Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[naam], V-nummer: [nummer], eiser
de minister van Asiel en Migratie, de minister
Samenvatting
Procesverloop
1 mei 2025 deze aanvraag in de verlengde procedure afgewezen als kennelijk ongegrond.
Beoordeling door de rechtbank
23 december 2024 (waarin de nieuwe relatie van eiser en de gestelde problemen met de
ex-man zijn beoordeeld), een ander toetsingskader met betrekking tot de geloofwaardigheidsbeoordeling heeft gehanteerd dan in het eerste voornemen. Eiser stelt dat het onduidelijk is welk toetsingskader in het bestreden besluit is gehanteerd en wat het verschil tussen de toetsingskaders is. Hierdoor is het besluit ondeugdelijk gemotiveerd.
7.1. In het bestreden besluit is hierover enkel overwogen dat eiser hierdoor niet in zijn belangen wordt geschaad. Hoewel de minister op de zitting heeft gesteld dat het bestreden besluit is gebaseerd op de nieuwe geloofwaardigheidsbeoordeling in WI 2024/6, verwijst zij in het bestreden besluit regelmatig naar de geloofwaardigheidsbeoordeling in het voornemen van 16 mei 2024. In dat voornemen zijn de eerste vier asielmotieven beoordeeld aan de hand van het oude beleid in WI 2014/10. De rechtbank is van oordeel dat hiermee niet voldoende deugdelijk gemotiveerd is welk toetsingskader uiteindelijk in het besluit is toegepast bij de beoordeling van de asielmotieven van eiser. De minister heeft dat op de zitting ook niet kunnen verhelderen. De enkele stelling van de minister dat de beoordeling niet wezenlijk anders is en dat de uitkomst hetzelfde zal zijn, maakt het voorgaande niet anders. Daarmee loopt de minister immers op de beoordeling vooruit en bovendien kan op die manier alsnog niet een oordeel worden gegeven over de motivering, omdat onduidelijk blijft welk toetsingskader is toegepast. In zoverre is het besluit onzorgvuldig tot stand gekomen en niet deugdelijk gemotiveerd, waardoor het besluit in strijd is met de artikelen 3:2 en 3:46 van de Awb.
7.2. Nu het beroep reeds op grond van voorgaande overwegingen gegrond is en het bestreden besluit niet in stand kan blijven, komt de rechtbank niet toe aan bespreking van de overige beroepsgronden.
Conclusie en gevolgen
Beslissing
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- draagt de minister op binnen vier weken na de dag van bekendmaking van deze uitspraak een nieuw voornemen te nemen met inachtneming van deze uitspraak, waarna de minister (na de vier weken termijn voor het indienen door eiser van de zienswijze) binnen vier weken een nieuw besluit moet nemen met inachtneming van deze uitspraak;
- veroordeelt de minister in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 1.814,-.