ECLI:NL:RBDHA:2025:11928
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening in asielzaak
Deze uitspraak betreft het verzoek om een voorlopige voorziening in de asielzaak van verzoeker, die het niet eens is met de afwijzing van zijn asielaanvraag door de minister van Asiel en Migratie. De minister heeft op 1 mei 2025 de aanvraag afgewezen als kennelijk ongegrond. Verzoeker heeft hiertegen beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 1 juli 2025 behandeld, waarbij verzoeker, zijn gemachtigde, een tolk en de gemachtigde van de minister aanwezig waren.
In de uitspraak van vandaag, met zaaknummer NL25.20380, heeft de rechtbank op het beroep beslist, waardoor een voorlopige voorziening niet meer nodig is. De voorzieningenrechter heeft het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen. Wel heeft de voorzieningenrechter bepaald dat verzoeker recht heeft op een proceskostenvergoeding van € 907,00, die door de minister aan verzoeker moet worden betaald. Deze vergoeding is berekend op basis van het Besluit proceskosten bestuursrecht, waarbij de gemachtigde van verzoeker een vast bedrag per proceshandeling ontvangt. De uitspraak is gedaan door mr. A.G.D. Overmars, in aanwezigheid van mr. J.A. Hessels, griffier, en is openbaar gemaakt op rechtspraak.nl. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.