ECLI:NL:RBDHA:2025:1176
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van het niet in behandeling nemen van een asielaanvraag op basis van de Dublinverordening
In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedaan op 31 januari 2025, wordt het beroep van eiser tegen het niet in behandeling nemen van zijn asielaanvraag beoordeeld. De minister van Asiel en Migratie had de aanvraag met het besluit van 6 december 2024 niet in behandeling genomen, omdat Oostenrijk verantwoordelijk werd geacht voor de aanvraag op basis van de Dublinverordening. De rechtbank oordeelt dat de stelling van eiser, dat zijn asielaanvraag ten onrechte niet in behandeling is genomen, niet onderbouwd is. De rechtbank heeft op grond van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting. Eiser had op 28 november 2024 een enkele beroepsgrond ingediend, maar heeft geen nadere gronden aangevoerd na een verzoek van de griffie om dit te herstellen. De rechtbank concludeert dat het bestreden besluit voldoende duidelijk maakt waarom Oostenrijk verantwoordelijk is voor de asielaanvraag en waarom de minister geen aanleiding heeft gezien om de aanvraag zelf in behandeling te nemen. De beroepsgrond van eiser slaagt niet, en het beroep wordt kennelijk ongegrond verklaard. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. C.H. de Groot, rechter, en openbaar gemaakt via rechtspraak.nl.