ECLI:NL:RBDHA:2025:1183

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
30 januari 2025
Publicatiedatum
31 januari 2025
Zaaknummer
09-240589-24
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van poging tot brandstichting en explosie door onvoldoende bewijs

In de zaak tegen de verdachte, geboren op [geboortedag] 2005 te [geboorteplaats], heeft de rechtbank Den Haag op 30 januari 2025 uitspraak gedaan. De verdachte werd beschuldigd van poging tot het teweegbrengen van een explosie en/of brandstichting. De tenlastelegging betrof het proberen te plakken van vuurwerk aan de ruit van een winkelpand, waarbij een rol tape met vingerafdrukken van de verdachte en een onbekende persoon werd aangetroffen. Tijdens de zitting op 16 januari 2025 pleitte de officier van justitie voor bewezenverklaring en eiste een gevangenisstraf van 302 dagen, waarvan 200 dagen voorwaardelijk, en een taakstraf van 120 uren. De verdediging vroeg om integrale vrijspraak.

De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was om de verdachte als dader aan te merken. De vingerafdruk van de verdachte op de rol tape werd niet als voldoende bewijs beschouwd, vooral omdat er ook een vingerafdruk van een onbekende persoon was aangetroffen. De rechtbank concludeerde dat er geen ander bewijs was dat de verdachte verbond aan het misdrijf. De getuigenverklaring van de vriendin van de verdachte, die stelde dat zij samen waren op het moment van het delict, werd niet weerlegd door het dossier. De rechtbank sprak de verdachte vrij van alle beschuldigingen en hefte het bevel tot voorlopige hechtenis op.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Meervoudige kamer jeugdstrafzaken
Parketnummer: 09-240589-24
Datum uitspraak: 30 januari 2025
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Den Haag in de zaak tegen de verdachte:
[de verdachte](hierna: de verdachte),
geboren op [geboortedag] 2005 te [geboorteplaats]
BRP-adres: [adres 1] , [postcode] [woonplaats] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

De strafzaak tegen de verdachte is inhoudelijk behandeld op de terechtzitting van 16 januari 2025.
De officier van justitie in deze zaak is mr. R.P. Tuinenburg en de advocaat van de verdachte is mr. J. van Beest te Den Haag. De verdachte is op de terechtzitting verschenen.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is - na wijziging van de tenlastelegging op de terechtzitting van 16 januari 2025 - ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 31 mei 2024 te ‘s-Gravenhage, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk brand te stichten en/of een ontploffing teweeg te brengen, terwijl daarvan gemeen gevaar voor het pand van de winkel ‘A&F Cosmetics’
gelegen op of aan het Hobbemaplein 52 en/of omliggende panden en/of de in die panden aanwezige goederen en/of personen, in elk geval gemeen gevaar voor goederen en of levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor de in die panden en/of nabijgelegen panden aanwezige personen en/of passanten, te duchten zou zijn,
- naar voornoemd pand is gegaan en/of
- een of meerdere stuk(ken) (knal)vuurwerk op de ruit van de winkel heeft geprobeerd te plakken en/of te plaatsen,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij in of omstreeks de periode van 14 mei 2024 tot en met 31 mei 2024 te ‘s-Gravenhage, althans in Nederland, ter voorbereiding van het misdrijf waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van acht jaren of meer is gesteld, te weten brandstichting en/of een ontploffing teweeg te brengen (art. 157 Wetboek van Strafrecht), opzettelijk voorwerpen, stoffen, te weten
- een rol tape
- een vuurwerkbom bestaande uit drie (aan elkaar bevestigde) Cobra’s 6, bestemd tot het begaan van dat misdrijf, heeft verworven en/of voorhanden heeft gehad;
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij op of omstreeks 31 mei 2024 te 's-Gravenhage ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [naam] te bedreigen met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling,
- naar voornoemd pand is gegaan en/of
- een of meerdere stuk(ken) (knal)vuurwerk op de ruit van de winkel heeft geprobeerd te plakken en/of te plaatsen,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.

3.De bewijsbeslissing

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft - op gronden als verwoord in zijn schriftelijk requisitoir -gerekwireerd tot bewezenverklaring van het primair tenlastegelegde.
De officier van justitie heeft, met toepassing van het reguliere strafrecht, gevorderd dat de verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 302 dagen, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht. De officier van justitie heeft gevorderd een gedeelte van 200 dagen gevangenisstraf voorwaardelijk op te leggen met een proeftijd van twee jaren. De officier van justitie heeft daarnaast een taakstraf van 120 uren gevorderd.
Op specifieke standpunten van de officier van justitie zal hierna, voor zover relevant, nader worden ingegaan.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft namens de verdachte integrale vrijspraak bepleit.
3.3
Vrijspraak
De rechtbank ziet zich voor de vraag gesteld of er voldoende bewijs is dat de verdachte als dader kan worden aangemerkt en de vraag of de rechtbank – buiten redelijke twijfel – ervan overtuigd is dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan. De rechtbank komt op grond van de volgende feiten en omstandigheden tot vrijspraak van de verdachte.
De feiten
Op basis van het dossier en hetgeen ter terechtzitting is besproken, kan het volgende worden vastgesteld. Op 31 mei 2024 om 01.57 uur heeft iemand geprobeerd om vuurwerk te plaatsen op de ruit van het winkelpand van A&F Cosmetics op het Hobbemaplein in Den Haag. De dader probeerde het vuurwerk met tape aan de ruit van het winkelpand vast te plakken. Hij werd betrapt door de eigenaar van de winkel, waarna hij om 01.58 uur is weggerend in de richting van de Boerenstraat. De dader heeft tijdens zijn vlucht de rol tape weggegooid. De rol tape is vervolgens door de eigenaar van de winkel veiliggesteld.
Het sporenonderzoek
De door de dader weggegooide rol tape is door de politie onderzocht op aanwezigheid van biologische en dactyloscopische sporen (vingerafdrukken). Op de binnenzijde van de rol tape werden twee dactyloscopische sporen gevonden (AAQN1447NL en AAON1448NL). Het spoor AAQN1447NL is niet herkend. Het spoor AAON1448NL blijkt afkomstig te zijn van de (linkerpink van de) verdachte. De verdachte is naar aanleiding van het aangetroffen spoor als verdachte aangemerkt en op 29 juli 2024 aangehouden.
Daderspoor
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vingerafdruk van de verdachte aan de binnenkant van de rol tape een daderspoor betreft. Hij gaat uit van het scenario dat het de verdachte is geweest die heeft geprobeerd om het vuurwerk te plaatsen.
Anders dan de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat de vingerafdruk van de verdachte aan de binnenkant van de rol tape niet zonder meer als daderspoor kan worden aangemerkt. Aan de binnenzijde van de rol tape waar het vingerspoor van de verdachte is aangetroffen, is immers ook een vingerspoor aangetroffen van een onbekend gebleven persoon. Uit het dossier volgt niet zonder meer bewijs dat het geïdentificeerde spoor van de verdachte eerder en alleen als daderspoor kan worden aangemerkt dan deze vingerafdruk van de onbekende persoon.
Op grond van alleen de vingerafdruk aan de binnenkant van de rol tape kan daarom niet reeds worden vastgesteld dat verdachte de dader is. Om tot die conclusie te kunnen komen, zal voldoende steun moeten worden gevonden in ander bewijs. De rechtbank is van oordeel dat dit bewijs ontbreekt.
Contra-indicaties daderschap verdachte
De verdachte heeft verklaard dat hij de hele nacht van 31 mei 2024 samen met zijn vriendin [vriendin] (hierna ook: de getuige) is geweest. De getuige heeft op 6 augustus 2024 bij de politie en ter terechtzitting van 16 januari 2025 verklaard dat zij de hele nacht van 31 mei 2024 samen met de verdachte was. Zij heeft verklaard dat zij die avond in Rotterdam was geweest en dat zij rond 23.30 uur bij haar woning aankwam aan de [adres 2] te Den Haag. Daar zat de verdachte op een bankje op haar te wachten. Vervolgens zijn zij samen de hond gaan uitlaten en hebben zij onderweg energydrank gehaald bij een winkel op de Hoefkade. Rond 01.00 uur waren zij weer bij haar thuis. De verdachte heeft toen een joint gedraaid en gerookt, vervolgens hebben zij samen nog een joint op het balkon gerookt en daarna zijn ze naar haar slaapkamer gegaan.
Ter onderbouwing van haar verklaring heeft de getuige een aantal foto’s en een Snapchat filmpje van de desbetreffende nacht aan de politie laten zien. Dit zijn foto’s en een filmpje die zijn gemaakt niet lang voor en niet lang na het tijdstip van het incident. De politie heeft onderzoek verricht om de authenticiteit van dit beeldmateriaal te controleren. De getoonde tijd en datum bij de eerste foto is 31 mei 2024 00.47 uur. Dit betreft een foto van een hond. De getoonde tijd en datum bij de tweede foto is 31 mei 2024 01.13 uur. Op deze foto is te zien dat de verdachte op een bank zit en dat hij een grijs trainingspak draagt. De getuige heeft verklaard dat dit bij haar thuis is. De politie komt op basis van het onderzoek tot de conclusie dat de getoonde data en tijden van de foto’s overeenkomen met de originele data en tijden van de foto’s. De datum en tijd van het Snapchat filmpje is 31 mei 2024 02.11 uur. Op dit filmpje is ook de verdachte te zien. De getuige heeft verklaard dat zij ten tijde van het filmpje samen in haar slaapkamer waren. De politie heeft de originele datum- en tijdsaanduiding van het filmpje niet kunnen controleren middels handmatig onderzoek in de telefoon van de getuige. Hiervoor was volgens de politie verder onderzoek aan de telefoon van de getuige op dit specifieke punt nodig, hetgeen blijkens het dossier kennelijk niet is gedaan.
Wel heeft de politie onderzoek gedaan naar de locatiegegevens van de telefoon van de verdachte op en rond de nacht van 31 mei 2024. Daaruit blijkt – uit het aanstralen van bepaalde masten - dat de telefoon van de verdachte op 31 mei 2024 van 00:01:25 uur tot 08:24:26 uur op het woonadres van zijn vriendin aanwezig was. De politie heeft verder onderzoek gedaan naar de historische verkeersgegevens van het telefoonnummer (+ [telefoonummer] ) van de verdachte. Daaruit blijkt dat het telefoonnummer op 31 mei 2024 omstreeks 02.00 uur geen verkeersgegevens maakte van het type data of gesprek, waardoor niet kon worden opgemaakt of het telefoonnummer ten tijde van het incident op het plaats delict was. De historische verkeersgegevens van het telefoonnummer (+ [telefoonnummer] ) van de vriendin van de verdachte zijn ook door de politie geanalyseerd. Geconcludeerd wordt dat haar telefoonnummer zich die avond in Rotterdam bevond en zich vervolgens naar Den Haag verplaatste. Ten tijde van het delict maakte het telefoonnummer geen gebruik van het netwerk.
Op basis van het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat de onder ede afgelegde verklaring van de getuige niet wordt weersproken door de inhoud van het dossier. De enkele stelling in het dossier dat de authenticiteit en daarmee het tijdstip (2.11 uur) van het Snapchat filmpje niet vaststaat is als weerlegging van de getuigenverklaring, zonder nadere onderbouwing, niet voldoende.
Gelet op de hiervoor geschetste feiten en omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat er geen (steun)bewijs in het dossier aanwezig is, naast het aantreffen van een vingerafdruk van de verdachte op de binnenkant van de rol tape. De rechtbank kan daarom niet met de vereiste voldoende mate van zekerheid vaststellen dat de verdachte degene is geweest die op 31 mei 2024 heeft geprobeerd om vuurwerk te plaatsen bij het winkelpand van A&F Cosmetics.
Conclusie
Het basis van het voorgaande komt de rechtbank tot de conclusie dat zij niet wettig en overtuigend bewezen acht dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het tenlastegelegde. De rechtbank zal de verdachte dan ook vrijspreken.
Deze beslissing brengt mee dat de voorwaardelijke verzoeken van de raadsman geen verdere bespreking behoeven.

4.De beslissing

De rechtbank:
vrijspraak
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij;
het bevel tot voorlopige hechtenis
heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. A.M.A. Keulen, kinderrechter, voorzitter,
mr. I.C. Kranenburg, rechter,
en mr. C.M. Koole, kinderrechter,
in tegenwoordigheid van
mr. E.D.C. Donker Ladrón de Guevara, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 30 januari 2025.