3.3Gebruikte bewijsmiddelen
De rechtbank komt tot een bewezenverklaring van het feit en heeft hierna de wettige bewijsmiddelen met de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden opgenomen.
Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van het proces-verbaal met het nummer PL1500-2024152756, van de politie eenheid Den Haag (doorgenummerd pagina 1 t/m 33).
De rechtbank gebruikt de volgende bewijsmiddelen:
1. Het proces-verbaal van aangifte van [naam], opgemaakt op 13 mei 2024, voor zover inhoudende (p. 5-9):
Ik doe aangifte van diefstal van mijn fiets. Ik hoorde het alarmgeluid van mijn fatbike. Ik zag toen dat een jongen op mijn fatbike wegfietste. De fiets heb ik ongeveer een maand of tien geleden gekocht.
2. Het proces-verbaal van aanhouding verdachte, opgemaakt op 14 mei 2024, voor zover inhoudende (p. 19-21):
Op 14 mei 2024 kreeg ik de opdracht om te gaan naar de kruising Amsterdamse Veerkade met het Spui te 's-Gravenhage. Op de kruising zou een aangever staan die zijn gestolen fatbike had aangetroffen. Tevens had de aangever een verdachte bij de weggenomen fatbike staan. Ik verbalisant [verbalisant], hield de verdachte staande en vroeg naar een geldig identiteitsbewijs. Ik zag dat de verdachte mij een Nederlands paspoort overhandigde en ik zag dat de verdachte genaamd bleek te zijn: [de verdachte], geboren op [geboortedag]-2005 te [geboorteplaats]. Uit controle bleek de aangetroffen fatbike inderdaad gesignaleerd te staan als gestolen.
3. De verklaring van de verdachte, afgelegd op de terechtzitting van 16 januari 2025, voor zover inhoudende:
Ik wilde een fatbike. Toevallig kwam ik op straat een paar jongens op een fatbike tegen. Ik vroeg aan deze jongens of zij wisten hoe ik aan een fatbike kon komen. Eén van deze jongens kwam later naar mij toe om mij een fatbike te verkopen. Ik kende hem niet. Helaas heb ik geen informatie over hem. Na een onderhandeling kwamen wij uit op een bedrag van 450,- euro. Ik vond het geen probleem dat er geen oplader bij de fiets zat. De fiets had geen slot en ook geen sleutel van de accu. Ik vertrouwde het wel.
Bewijsoverwegingen
De rechtbank ziet zich voor de vraag gesteld of er sprake is van opzetheling of van schuldheling.
De verdachte heeft bij de politie en ter terechtzitting verklaard dat hij de fatbike had gekocht van een onbekende jongen op straat. Hij weet niet wie dat is en hij weet niet hoe diegene aan de fatbike kwam die hij aan de verdachte verkocht. Hij heeft er naar eigen zeggen
€ 450,- voor betaald en er niet aan gedacht dat die fiets wellicht van diefstal afkomstig kon zijn. De rechtbank acht, gelet op deze verklaring en bij gebrek aan stukken in het dossier die de verklaring van de verdachte weerspreken, niet bewezen dat verdachte wist dat de fatbike gestolen was. Opzetheling kan daarom niet bewezen worden verklaard.
Bij schuldheling gaat het er om of de verdachte ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van het goed redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het goed door misdrijf was verkregen. Er is daarbij sprake van een zogenoemde onderzoeks- of vergewisplicht. Dat betekent dat de omstandigheden waaronder een goed wordt verkregen een onderzoeksplicht kunnen doen ontstaan naar de herkomst van dat goed. Als de verdachte daarin in ernstige mate tekort is geschoten, is sprake van de voor schuldheling vereiste aanmerkelijke of grove onvoorzichtigheid. Daaruit kan dan worden afgeleid dat de verdachte redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het goed door misdrijf is verkregen.
In dit geval wist de verdachte dat er geen oplader bij de fatbike zat. Ook wist hij dat de fatbike geen slot had en dat de sleutel van de accu ontbrak. Hij heeft voor een fatbike van nog geen jaar oud een laag bedrag betaald aan een onbekend persoon op straat. Van deze persoon weet de verdachte geen naam, telefoonnummer of andere contactgegevens.
Al deze omstandigheden in hun onderlinge samenhang bezien, hadden de verdachte tot meer voorzichtigheid moeten aansporen. Zij maken dat van hem mocht worden gevraagd dat hij onderzoek zou doen naar de herkomst van de fatbike. Dat heeft de verdachte nagelaten.
Nu de verdachte geen enkel onderzoek of navraag heeft gedaan, is hij tekort geschoten in zijn onderzoeksplicht. De rechtbank is van oordeel dat er door de hiervoor weergegeven omstandigheden sprake is van schuldheling. De jeugdige leeftijd van de verdachte maakt dit naar het oordeel van de rechtbank niet anders.
Conclusie
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan schuldheling van de fatbike.