ECLI:NL:RBDHA:2025:11891

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
19 mei 2025
Publicatiedatum
7 juli 2025
Zaaknummer
NL24.51254 NL24.51255
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvragen van Colombiaanse moeder en zoon wegens onvoldoende onderbouwing van vrees voor vervolging door bendes

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedaan op 19 mei 2025, zijn de asielaanvragen van een Colombiaanse moeder en haar minderjarige zoon afgewezen. De eisers, die op 28 oktober 2022 een aanvraag om een verblijfsvergunning asiel hebben ingediend, voerden aan dat zij bedreigd werden door bendes in Colombia. De rechtbank oordeelde dat de vrees voor vervolging niet aannemelijk was gemaakt. De rechtbank stelde vast dat er een tijdsverloop was sinds de bedreigingen en dat er geen aangifte was gedaan. Dit werd door de rechtbank als relevant beschouwd in de beoordeling van de asielaanvragen. De rechtbank concludeerde dat de minister van Asiel en Migratie de aanvragen op goede gronden had afgewezen. De eisers hadden onvoldoende bewijs geleverd dat hun vrees voor vervolging gegrond was, en de rechtbank vond dat zij niet snel genoeg bescherming hadden gezocht. De uitspraak benadrukt dat het aan de eisers is om aannemelijk te maken dat zij in hun specifieke situatie geen bescherming van de autoriteiten konden krijgen. De rechtbank verklaarde de beroepen ongegrond, wat betekent dat de eisers geen gelijk kregen en geen proceskostenvergoeding ontvingen.

Uitspraak

uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummers: NL24.51254 en NL24.51255

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres], V-nummer: [V-nummer] , eiseres,
mede namens haar minderjarige zoon [minderjarige] , en
[eiser], V-nummer: [V-nummer] , eiser, tezamen: eisers,
(gemachtigde: mr. F.W. Verweij), en
de Minister van Asiel en Migratie, de minister (gemachtigde: mr. R.A. Mandersloot).

Samenvatting

Deze uitspraak gaat over de afwijzing van de asielaanvragen van eisers als bedoeld in artikel 28 van de Vw 20001. Eisers zijn het hier niet mee eens. Zij voeren daartoe een aantal beroepsgronden aan. Aan de hand van deze beroepsgronden beoordeelt de rechtbank de afwijzing van de asielaanvragen.
De rechtbank komt in deze uitspraak tot het oordeel dat de afwijzing van de asielaanvragen in stand blijft en dat het beroep van eisers ongegrond is
.Hieronder legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
3. Onder 4 staat het procesverloop in dit geding. Onder 5 en 6 is het asielrelaas weergegeven en een samenvatting van het bestreden besluit. De beoordeling door de rechtbank aan de hand van de beroepsgronden volgt vanaf 7. Aan het eind staat de beslissing van de rechtbank en de gevolgen daarvan.

Procesverloop

4. Eisers, moeder en zoon, hebben op 28 oktober 2022 een aanvraag om verlening van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. Eisers zijn van Colombiaanse nationaliteit. Eiseres is geboren op [geboortedatum] 1985 en eiser is geboren op [geboortedatum] 2006. De minister heeft met de bestreden besluiten van 13 december 2024 de aanvragen van eisers in de algemene asielprocedure afgewezen als ongegrond.
1. Vreemdelingenwet 2000
4.1
Eisers hebben beroep ingesteld tegen de bestreden besluiten.
4.2
De rechtbank heeft de beroepen op 16 januari 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres en eiser, de gemachtigde van eisers, A.N. van den Berg-Barrio als tolk en de gemachtigde van de minister. Aan het einde van de zitting heeft de rechtbank de zaken aangehouden omdat deze zaken zodanig samenhangen met de zaak (NL24.51236) van de heer [ex-partner] , de ex-partner van eiseres, dat de uitspraak in die laatste zaak moet worden afgewacht.
4.3
De uitspraak in de zaak van de heer [ex-partner] is gedaan door deze rechtbank, zittingsplaats Roermond op 3 maart 2025. Deze uitspraak is op 18 maart 2025 door de minister, voorzien van een schriftelijke reactie, overgelegd. Eisers hebben hier op 7 april 2025 op gereageerd. Vervolgens heeft de rechtbank partijen laten weten zonder een nadere zitting uitspraak te doen, tenzij partijen binnen een daartoe gestelde termijn aangeven een nieuwe zitting te wensen. De minister heeft met afdoening zonder zitting ingestemd bij brief van 14 april 2025. Van eisers werd binnen de gestelde termijn geen reactie ontvangen, waarop de rechtbank het onderzoek heeft gesloten.

Beoordeling door de rechtbank

Het asielrelaas
5. Eisers leggen aan hun asielaanvragen het volgende ten grondslag. Eiseres heeft verklaard dat haar ex-partner, de heer [ex-partner] , in Colombia bedreigd werd door bendes. Hij werd afgeperst voor een groot geldbedrag vanwege zijn werk. Deze bedreigingen zijn ongeveer in 2022 begonnen. Aanvankelijk heeft de ex-partner eiseres niets over de bedreigingen verteld om haar niet ongerust te maken. Eiseres heeft verklaard dat er meerdere keren op de deur is gebonkt door een man op een motor. Ook is er een pamflet onder de deur geschoven met de naam van haar ex-partner erop en de naam van de bende
Gaitanistas de Colombia. Eiseres is (persoonlijk) niet bedreigd. Op 26 oktober 2022 is eiseres Colombia met haar gezinsleden, waaronder eiser, ontvlucht.

Het bestreden besluit

6. Het asielrelaas van eisers bevat volgens de minister de volgende asielmotieven:
1. Identiteit, nationaliteit en herkomst;
2. De problemen met bendes vanwege het werk van ex-partner/vader.
Beide asielmotieven zijn door de minister geloofwaardig geacht. De asielverzoeken van eisers zijn desalniettemin afgewezen, omdat de asielmotieven niet leiden tot een gegronde vrees voor vervolging is en ook niet aannemelijk is gemaakt dat bij terugkeer een reëel risico op ernstige schade bestaat. De minister legt hieraan ten grondslag dat eisers hun vrees om vermoord te worden door bendes niet aannemelijk hebben gemaakt. De minister weegt hierbij mee dat er geen aangifte is gedaan, terwijl wel wordt gesteld dat sprake was van grote problemen. Uit landeninformatie volgt dat in Colombia aangifte kan worden gedaan van afpersing en dat daar in bepaalde gevallen ook actie op wordt ondernomen door de politie. Niet valt in te zien waarom de autoriteiten eisers niet zouden willen helpen. De redenen die eisers aangeven dat zij geen aangifte hebben gedaan, namelijk dat ze het nut er niet van inzagen, dat het aan haar ex-partner was om aangifte te doen en dat de politie corrupt is, vindt de minister onvoldoende verklaringen waarom eisers geen inspanningen hebben verricht om hulp in te roepen en waarom zij dat bij terugkeer bij eventuele problemen niet alsnog kunnen doen. Dat een neef van haar ex-partner is vermoord, rechtvaardigt nog niet de aanname dat met eisers hetzelfde zal gebeuren. Ook vindt de minister van belang dat eisers onvoldoende hebben kunnen uitleggen waarom zij wegens de afpersing in 2022 nog gezocht worden door de bendes. Tot slot betrekt de minister dat hoewel eisers stellen snel bescherming te hebben willen zoeken na de ondervonden problemen in 2022, dit niet is niet te rijmen hun handelen. Eisers hebben namelijk vliegtickets geboekt voor een vlucht 3 à 4 maanden later. Eiser heeft geen andere feiten en omstandigheden heeft aangedragen dan eiseres, zodat hij evenmin in aanmerking komt voor een asielvergunning, aldus de minister.
Beoordeling door de rechtbank
Mocht eisers worden tegengeworpen dat zij geen bescherming van de autoriteiten hebben ingeroepen?
7. Eisers stellen zich op het standpunt dat ten onrechte wordt tegengeworpen dat zij geen aangifte hebben gedaan en/of de hulp van de autoriteiten hebben ingeroepen. Eiseres voert in dit verband aan dat zij niet heeft verklaard dat zij het nut van aangifte doen niet inzag, maar dat het doen van aangifte in haar situatie geen nut had omdat haar ex-partner de meeste bedreigingen ontvangen had, terwijl die eiseres ook bewust niet alle details over de bedreigingen heeft verteld om haar te beschermen. Ook kan niet aan eiseres worden tegengeworpen dat haar ex-partner geen aangifte heeft gedaan. Welke andere inspanning door eiseres geleverd had moeten worden ter zake van het zoeken van hulp, anders dan het doen van aangifte, is niet vermeld in het bestreden besluit, waardoor eiseres niet op deze tegenwerping kan reageren. Daarnaast wijzen eisers erop dat hun verhaal past in het algemene beeld van Colombia, waarin kleine zelfstandigen slachtoffer worden van afpersingspraktijken. Uit de landeninformatie volgt dat wegens het aantal afpersingen de bescherming niet effectief is en dat veel mensen daar, net zoals eisers, geen aangifte doen uit angst voor represailles. De moord op de neef is hierbij ook van belang, nu hij is vermoord door eenzelfde soort bende als waarvoor eisers vrezen.
7.1
De rechtbank stelt vast dat niet in geschil is dat uit landeninformatie over Colombia volgt dat het mogelijk is om aldaar aangifte te doen voor afpersing en dat de politie hierop soms ook daadwerkelijk actie onderneemt.2 In het beleid van de minister is vermeld dat het voor een Colombiaanse vreemdeling3 in het algemeen mogelijk is de bescherming van de autoriteiten en/of internationale organisaties te verkrijgen.4 Hoewel in de landeninformatie ook is vermeld dat veel afpersingspraktijken in Colombia onbestraft blijven, ziet de rechtbank geen grond voor het oordeel dat de minister niet van het in het beleid vermelde uitgangspunt heeft mogen uitgaan. Het is dan aan eisers om aannemelijk te maken dat dat in hun geval niet zo is. Wat zij in beroep hebben aangevoerd, leidt niet tot het oordeel dat zij hierin zijn geslaagd. Dat eiseres stelt slechts beperkt op de hoogte te zijn geweest van de gang van zaken rond de bedreigingen aan haar ex-partner, maakt niet dat zij niet ook, eventueel zonder haar toenmalige partner, naar de politie had kunnen stappen, nu bedreigingen hiervoor op zichzelf al voldoende zijn en zij hiervan kennelijk wel op de hoogte was. De angst voor eventuele represailles is onvoldoende voor het oordeel dat niet van eiseres mocht worden verwacht bescherming te zoeken. Dit geldt ook voor de moord op de neef, nu ten aanzien van de omstandigheden van die moord op niet aannemelijk is geworden dat dit relevant is voor eisers. Ten slotte volgt uit voormelde uitspraak van haar ex-partner van 3 maart 2025 dat de politie desgevraagd meermaals hulp heeft geboden, in de vorm van het naar huis begeleiden van de ex-partner, zodat ook daarom niet aannemelijk is dat de Colombiaanse autoriteiten eisers geen bescherming kunnen of willen verlenen. De beroepsgrond slaagt niet.
2 Zie het Algemeen ambtsbericht Colombia van juni 2024, blz. 94 en 95.
3 Afgezien van 2 hier niet van toepassing zijnde categorieën.
4 Paragraaf C7/10.5 van de Vreemdelingencirculaire.
Tijdsverloop sinds afpersing
8. Eisers voeren aan dat de door de bendes geuite bedreigingen nog altijd geldig zijn omdat het bedrag dat werd geëist nog altijd niet is betaald. De minister neemt ten onrechte aan dat vanwege het tijdsverloop, zonder nieuwe bedreiging(en), dat het risico op herhaling geweken zal zijn. Voorts miskent de minister volgens eisers de betekenis van artikel 4, vierde lid, van de Kwalificatierichtlijn5, waaruit volgt dat een behandeling in strijd met artikel 3 EVRM6 of artikel 4 Handvest7 in het verleden een duidelijke aanwijzing is dat de vrees voor vervolging gegrond is en het risico op ernstige schade reëel is tenzij er goede redenen zijn om aan te nemen dat die ernstige schade zich niet opnieuw zal voordoen. Het enkele tijdsverloop sinds het vertrek naar Europa is onvoldoende om aan te nemen dat het gevaar voor eisers geweken zou zijn. De minister heeft bovendien zelf bijgedragen aan dit lange tijdsverloop door de duur van de procedure waardoor de minister niet langer aan eisers kan tegenwerpen dat zij niet aannemelijk hebben gemaakt waarom zij bij terugkeer nog steeds gezocht worden door de bendes.
8.1
De rechtbank overweegt dat in het bestreden besluit niet is vermeld dat uitsluitend vanwege het tijdsverloop is gesteld dat er geen reëel risico op ernstige schade bestaat, maar dat eisers niet aannemelijk hebben gemaakt dat dit het geval is door hierover slechts naar voren te brengen dat ‘dit is hoe de dingen gaan in Colombia’. De minister heeft dit te algemeen mogen vinden en daarbij kunnen betrekken dat het aan eisers is om aannemelijk te maken dat hiervoor bedoeld risico bestaat. De verwijzing naar artikel 4, vierde lid, van de Kwalificatierichtlijn slaagt niet. Nu niet aannemelijk is gemaakt dat sprake is van een groepering waartegen geen bescherming mogelijk is, is in dit geval geen sprake van een actor van ernstige schade als bedoeld in artikel 6 van de Kwalificatierichtlijn. Bovendien heeft de minister voldoende gemotiveerd waarom ondanks de geloofwaardig geachte omstandigheden toch niet aannemelijk is gemaakt dat sprake is van een reëel risico op ernstige schade. De beroepsgrond slaagt niet.
Hebben eisers zo snel mogelijk bescherming gezocht?
9. Eisers betogen dat de minister ten onrechte heeft tegengeworpen dat niet is gebleken dat zij zo snel mogelijk bescherming hebben gezocht. Eisers hebben niet 3 tot 4 maanden voor hun vertrek uit Colombia vliegtickets gekocht en eiseres heeft dit ook niet verklaard. Dit is in de zienswijze ook nadrukkelijk aangehaald. Eiseres en haar ex-partner hebben in de 3 tot 4 maanden vanaf het plan om naar Spanje tot het vertrek, alles daarvoor geregeld, waaronder de vliegtickets. Ook hadden eisers hun woonplaats al verlaten uit angst voor verdere bedreiging en afpersing door bendes.
5 Richtlijn 2011/95/EU van het Europees Parlement en de Raad van 13 december 2011.
6 Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden, 4 november 1950.
7 Handvest van de Grondrechten van de Europese Unie (2012/C 326/02).
9.1
De rechtbank stelt vast dat eiseres in het nader gehoor tweemaal (blz. 14 en 16) uitdrukkelijk heeft verklaard dat de tickets drie à vier maanden voor vertrek zijn gekocht. Dat in een eerdere verklaring in dit gehoor (blz. 11) minder duidelijk is wanneer de tickets zijn gekocht, doet daar niet aan af. De minister heeft dit naar het oordeel van de rechtbank mede kunnen betrekken bij de beoordeling van de zwaarwegendheid van het asielmotief. De minister heeft dit reeds in het voornemen tegengeworpen, zodat eisers in de gelegenheid waren daarop in de zienswijze te reageren. Verder wijst de rechtbank in dit kader nog op de uitspraak van de ex-partner waarin in rechtsoverweging 8.1 waaruit volgt dat ook de ex- partner heeft verklaard dat de tickets drie maanden van tevoren zijn gekocht en dat daarvoor is gekozen omdat eerdere tickets duurder waren. De beroepsgrond slaagt niet.

Conclusie en gevolgen

10. De minister heeft de asielaanvragen van eisers op goede gronden afgewezen als ongegrond. De beroepen zijn ongegrond. Dat betekent dat eisers geen gelijk krijgen. Eisers krijgen ook geen vergoeding van hun proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart de beroepen ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.M. den Dulk, rechter, in aanwezigheid van mr. M.M.A.F.C. Lienaerts, griffier.
Uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
19 mei 2025

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.