Eisers bestrijden echter terecht het standpunt van het college dat wordt voldaan aan artikel 13.2.2, aanhef en onder a, van de planregels. De rechtbank overweegt hierover het volgende.
Artikel 13.2.2, aanhef en onder a, van de planregels vereist dat de vrije windvang van de molen door nieuw op te richten bebouwing niet verder wordt beperkt. De rechtbank volgt het college niet in zijn standpunt dat met deze bepaling is bedoeld dat geen sprake mag zijn van een
onevenredigebeperking van de vrije windvang. De tekst van het bestemmingsplan en de toelichting hierbij, bieden geen steun aan dit standpunt van het college. Op grond van vaste rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State moeten regels van een bestemmingsplan omwille van de rechtszekerheid letterlijk worden uitgelegd. Dat betekent dat in dit geval van deze binnenplanse afwijkingsmogelijkheid geen gebruik gemaakt kan worden als de vrije windvang van de molen door een bouwplan verder wordt beperkt dan door de reeds aanwezige bebouwing, ook als die verdere beperking slechts gering is.
De rechtbank volgt het college niet in zijn standpunt dat artikel 13.2.2, aanhef en onder a, van het bestemmingsplan bij een letterlijke lezing zinledig zou zijn, omdat er dan feitelijk niets meer gebouwd mag worden binnen de molenbiotoop. Artikel 13.2.2, aanhef en onder a, van het bestemmingsplan biedt immers ook bij een letterlijke lezing de ruimte om af te wijken van de beperkende bouwvoorschriften uit artikel 13.2.1 van het bestemmingsplan, mits het zicht op de molen en de vrije windvang hierdoor niet verder worden beperkt.
Niet in geschil is dat het bouwplan voorziet in bebouwing die hoger is dan de momenteel aanwezige bebouwing. Uit het advies van [adviesbureau] volgt dat de vrije windvang van de molen als gevolg hiervan verder wordt beperkt. [adviesbureau] concludeert dat het effect van het bouwplan op de vrije windvang, zal leiden tot een reductie van het aantal maaluren van de molen van maximaal 1%. Hoewel partijen van mening verschillen over de precieze effecten van het bouwplan op de vrije windvang van de molen – volgens het college en vergunninghoudster is het effect mogelijk kleiner dan waar [adviesbureau] van uitgaat, terwijl eisers juist betogen dat het effect groter zal zijn – volgt uit het advies van [adviesbureau] dat de voorziene bebouwing in ieder geval enig negatief effect zal hebben op de vrije windvang van de molen ten opzichte van de bestaande situatie. Dat betekent dat er op grond van dit advies van uit gegaan moet worden dat het bouwplan zal leiden tot een verdere beperking van de vrije windvang van de molen, zodat niet wordt voldaan aan artikel 13.2.2, aanhef en onder a, van het bestemmingsplan. Het college heeft daarom met verwijzing naar het advies van [adviesbureau] ten onrechte gebruik gemaakt van die bepaling om af te wijken van het bestemmingsplan. De rechtbank volgt het college niet voor zover het zich op het standpunt heeft gesteld dat de afname van de vrije windvang als gevolg van de nieuwe bebouwing wordt gecompenseerd door het slopen van nabij het bouwplan gelegen bebouwing, nu dit standpunt niet is onderbouwd met objectieve en controleerbare gegevens.
Het betoog van eisers slaagt.