ECLI:NL:RBDHA:2025:11933

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
30 juni 2025
Publicatiedatum
7 juli 2025
Zaaknummer
NL24.49294
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de rechtmatigheid van de overdracht van een asielzoeker naar Kroatië in het kader van de Dublinverordening

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 30 juni 2025, wordt het beroep van eiser, een Sierra Leoonse asielzoeker, tegen het niet in behandeling nemen van zijn asielaanvraag beoordeeld. Eiser had op 11 juli 2024 een asielaanvraag ingediend, maar de minister van Asiel en Migratie, verweerder, weigerde deze in behandeling te nemen op basis van de Dublinverordening, omdat Kroatië verantwoordelijk werd geacht voor de behandeling van de aanvraag. Verweerder baseerde zijn besluit op een advies van het Bureau Medische Advisering (BMA), waarin werd gesteld dat eiser, ondanks zijn psychische klachten, kon worden overgedragen aan Kroatië.

De rechtbank oordeelt dat verweerder zijn besluit onzorgvuldig heeft voorbereid en ondeugdelijk heeft gemotiveerd. Verweerder had alleen gevraagd of eiser in staat was om te reizen, zonder te onderzoeken wat de gevolgen van de overdracht voor zijn gezondheid zouden zijn. De rechtbank wijst op de ernstige psychische problemen van eiser, zoals vastgesteld door zijn behandelend psychiater, en concludeert dat de overdracht aanzienlijke en onomkeerbare gevolgen voor zijn gezondheid kan hebben. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit en draagt verweerder op om binnen acht weken een nieuw besluit te nemen, rekening houdend met deze uitspraak. Eiser krijgt tevens een vergoeding van zijn proceskosten van € 907,-.

De uitspraak benadrukt het belang van zorgvuldigheid bij de beoordeling van asielaanvragen, vooral wanneer er sprake is van ernstige psychische aandoeningen. De rechtbank stelt dat het aan de autoriteiten is om eventuele ernstige twijfels over de gevolgen van de overdracht voor de gezondheid van de betrokkene weg te nemen, en dat dit niet kan worden beperkt tot de fysieke reis alleen.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.49294

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , eiser,

V-nummer: [#]
(gemachtigde: mr. W.M. Blaauw),
en

de minister van Asiel en Migratie, verweerder.

Samenvatting

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen het niet in behandeling nemen van zijn asielaanvraag.
1.1.
Eiser heeft op 11 juli 2024 een asielaanvraag ingediend. Verweerder heeft eisers asielaanvraag met het bestreden besluit van 10 december 2024 niet in behandeling genomen, omdat verweerder Kroatië daarvoor verantwoordelijk acht. Op grond van een advies van het Bureau Medische Advisering (BMA) heeft verweerder zich op het standpunt gesteld dat eiser ondanks zijn psychische klachten kan worden overgedragen aan Kroatië.
1.2.
De rechtbank is van oordeel dat verweerder zijn besluit onzorgvuldig heeft voorbereid en ondeugdelijk heeft gemotiveerd. Verweerder heeft namelijk alleen laten beoordelen of eiser in staat is om te reizen. Verweerder heeft ten onrechte niet laten beoordelen wat de gevolgen zijn voor eisers gezondheid van de overdracht als zodanig.
1.3.
Hieronder legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel is gekomen en welke gevolgen dit oordeel heeft.

Procesverloop

2. Eiser stelt de Sierra Leoonse nationaliteit te hebben en te zijn geboren op [geboortedatum] 1994. Hij heeft op 11 juli 2024 een asielaanvraag ingediend. Gebleken is dat eiser al op 13 oktober 2022 in Griekenland, op 21 september 2023 in Kroatië en op 16 oktober 2023 in Frankrijk asiel heeft gevraagd. Verweerder heeft eisers asielaanvraag met het bestreden besluit van 10 december 2024 niet in behandeling genomen, omdat hij Kroatië daarvoor verantwoordelijk acht.
2.1.
De rechtbank heeft het beroep op 6 februari 2025 op zitting behandeld. Hieraan heeft mr. B.J.P.M. Ficq als waarnemend gemachtigde van eiser deelgenomen. Eiser zelf was niet aanwezig. De gemachtigde van verweerder had zich afgemeld voor de zitting.
2.2.
Een aantal dagen voor de zitting, op 31 januari 2025, had eiser nadere beroepsgronden ingediend met daarbij een e-mailbericht van zijn behandelend psychiater. Eiser beroept zich onder meer op het arrest C.K. van het Hof van Justitie van de Europese Unie. [1] Zijn overdracht aan Kroatië zal volgens hem aanzienlijke en onomkeerbare gevolgen voor zijn psychische gezondheid met zich brengen.
2.3.
Ter zitting heeft de rechtbank het beroep geschorst. Diezelfde dag heeft de rechtbank verweerder verzocht een schriftelijke reactie te sturen op de door eiser overgelegde medische informatie van eisers behandelend psychiater.
2.4.
Op 11 februari 2025 heeft verweerder schriftelijk laten weten dat hij, naar aanleiding van de door eiser overgelegde medische informatie, het BMA heeft verzocht een advies uit te brengen over de mogelijkheid om eiser over te dragen aan Kroatië.
2.5.
Op 14 maart 2025 heeft het BMA advies uitgebracht. Op 31 maart 2025 heeft verweerder meegedeeld het bestreden besluit te handhaven omdat uit het BMA-advies blijkt dat eiser onder voorwaarden kan reizen en dus kan worden overgedragen aan Kroatië. Op 17 april 2025 heeft eisers gemachtigde gereageerd op het standpunt van verweerder.
2.6.
Op 6 juni 2025 heeft de rechtbank het onderzoek gesloten.

Beoordeling door de rechtbank

Totstandkoming van het besluit
3. De Europese Unie heeft gezamenlijke regelgeving over het in behandeling nemen van asielaanvragen. Die staat in de Dublinverordening. Op grond van de Dublinverordening neemt verweerder een asielaanvraag niet in behandeling, als is vastgesteld dat een andere lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan. [2] In dit geval heeft Nederland bij Kroatië een verzoek om terugname gedaan. Kroatië heeft dit verzoek aanvaard.
3.1.
Volgens het BMA-advies kan eiser reizen, mits hij begeleid wordt door een psychiatrisch verpleegkundige. Daarom stelt verweerder zich op het standpunt dat eiser ondanks zijn psychische klachten kan worden overgedragen aan Kroatië.
Heeft verweerder mogen besluiten dat eiser kan worden overgedragen aan Kroatië?
4. De rechtbank is van oordeel dat verweerder zijn besluit onzorgvuldig heeft voorbereid en ondeugdelijk heeft gemotiveerd. De rechtbank overweegt hiertoe als volgt. Verweerder heeft alleen aan het BMA gevraagd of eiser in staat is om te reizen. Verweerder heeft ten onrechte niet laten beoordelen wat de gevolgen zijn van de overdracht als zodanig. Uit het bericht van zijn behandelend psychiater blijkt dat eiser sinds eind december 2024 bij haar in behandeling is, daarvoor al in behandeling was bij het crisisteam en ook opgenomen is geweest wegens psychotische klachten en suïcidaliteit, gediagnosticeerd is met een posttraumatische stressstoornis, actueel geen last meer heeft van hallucinaties en suïcidaliteit maar wel van veel angstklachten, een hoge lijdensdruk, sombere stemming en constant piekeren, dat de dreigende uitzetting naar Kroatië, waar hij veel trauma’s heeft meegemaakt, een stressfactor is die leidt tot suïcidaliteit en dat eisers ziektebeeld al eerder bij oplopende spanning snel omsloeg. De rechtbank overweegt dat de verklaring van de psychiater een objectief gegeven is waaruit blijkt dat eiser ernstige psychische problemen heeft en aanzienlijke en onomkeerbare gevolgen zal ondervinden van een overdracht aan Kroatië, zoals bedoeld in de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 3 november 2017. [3] Daarbij is van belang dat in het arrest C.K. in punt 76 staat:
“Het staat dus aan die autoriteiten om iedere ernstige twijfel over de weerslag van de overdracht op de gezondheidstoestand van de betrokkene weg te nemen. In het bijzonder wanneer er sprake is van een ernstige psychische aandoening, mag daarbij niet worden volstaan met te kijken naar de gevolgen van het fysieke vervoer van de betrokkene van een lidstaat naar een andere, maar moet rekening worden gehouden met alle aanzienlijke en onomkeerbare gevolgen die uit de overdracht zouden voortvloeien”. [4]
Verweerder is geheel voorbijgegaan aan de mogelijke weerslag van de overdracht op de gezondheidstoestand van eiser. De ernstige twijfel daarover die op grond van het bericht van eisers behandelend psychiater moet worden aangenomen, heeft verweerder met het BMA-advies niet weggenomen. Daarom had verweerder niet mogen besluiten dat eiser kan worden overgedragen aan Kroatië.
Conclusie en gevolgen
5. Het beroep is gegrond, omdat het bestreden besluit is genomen in strijd met de artikelen 3:2 en 3:46 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Verweerder heeft het besluit niet zorgvuldig voorbereid en niet deugdelijk gemotiveerd. Dit betekent dat eiser gelijk krijgt. De rechtbank vernietigt daarom het bestreden besluit.
5.1.
De rechtbank bepaalt met toepassing van artikel 8:72, vierde lid, van de Awb dat verweerder een nieuw besluit moet nemen en daarbij rekening houdt met deze uitspraak. De rechtbank geeft verweerder hiervoor acht weken.
5.2.
Het beroep is gegrond en daarom krijgt eiser een vergoeding van zijn proceskosten. Verweerder moet deze vergoeding betalen. Deze vergoeding bedraagt € 907,-, omdat de gemachtigde van eiser een beroepschrift heeft ingediend. Voor de zitting, waar eisers beroep en zijn verzoek om een voorlopige voorziening samen zijn behandeld, is bij de uitspraak over dat verzoek om een voorlopige voorziening al een vergoeding toegekend.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit van 10 december 2024;
- draagt verweerder op binnen acht weken na de dag van verzending van deze uitspraak een nieuw besluit te nemen op de aanvraag, waarbij rekening wordt gehouden met deze uitspraak;
- veroordeelt verweerder tot betaling van € 907,- aan proceskosten aan eiser.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Kraefft, rechter, in aanwezigheid van mr. S.L. Clemens, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Arrest van 16 februari 2017, ECLI:EU:C:2017:127.
2.Dit staat ook in artikel 30, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000.
4.ECLI:EU:C:2017:127, onder 76.