ECLI:NL:RBDHA:2025:1175
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- A.W.C.M. van Emmerik
- M.J. Tijnagel
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek voorlopige voorziening asielaanvraag en proceskostenveroordeling
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 31 januari 2025 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening in het kader van een asielaanvraag. Verzoekster, die samen met haar minderjarige kinderen een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd had aangevraagd, kreeg op 15 mei 2024 te horen dat haar aanvraag door de minister van Asiel en Migratie als kennelijk ongegrond was afgewezen. Hierop heeft verzoekster beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening. De zitting vond plaats op 27 juni 2024, waarbij verzoekster werd bijgestaan door een tolk en haar gemachtigde, mr. P.A.J. Mulders. De minister werd vertegenwoordigd door mr. P. Zijlstra.
De voorzieningenrechter heeft in zijn overwegingen vastgesteld dat er op dezelfde dag een uitspraak is gedaan in de bodemzaak, zaaknummer NL24.21602, waardoor de noodzaak voor een voorlopige voorziening niet meer aanwezig was. Het verzoek om een voorlopige voorziening werd dan ook afgewezen. Echter, de voorzieningenrechter heeft de minister wel veroordeeld in de proceskosten die verzoekster heeft gemaakt. Deze kosten zijn vastgesteld op € 907,-, gebaseerd op het Besluit proceskosten bestuursrecht, voor de rechtsbijstand verleend door een derde.
De uitspraak is gedaan door mr. A.W.C.M. van Emmerik, in aanwezigheid van griffier mr. M.J. Tijnagel, en is openbaar gemaakt via een geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.