ECLI:NL:RBDHA:2025:11916

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
4 juli 2025
Publicatiedatum
7 juli 2025
Zaaknummer
SGR 23/1838
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestuurlijke lus en verkeersbewegingen in overeenstemming met goede ruimtelijke ordening

Op 4 juli 2025 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaak tussen een eiser en het college van burgemeester en wethouders van Hillegom, met als zaaknummer SGR 23/1838. De rechtbank heeft het beroep van de eiser tegen het herstelbesluit van 17 februari 2025 ongegrond verklaard, maar het beroep tegen het oorspronkelijke besluit van 16 januari 2023 gegrond verklaard. De rechtbank oordeelde dat het college zich op het standpunt heeft mogen stellen dat de vergunde toename van het aantal verkeersbewegingen in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening. De rechtbank verwijst naar een eerdere tussenuitspraak van 26 november 2024, waarin werd vastgesteld dat het bestreden besluit niet met de vereiste zorgvuldigheid was voorbereid. De rechtbank heeft de rapporten van twee verkeersonderzoeksbureaus, BonoTraffics en Goudappel B.V., beoordeeld en geconcludeerd dat de vergunde toename van verkeersbewegingen niet leidt tot een substantiële wijziging van de verkeerssituatie en dat het woon- en leefklimaat voor de omgeving gewaarborgd blijft. De rechtbank heeft de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand gelaten, wat betekent dat de verleende omgevingsvergunning blijft bestaan. Eiser heeft recht op vergoeding van griffierecht en proceskosten, die zijn vastgesteld op € 1.360,50.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 23/1838

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 4 juli 2025 in de zaak tussen

[eiser] , te [woonplaats] , eiser

(gemachtigde: mr. A.K. Koornneef),
en

het college van burgemeester en wethouders van Hillegom, verweerder

(gemachtigde: mr. E.S. Kraay).
Als derde-partij neemt aan de zaak deel:
[derde-partij] B.V., gevestigd te [vestigingsplaats] , vergunninghoudster
(gemachtigde: mr. M.S. van der Hoek).

Procesverloop

De rechtbank verwijst voor een weergave van het procesverloop naar de tussenuitspraak van 26 november 2024 (de tussenuitspraak).
In de tussenuitspraak heeft de rechtbank verweerder in de gelegenheid gesteld om binnen twaalf weken na verzending van de tussenuitspraak het geconstateerde gebrek in het bestreden besluit van 16 januari 2023 te herstellen.
In reactie op de tussenuitspraak heeft verweerder op 17 februari 2025 een herstelbesluit genomen.
Bij brief van 19 februari 2025, door de rechtbank ontvangen op 20 maart 2025, heeft eiser zijn zienswijze over het herstelbesluit naar voren gebracht.
Bij brief van 25 maart 2025 heeft vergunninghoudster haar zienswijze over het herstelbesluit naar voren gebracht.
De rechtbank heeft bepaald dat een nadere zitting achterwege blijft en heeft het onderzoek gesloten.

Beoordeling door de rechtbank

1. Deze uitspraak bouwt voort op de tussenuitspraak van 26 november 2024. De rechtbank blijft bij al wat zij in de tussenuitspraak heeft overwogen en beslist, tenzij hierna uitdrukkelijk anders wordt overwogen. In dat kader overweegt de rechtbank dat het haar niet vrij staat om terug te komen van zonder voorbehoud gegeven oordelen in de tussenuitspraak. Dit is alleen anders in zeer uitzonderlijke gevallen.
De tussenuitspraak
2. In de tussenuitspraak heeft de rechtbank, kort gezegd, overwogen dat het bestreden besluit niet met de vereiste zorgvuldigheid is voorbereid en dat het ontoereikend is gemotiveerd. Om het gebrek te herstellen moet verweerder onderzoek (laten) verrichten naar de gevolgen van de vergunde toename van verkeersbewegingen voor de verkeersafwikkeling, de verkeersveiligheid en voor het woon- en leefklimaat van eiser. Op basis van dit onderzoek moet verweerder motiveren of de toename van verkeersbewegingen in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening.
De nadere motivering
3. Verweerder verwijst in het herstelbesluit onder meer naar een door bureau BonoTraffics verricht verkeersonderzoek. In de rapportage van dit onderzoek van
31 januari 2025 wordt toegelicht dat de gemeten verkeersintensiteiten hoger zijn dan de volgens de CROW-richtlijn, ter voorkoming van bermschade, toegestane verkeersintensiteiten. Omdat er voldoende uitwijkmogelijkheden zijn voor tegemoetkomend verkeer, leidt dit niet tot een situatie waarin men in de berm stil hoeft te staan. Tegemoetkomend verkeer kan uitwijken zonder gevaarlijke situaties te veroorzaken. Over middelzwaar en zwaar verkeer wordt in de rapportage vermeld dat de intensiteiten op de [straatnaam] zich dicht bij het maximale niveau bevinden. Omdat de [straatnaam] een doodlopende weg is, zullen deze intensiteiten niet toenemen door veranderingen in de omliggende wegenstructuur. Gelet op de uitwijkmogelijkheden wordt voorzien in een voldoende verkeersafwikkeling, aldus verweerder. Daarnaast verwijst verweerder in het herstelbesluit naar een in opdracht van vergunninghoudster verricht verkeersonderzoek van bureau Goudappel B.V. In de rapportage van Goudappel van 17 februari 2025 wordt geconcludeerd dat een maximale verkeersintensiteit van 1.000 motorvoertuigbewegingen per etmaal acceptabel zou zijn. Gelet op de door BonoTraffics gemeten verkeersintensiteit stelt Goudappel vast dat het aantal voertuigbewegingen daar ruimschoots onder blijft. Volgens Goudappel leidt de uitbreiding van het bedrijf van vergunninghoudster niet tot een substantiële wijziging van de verkeerssituatie en heeft deze geen noemenswaardige impact op de doorstroming of de verkeersveiligheid. Het college concludeert op basis van deze onderzoeken dat de vergunde toename van het aantal verkeersbewegingen in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening.
De zienswijze van eiser
4. Eiser betoogt dat de uitwijkmogelijkheden op de [straatnaam] niet publiekrechtelijk zijn geborgd. Aan de [straatnaam] zijn particuliere terreinen gelegen, waarop bijvoorbeeld erfafscheidingen kunnen worden geplaatst en waar geparkeerde auto’s het uitwijken kunnen blokkeren. Volgens eiser is onduidelijk waarop de conclusie in het rapport van BonoTraffics is gebaseerd dat de intensiteiten van middelzwaar en zwaar verkeer op de [straatnaam] zich dicht bij het maximale niveau bevinden. Eiser stelt dat het goed verdedigbaar is dat de maximale intensiteiten in vergaande mate worden overschreden als rekening wordt gehouden met het ontbreken van (legale) uitwijkmogelijkheden. BonoTraffics concludeert dat het om 473 motorvoertuigbewegingen per etmaal gaat, inclusief de vergunde toename van 92 voertuigen per werkdagetmaal. In het rapport van Goudappel wordt echter als worst case gehanteerd de laagste intensiteit voor de relatie gebruik-functie, van 1.000 motorvoertuigbewegingen per etmaal. Omdat de rapporten elkaar tegenspreken kan aan beide rapporten geen beslissende betekenis worden toegekend. Tot slot beschrijven beide rapporten niet de gevolgen van de toename van de verkeersintensiteit voor het woon- en leefklimaat van eiser. Eiser ervaart geluidsoverlast. Daarnaast rust de [straatnaam] op zandgrond en is de woning van eiser op staal gebouwd. Eiser ondervindt trillinghinder bij het passeren van vrachtauto’s en daardoor zijn ook scheuren in de muren van zijn woning ontstaan.
De zienswijze van vergunninghoudster
5. Vergunninghoudster wijst op de vaststelling van Goudappel dat het aantal voertuigbewegingen ruimschoots onder het ter plaatse maximaal ruimtelijk inpasbare aantal van 1.000 blijft. Volgens Goudappel is sprake van een goede ruimtelijke ordening en blijft het woon- en leefklimaat voor de omgeving gewaarborgd. De uitbreiding leidt volgens Goudappel niet tot een substantiële wijziging van de verkeerssituatie.
Beoordeling van het herstelbesluit
6. De rechtbank stelt vast dat eiser de door het college in het herstelbesluit betrokken verkeersonderzoeken niet heeft betwist op basis van een deskundig tegenadvies. Het betoog van eiser dat de rapporten van BonoTraffics en Goudappel elkaar tegenspreken op het punt van de maximale verkeersintensiteit, volgt de rechtbank niet. BonoTraffics relateert de gemeten verkeersintensiteit aan richtlijnen van het CROW, maar betrekt daarbij de beschikbaarheid van uitwijkmogelijkheden en dat de [straatnaam] een doodlopende weg is. De in de rapportage van Goudappel genoemde maximale verkeersintensiteit is gebaseerd op een ‘wegenscan’, om de relatie tussen vormgeving, functie en gebruik van een weg te beoordelen. Goudappel wijst erop dat de wegenscan een zelf ontwikkelde tool is op basis van CROW-richtlijnen, uitgevoerde onderzoeken/studies en ervaringsgetallen. Voor zover BonoTraffics en Goudappel uitgaan van verschillende maximum verkeersintensiteiten overweegt de rechtbank dat dit kan worden verklaard door verschillen in de beoordelingsmethodiek van de beide bureaus. Die verschillen doen er niet aan af dat in beide onderzoeken wordt geconcludeerd dat het verkeer veilig kan worden afgewikkeld.
6.1
Verder is de rechtbank van oordeel dat verweerder de bestaande uitwijkmogelijkheden heeft mogen betrekken bij de beoordeling van de vraag of de verkeerssituatie in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening. Daarbij neemt de rechtbank in aanmerking dat deze uitwijkmogelijkheden feitelijk aanwezig zijn en dat daar – naar niet is betwist – al langere tijd gebruik van wordt gemaakt, zonder dat door eiser gestelde (juridische) beperkingen aan dat gebruik in de weg hebben gestaan.
Het betoog van eiser dat niet is voldaan aan de opdracht in de tussenuitspraak omdat de rapporten van BonoTraffics en Goudappel niets vermelden over (eventuele) gevolgen voor het woon- en leefklimaat van eiser, slaagt niet. De rechtbank overweegt dat een beoordeling van de gevolgen van de vergunde toename van verkeersbewegingen voor het woon- en leefklimaat van eiser, deels ligt besloten in de beoordeling van de verkeerssituatie waarin beide rapporten voorzien. In het rapport van Goudappel wordt geconcludeerd dat de voertuigbewegingen ruimtelijk inpasbaar zijn en dat het woon- en leefklimaat voor de omgeving blijft gewaarborgd. Eiser heeft zijn stelling dat de vergunde toename van het aantal verkeersbewegingen leidt tot geluid- en trillinghinder verder niet met objectieve gegevens onderbouwd. De rechtbank is daarom van oordeel dat verweerder zich op basis van de aan het herstelbesluit ten grondslag liggende deskundigenrapporten op het standpunt heeft mogen stellen dat de vergunde toename van het aantal verkeersbewegingen in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening.
Conclusie en gevolgen
7. Gelet op de tussenuitspraak geconstateerde gebreken, is het beroep tegen het bestreden besluit gegrond. De rechtbank zal het bestreden besluit vernietigen. Het beroep tegen het herstelbesluit is ongegrond. Omdat verweerder met het herstelbesluit de gebreken in het bestreden besluit heeft hersteld, zal de rechtbank de rechtsgevolgen van het bestreden besluit geheel in stand laten. Dat betekent dat de verleende omgevingsvergunning in stand blijft.
7.1.
Omdat het beroep gegrond is moet verweerder het door eiser betaalde griffierecht vergoeden en krijg eiser ook een vergoeding van zijn proceskosten. De vergoeding voor proceskosten bedraagt € 1.360,50 omdat de gemachtigde van eiser op zitting is verschenen en een zienswijze op het herstelbesluit heeft ingediend.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep tegen het bestreden besluit van 16 januari 2023 gegrond;
- vernietigt het besluit van 16 januari 2023;
- bepaalt dat de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit geheel in stand blijven;
- verklaart het beroep tegen het herstelbesluit ongegrond;
- draagt verweerder op het door eiser betaalde griffierecht van € 184,- aan hem te vergoeden;
- veroordeelt verweerder tot betaling van € 1.360,50 aan proceskosten aan eiser.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.H. van den Ende, rechter, in aanwezigheid van
mr. H.B. Brandwijk, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op
4 juli 2025.
griffier rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.