk opgelegd voor de duur van twee jaar, met een proeftijd van twee jaar, en daarnaast een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van drie maanden opgelegd. De rechtbank heeft ook de vordering tot tenuitvoerlegging van een eerdere voorwaardelijke gevangenisstraf afgewezen, omdat dit in strijd zou zijn met het doel van de ISD-maatregel. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer van de rechtbank, met de voorzitter en twee rechters.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Strafrecht
Meervoudige kamer
Parketnummers: 09-070592-25 en 09-326422-24 (tul)
Datum uitspraak: 18 juni 2025
Tegenspraak
De rechtbank Den Haag heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte] ,
geboren op [geboortedatum] 1979 te [geboorteplaats] ,
BRP-adres: [adres 1] , [postcode] [woonplaats] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden op de terechtzitting van 18 juni 2025.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. M. Rookhuizen en van hetgeen door de verdachte en zijn raadsman mr. A.J.M. van Roy naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.De bewijsbeslissing

3.1.
Opgave van bewijsmiddelen
De rechtbank acht de ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend bewezen.
De rechtbank zal voor de feiten met een opgave van bewijsmiddelen volstaan, als genoemd in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering. De verdachte heeft deze feiten namelijk bekend en daarna niet anders verklaard. Daarnaast heeft de raadsman geen vrijspraak bepleit. De officier van justitie heeft met betrekking tot deze feiten eveneens gerekwireerd tot bewezenverklaring.
Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van het proces-verbaal met het zaaksregistratienummer 2025066737 van de politie eenheid Den Haag (doorgenummerd pagina 1 t/m 98).
De rechtbank gebruikt de volgende bewijsmiddelen:
1. de bekennende verklaring van de verdachte, afgelegd op de terechtzitting van 18 juni 2025;
2. het proces-verbaal van aangifte van [naam 1] namens Dirk van den Broek, opgemaakt op 12 september 2024 (p. 7 - 9);
3. het proces-verbaal van aangifte van [naam 2] namens Dirk van den Broek, opgemaakt op 18 februari 2025 (p. 17 - 21);
4. het proces-verbaal van aangifte van [naam 3] namens Hoogvliet, opgemaakt op 6 maart 2025 (p. 40 - 42);
5. het proces-verbaal van aangifte van [naam 1] namens Dirk van den Broek, opgemaakt op 5 maart 2025 (p. 32 - 34).
3.2.
De bewezenverklaring
De rechtbank verklaart ten laste van de verdachte bewezen dat:
1
hij op 11 september 2024 te Leiden meerdere verpakkingen vlees, die geheel aan Dirk van den Broek ( [adres 2] ) toebehoorden, heeft weggenomen met het oogmerk om die zich wederrechtelijk toe te eigenen;
2
hij op 6 februari 2025 te Leiden meerdere verpakkingen vlees, die geheel aan Dirk van den Broek ( [adres 2] ) toebehoorden, heeft weggenomen met het oogmerk om die zich wederrechtelijk toe te eigenen;
3
hij op 23 februari 2025 te Leiden meerdere verpakkingen koffie, die geheel aan Hoogvliet ( [adres 3] ) toebehoorden, heeft weggenomen met het oogmerk om die zich wederrechtelijk toe te eigenen;
4
hij op 5 maart 2025 te Leiden meerdere verpakkingen vlees, die geheel aan Dirk van den Broek ( [adres 2] ) toebehoorden, heeft weggenomen met het oogmerk om die zich wederrechtelijk toe te eigenen.
De rechtbank heeft taal- en typefouten in de tenlastelegging verbeterd, zonder de verdachte in zijn verdediging te schaden.

4.De strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is eveneens strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De oplegging van een maatregel en straf

6.1.
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat aan de verdachte een voorwaardelijke maatregel tot plaatsing in een instelling voor stelselmatige daders (hierna: de ISD-maatregel) voor de duur van twee jaren wordt opgelegd, met een proeftijd van twee jaren, onder de algemene voorwaarde dat de verdachte zich in die proeftijd niet opnieuw schuldig maakt aan een strafbaar feit en onder de bijzondere voorwaarden zoals door de GGZ Fivoor [locatie] (hierna ook: de reclassering) geadviseerd. De verdachte lijkt nu gemotiveerd om aan de slag te gaan met de hulp die in de vorm van bijzondere voorwaarden bij de voorwaardelijke ISD-maatregel aan de verdachte wordt aangeboden.
6.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat aan de verdachte een voorwaardelijke ISD-maatregel wordt opgelegd met de bijzondere voorwaarden zoals door de reclassering geadviseerd, en daarnaast een gevangenisstraf van 75 dagen met aftrek van de tijd die de verdachte reeds in voorarrest heeft doorgebracht.
6.3.
Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straf en maatregel zijn in overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek op de terechtzitting is gebleken.
De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan vier winkeldiefstallen. Dit betreffen vervelende feiten, die schade en overlast veroorzaken.
Winkeldiefstallen zijn misdrijven waarvoor voorlopige hechtenis is toegelaten. De verdachte is in de vijf jaren voordat hij deze feiten pleegde ten minste drie keer onherroepelijk voor een misdrijf tot een vrijheidsbenemende straf veroordeeld. De feiten waarvoor de verdachte nu wordt veroordeeld, heeft hij gepleegd nadat deze straffen ten uitvoer zijn gelegd.
De verdachte valt onder de definitie van stelselmatige dader uit de Richtlijn voor strafvordering bij meerderjarige veelplegers, nu over een periode van vijf jaren processen-verbaal voor meer dan tien misdrijffeiten tegen hem zijn opgemaakt, waarvan ten minste één misdrijf in de laatste twaalf maanden, terug te rekenen vanaf de pleegdatum van het laatst gepleegde misdrijffeit.
De rechtbank heeft kennisgenomen van het rapport d.d. 4 juni 2025 van de reclassering over de wenselijkheid of noodzakelijkheid van de ISD-maatregel, opgemaakt door [naam 4] , reclasseringswerker, en [naam 5] , unitmanager. De reclassering adviseert om aan de verdachte een voorwaardelijke ISD-maatregel op te leggen. Uit het rapport volgt dat de verdachte geen huisvesting en geen steunend netwerk heeft. De verdachte gaat om met mensen die een negatieve invloed op hem hebben en het lukt hem onvoldoende hier afstand van te nemen. Daarbij is er vermoedelijk sprake van ADHD en cognitieve problematiek. Volgens de reclassering heeft de verdachte meer structuur, begeleiding en behandeling nodig. Het risico op recidive wordt ingeschat als hoog. De reclassering ziet echter aanknopingspunten om de verdachte te ondersteunen in het doorbreken van het delictgedrag en hem een laatste kans te geven.
De verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij gemotiveerd is om een positieve wending aan zijn leven te geven en zich niet meer schuldig te maken aan strafbare feiten.
De rechtbank is van oordeel dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte opnieuw misdrijven, zoals winkeldiefstallen, zal plegen. De verdachte veroorzaakt steeds weer overlast en schade, waardoor de veiligheid van goederen het opleggen van de ISD-maatregel eist. De ISD-maatregel strekt niet alleen tot beveiliging van de maatschappij, maar kan ook een bijdrage leveren aan het oplossen van de problemen van de verdachte en om herhaling van delictgedrag na afloop van de ISD-maatregel te voorkomen.
Conform het advies van de reclassering, de eis van het openbaar ministerie en de wens van de verdediging zal de rechtbank bepalen dat de ISD-maatregel voorwaardelijk wordt opgelegd en dus niet ten uitvoer wordt gelegd als de verdachte zich houdt aan de algemene en bijzondere voorwaarden die hieronder zijn opgenomen.
Vooral ter optimale bescherming van de maatschappij, maar ook om het leveren van een bijdrage aan de oplossing van zijn problematiek alle kansen te geven, is het belangrijk voldoende tijd te nemen om de ISD-maatregel ten uitvoer te leggen. Daarom zal de rechtbank de ISD-maatregel opleggen voor de maximale duur van twee jaren. Daarnaast zal de rechtbank om dezelfde redenen bepalen dat de voorwaarden die aan de voorwaardelijke ISD-maatregel worden verbonden, gelden gedurende een proeftijd van twee jaren.
Om de ernst van de bewezen verklaarde feiten tot uitdrukking te brengen, legt de rechtbank daarnaast een onvoorwaardelijke gevangenisstraf op voor de duur van drie maanden.

7.De vordering tot tenuitvoerlegging

Aan de verdachte is bij vonnis d.d. 16 oktober 2024 van de politierechter van deze rechtbank (onder meer) een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 30 dagen opgelegd, met een proeftijd van twee jaar en toepassing van de algemene en bijzondere voorwaarden.
7.1.
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd om de bijzondere voorwaarden te laten vervallen en de vordering tot tenuitvoerlegging voor het overige af te wijzen.
7.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat de vordering tot tenuitvoerlegging wordt toegewezen, met als gevolg dat deze 30 dagen kunnen worden opgeteld bij de straf die de rechtbank in de onderhavige zaak aan de verdachte zal opleggen, op zo’n manier dat de verdachte ten tijde van de uitspraak beide straffen heeft uitgezeten. De raadsman heeft hiertoe aangevoerd dat het niet wenselijk is dat na de uitspraak twee voorwaardelijke straffen met afwijkende bijzondere voorwaarden gaan bestaan.
7.3.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat toewijzing van de vordering tot tenuitvoerlegging strijdig zou zijn met het doel dat met het opleggen van de voorwaardelijke ISD-maatregel wordt nagestreefd, namelijk de verdachte te ondersteunen in de doorbreking van zijn delictgedrag met behulp van structuur, begeleiding en behandeling. Toewijzing van de vordering zou erop neerkomen dat de verdachte pas nadat het vonnis onherroepelijk is geworden nog 30 dagen zou komen vast te zitten. Die dagen komen namelijk niet voor aftrek in aanmerking. De rechtbank wijst om deze reden de vordering tot tenuitvoerlegging af.
De rechtbank zal de bijzondere voorwaarden van de voorwaardelijk opgelegde vrijheidsstraf op de voet van artikel 14c lid 7 van het Wetboek van Strafrecht wijzigen, in dier voege dat deze gelijkluidend worden aan de bijzondere voorwaarden die aan de voorwaardelijke ISD-maatregel worden verbonden.

8.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straf en maatregel zijn gegrond op artikelen 14a, 14b, 14c, 38m, 38n, 38p, 57 en 310 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak rechtens gelden.

9.De beslissing

De rechtbank:
verklaart wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan, zoals hierboven onder 3.2 bewezen is verklaard;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en dat het bewezen verklaarde uitmaakt:
ten aanzien van feit 1:
diefstal;
ten aanzien van feit 2:
diefstal;
ten aanzien van feit 3:
diefstal;
ten aanzien van feit 4:
diefstal;
verklaart de verdachte daarvoor strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot:
een
gevangenisstrafvoor de duur van
3 (DRIE) MAANDEN;
bepaalt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijk gedeelte van de hem opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
legt aan de veroordeelde op de
maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige dadersvoor de duur van
2 JAREN;
bepaalt dat die maatregel niet zal worden tenuitvoergelegd onder de
algemene voorwaardendat de veroordeelde:
- zich voor het einde van de hierbij op 2 jaren vastgestelde proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- ter vaststelling van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
en onder de
bijzondere voorwaardendat de veroordeelde:
- zich binnen vijf dagen na het ingaan van de proeftijd meldt bij Fivoor reclassering op de Perzikweg 1-7 te Leiden . De veroordeelde blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt;
- zich laat behandelen door Fivoor of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling start zo snel mogelijk en zodra plaatsing mogelijk is. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorgverlener dat nodig vindt. Bij een terugval in middelengebruik of verslechtering van het psychiatrische ziektebeeld kan de reclassering een indicatiestelling aanvragen voor een kortdurende opname voor detoxificatie en/of diagnostiek. Als de voor indicatie verantwoordelijke instantie een kortdurende opname indiceert, zal de veroordeelde zich, na goedkeuring door de rechter, laten opnemen in een zorginstelling voor zeven weken of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. De justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing in forensische zorg, bepaalt in welke zorginstelling de opname plaatsvindt. De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorginstelling geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorginstelling dat nodig vindt;
- verblijft in de [instelling] of een andere instelling voor beschermd wonen of maatschappelijke opvang, te bepalen door de reclassering. Het verblijf start zo snel mogelijk. Het verblijf duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor hem heeft opgesteld;
- meewerkt aan controle van het gebruik van drugs om het middelengebruik te beheersen. De reclassering kan urineonderzoek gebruiken voor de controle. De reclassering bepaalt hoe vaak de veroordeelde wordt gecontroleerd;
- zich inspant voor het vinden en behouden van betaald werk, onbetaald werk en/of vrijetijdsbesteding, met een vaste structuur. De dagbesteding draagt bij aan het voorkomen van delictgedrag;
stelt
de proeftijdvast op
twee jaren;
geeft opdracht aan GGZ Fivoor [plaats] tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd:
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht daaronder begrepen;
wijst af de vordering tot tenuitvoerlegging van de straf, voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de politierechter van deze rechtbank d.d. 16 oktober 2024 met parketnummer 09-326422-24;
wijzigt de aan de verdachte bij vonnis van de politierechter d.d. 16 oktober 2024 van deze rechtbank met parketnummer 09-326422-24 opgelegde bijzondere voorwaarden in dier voege dat de bijzondere voorwaarden van die voorwaardelijk opgelegde vrijheidsstraf gelijkluidend zijn aan de bijzondere voorwaarden die hiervoor aan de verdachte zijn opgelegd in het kader van de voorwaardelijke ISD-maatregel;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis (welke beslissing afzonderlijk is geminuteerd).
Dit vonnis is gewezen door
mr. A.J. Nederhoed, voorzitter,
mr. S.M. Krans, rechter,
mr. P.C. Goilo-Kam, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. E. Özsoy, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 18 juni 2025.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
1
hij op of omstreeks 11 september 2024 te Leiden een en/of meerdere verpakking(en) vlees, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan Dirk van den Broek ( [adres 2] ), in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
2
hij op of omstreeks 6 februari 2025 te Leiden een en/of meerdere verpakking(en) vlees, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan Dirk van den Broek ( [adres 2] ), in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
3
hij op of omstreeks 23 februari 2025 te Leiden een en/of meerdere verpakking(en) koffie, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan Hoogvliet ( [adres 3] ), in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
4
hij op of omstreeks 5 maart 2025 te Leiden een en/of meerdere verpakking(en) vlees, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan Dirk van den Broek ( [adres 2] ), in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.